Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 19(1909)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 112] [p. 112] Intieme verzen door J. Reddingius. [I] Voor A.N.-R. 't Is meer dan dertig jaren sinds gij vloodt uit dit heel droeve leven, donkre leven, maar zoo veel liefs is mij nabijgebleven dat het mij is als sloeg vandaag de dood. Ik weet gij deedt in al uw daden groot, vroegt om geen loon, maar hebt blij-rijk gegeven schatten van heil, hoog-heerlijk en verheven, wanneer uw hart zich als een bloem ontsloot. 's Is meer dan dertig jaar, nog spreekt de faam in dat klein dorp, dat eenzaam ligt verlaten in woestenij waar door ik zwervend ging. Mij was 't of zacht een stem mij zeide: Zing van hem, die liefde, leefde zonder haten, zoo menig mensch stil zegent nóg zijn naam. [pagina 113] [p. 113] Laat mij dan denken aan die blijde dagen, toen ik u zag, zooals een kind kan zien, dat vrijheid vond zijn schatten u te biên voordat uw mond om dit of dat kon vragen. Gij waart zijn vriend, trouwer dan andre liên hebt gij uw kind voorzichtig-zacht gedragen hoog op uw arm langs geurend groene hagen, niet denkend aan der uren haastig vliên. Uw tuin dat was uw hemel en gij vondt weer nieuwen moed tot willen en tot werken. Gij weest uw kleintje naar de volle perken, beschaduwd-half of gansch-en-al bezond, dàn kwamen lachjes lichten in uw oogen, die in een droom van liefde zich bewogen. [pagina 114] [p. 114] [II] Voor Hein. Wij menschen lijden allen, moeten lijden, en niemand weet wat nog in 't end ons wacht, weet gij nog, vriend, hoe eens wij zaten, zacht, zacht van gemoed, wij zwijgend met ons beiden.... In dat vertrek waar liefste's lach en pracht opleefde licht, wanneer zij loopend glijden kwam langs ons heen, zoo mooi, zoo jong, bij tijden leef ik dien dans nog in mijn diepsten nacht. Wij moeten sterk zijn, vriend, en wilssterk rijzen en 't lied doen klinken dat een God ons geeft, gij waart den Goden trouw, die zingen bleeft uw machtig-zware, welgeweten wijzen. Ik hoorde uw verzen klinken door mijn woning en wist me een prins bij prinselijker koning. [pagina 115] [p. 115] Ik denk te sterven telkens als na dagen van licht en blijheid in gevoelloosheid mijn matte ziel in dieper nachten glijdt dan de aardsche nachten, die wij wakend dragen. Zooals een schip geteisterd door de vlagen, zooals een hert, vervolgd, dat smarten lijdt, zóó ben ik dan tot trots ik weder strijd en niet meer geef om boozen, die belagen. Ik denk te sterven vaak, maar als ik denk aan het groot wonder dat mij leven doet, dan lach ik zacht en 't leed vliedt in een zucht. Droomvrouw, verheven, nader zacht en wenk, ik ijl u toe, die àl vergeten doet, want alles is zoo leeg en zoo geducht. Vorige Volgende