Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 19

[p. 182]

O dooi-wind!
door
Hein Boeken.

O dooi-wind, dooi-wind, dooi, o wind, o dooi!

Gij, die van 't Zuiden aanvliegt, maak o maak

Dat al, wat stokte, weer op gang geraak',

Dat al wat dor is, word' weer mooi, o mooi!

- Ik ruik den geur alreê van gras en hooi

Uit gras en zooi - en dat weer 't al ontwaak

Tot nieuw muziek en zangerig vermaak,

Dat ook ik zelf uit kille koude ontdooi!

Ik zie u vliegen voor de grauwe maan

In wilde jacht van draderige wolken,

Al voort, al voort - wat is het dat u jaagt?

Hoe lief dat gij verlaat de blauwe baan

Der zuider zee, tot troost der noordsche volken.

En lokt u niet wat gij in't Zuiden zaagt?