Het antwoord hierop is: Inderdaad, door zeer vroegen invoer van Oostersche nijverheidsprodukten.
pl. 2. moderne noorsche huisvlijt.
In 't bronstijdperk reeds schijnen voor 't eerst, tot dusver in 't Noorden onbekende kleeding en sieraden ingevoerd te zijn, waarvan men den oorsprong door de verschillende landen van Europa heen, tot in Azië kan nagaan. Want uit den grond opgedolven voorwerpen in verschillende gebieden van Europa hebben als het ware een lijn geteekend, waar langs het vroege verkeer plaats greep. Op de eene plaats meer, op de andere minder is uit de thans op die plaatsen beoefende huisvlijt verwantschap te bespeuren met dezen vroegen invloed. Hier ligt het geheim van de treffende overeenkomst tusschen veel Noorsch werk en dat van Hongarijë bijv., waar dezelfde Oostersche kleuren en teekeningen als die nu ook nog in Egypte gevonden worden, zich handhaafden.
Men zie in dit verband de met geometrische ornamentatie versierde kleedjes op plaat I; het kleedje met de menschenpoppen, in niet zeer karakteristieken vorm, zooals ze bij alle primitieve volkren in hun oudste sierkunst voorkomen, is slechts belangwekkend als eigenaardig voorbeeld van behoudendheid in de overigens zoo ontwikkelde huisvlijt.
pl. 3. weefwerk.
Zoo heeft dus reeds zeer vroeg 't verkeer - een communicatie die men in belangrijkheid gewoon is te onderschatten - de eigenaardige Oostersche kleur-combinatie groen, rood, geel, bruin ook in 't Noorden gebracht. De behoudendheid van 't Noorsche landvolk alweer (aan de kust toch doet en deed men weinig aan huisvlijt) die deze kleuren tot op dit oogenblik bewaarde, zoodat nu weefsels uit Egypte en uit Noorwegen een volslagen overeenkomst kunnen vertoonen. De oudste motieven - ontleend aan de voorwerpen, waarmee men, door tegen elkaar wrijving vuur maakte - die vooral de prachtige oude stijlvolle weefsels beheerschten, treffen we, gewijzigd, in de tegenwoordige handweefkunst aan. Ook het oude gebruik, de woningen van binnen met het eigen-gemaakte weefwerk te behangen, bleef bewaard.
Mocht men door de Orientaalsche herinneringen in de Noorsche huisvlijt een oogenblik den bewoner en het landsverleden uit 't oog verliezen, er is te veel wat zich toch als zeer karakteristiek-eigen opdringt.
Het aspect van 't land, het sombere grootsche, moest het wezen van den bewoner in zijn kunst beïnvloeden. Het hout is in Noorwegen 't aangewezen materiaal; het houten kerkgebouw was het geëigende en meest voor de hand liggende gebied voor toegepaste kunst. De kerkdeuren vooral werden overladen met beeldhouwwerk, uitingen van den kunstzin der landbewoners. Deze kerkdeuren zijn alle wat de verhouding der afmetingen betreft, eenvormig: een zeer nauwe deuropening, waaromheen een lijst van beeldhouwwerk. Om 't gevaar bij brand dat die nauwe openingen teweeg brachten, werden deze prachtige deuren - die een volmaakt beeld gaven in hun talrijkheid en afwisseling van den vroegeren hoogen trap van handwerkskunst - door andere vervangen. In musea zijn ze hier en daar opgesteld.
Het snijwerk is zeer uiteenloopend. Om een indruk te geven tot welke schitterende ornamentale concepties men kwam, geven we hier de afbeelding van de deur der Tuftkerk in Sandsver (plaat 7). Zooals men kan zien, zijn de kapiteelen geschonden en is het