Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 18(1908)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 255] [p. 255] Op, op ter jonkvrouw. Door Hein Boeken. I. Dit pad gaat steiler op. Hoe maklijk ging het Van 't dal hier-heen. Zie, hoe de Jonkvrouw rijst, Hoe wit haar kop in 't blauw staat en van ijs 't Stug pantser haar de borst benauwt, geen ding het Opglooiende van hals en schoud'r omkreitst Tot troost of lieve siering. O ik zing het Van juubling uit nu reeds in steigering het Steilst pad mijn ziel in haar gedacht bereist. Schoon was 't in 't dal en lieflijke gedachten, Ze voerden ons tot herders-hut en kluis. Glim-lachend gingen wij en 't was of wachtte Schoonste intrek ons en liefelijkst tehuis. Hoe, nu 'k u nood tot vriezende eenzaamheden, Waar de aadlaar huist, geen mensch, noch liefde-beden? [pagina 256] [p. 256] II. O zingend dal van water-val en wouden, En lente-boomgaard, waar 't gevogelt huist, Dat, schoon de stroom in luide joeling bruischt, Veel luider schalt door vreugd, die nesten bouwde. Lokt niet ook 't stadjen en 't ver-ingeschouwde Dal-vlak, van kronkelenden stroom doorkruist, Of dichter-bij die gaarde en waar het huis 't Loof-werk omwingert? Lokt 't niet meer dan koude En kilte van het eenzaam berg-landschap, Waar, koningin van volken-looze leegte, De Jonkvrouw heerscht, bij zon-licht en maan-nacht? Op, op! - Ja 't lokt, - maar wàt is 't dat mijn stap Op-stuwt, naar waar ik niet weet wat ik kreeg te Genieten? Volgt gij dezes drangs al-macht? Wengen, Mei 1907. Vorige Volgende