voor kunstenaars, die door de bijzondere kwaliteiten der verschillende procede's, juist eene van deze kozen ter weergeving hunner gedachten. Slechts gebonden aan de eischen, die het materiaal stelt, konden zij in de zachte Solenhofensche steen, in het harde koper, in de vernis der etsplaat, of in het palm- of peerenhout zich uiten geheel vrij naar hunne vermogens en verlangens, terwijl het mogelijk was, dank zij deze procedé's, meerdere gelijkvormige afbeeldsels, te maken.
Maar helaas èn door den geest van den tijd èn door de mechanische reproductie worden de levensvoorwaarden voor deze categorie van kunstuitingen hoe langer hoe moeilijker.
Waar het vroeger gebruikelijk was portretten van jubileerenden in gravure voor het nageslacht vast te leggen, daar stelt men zich nu te vreden met een lichtdruk naar fotografie; waar men er voorheen waarde aan hechtte een bijzonder feit in lithografische reproductie geboekstaafd te zien, daar is men thans content met een zinco naar pen of krijtteekening.
Is de smaak der menschen zoo gedegradeerd, of is het louter om der zuinigheids-wille, en zou men toch nog wel iets voelen voor een oorspronkelijke litho, ets of houtsnede? Ik vermoed het laatste, maar bezwaarlijk kan men van kunstenaars verwachten dat zij hun kostbaren tijd geven, en bovendien den risico dragen, dat deze verloren is, daar zij zelf meestentijds niet de geschikte personen zijn om hun werk te exploiteeren.
De etsclub destijds in dien geest opgericht, kon helaas noch in enkele reproductieve kunst, noch zelfs na bijvoeging van zwart en wit haar bestaan handhaven. En de kunstenaars, die uit hun zelf zich gedrongen gevoelden een der veelvuldigingstechnieken voor hun werk te benutten, ook zij staakten na korten tijd den proef.
Waarom verschijnen er geen zonnige kleurlitho's meer van Hart-Nibbrig, waarom geen ‘witte angora konijnen’ of ‘zilverreigers’ van Hoytema, waarom geen ‘pauwenveertjes’ van Lion Cachet, geen litho's, zooals Derkinderen wel eens gegeven heeft. Waarom vernamen wij onlangs, dat Veldheer de burijn voor het penseel verwisseld had, waarom bevat de graveerklasse der Akademie slechts enkele leerlingen? Deels een uitvloeisel van den tijd wellicht, die goedkoop surrogaat, boven echt prefereert, maar deels ook gebrek aan initiatief van hen, die de kunst voorstaan, ten minste zeggen of meenen dit te doen en toch déze zaak voorbijzien. Ja wij weten, enkele kunsthandels geven etsen uit, andere uitgevers publiceeren een enkele maal litho's, houtsneden of gravuren, maar hoe luttel is dit, in vergelijking met wat er gedaan kon worden voor het goed recht der reproductieve kunsten.
Ligt het niet op den weg van kunstvereenigingen, van kunstminnaars en kunsttijdschriften zelfs om in deze mede te werken, het publiek te doen zien, dat een origineele litho, ets, gravure, of houtsnede duizendmaal beter is dan een zinco naar krijtteekening, een chem grafie of iets van dien aard, dat dit veel echter en zuiverder werk is?
Met hoeveel vreugde werden niet destijds de platen der Kroniek, de portretten van Veth, de litho's van Bauer, Haverman, Derkinderen en Toorop begroet. Hoe ziet men niet verlangend uit naar de origineele bijlage van de Gazette des Beaux-Arts.
Is dit alles ten onzent tegenwoordig onmogelijk en onoverkomelijk? Met een gepaste dosis optimisme betwijfelen wij het nog steeds en zullen onzerzijds zeker niet nalaten voor de bestaanbaarheid der reproductieve kunsten, in deze, als geheel op zichzelf staande kunstuitingen te strijden en te ijveren.
R.W.P. Jr.