entegen is, dat de mensch van intellect, en schoonheidszin, zich aangetrokken gevoelende tot een of ander ambachtsuiting, in samenwerking en overleg met hem wiens dagelijksche werk het is, iets kan maken, dat boven het gewone niveau zich verheft, dat worden kan een kunstwerk in zijn soort. Noodig is natuurlijk, dat hij de eischen van het métier kent, en hoe beter hij die meester is, des te zekerder kan hij op zijn doel afgaan, wetende wat de moeilijk te omzeilen klippen zijn, en op welke wijze hij de beste resultaten bereiken kan, zonder de techniek noodeloos geweld aan te doen; want o men kan zoo gemakkelijk beweren dat iets zus of zoo beter zou zijn, wat bij grondige kennis van het vak blijkt op technische moeilijkheden af te stuiten.
Als men zich dan ook maar niet inbeeldt, of voorstelt, door zijn bemoeiingen het ambacht en de waarde hiervan weer in eere te herstellen; dan kan uit de samenwerking van kunstenaar en vakman wel iets voortkomen dat ons doet zien, wat het handwerk vermag te geven, wanneer het door smaak en kunstgevoel geleid wordt. En zoo wij hopen, kunnen die voorbeelden dan weder dienen, om den ambachtsman zelf weer wat liefde voor zijn vak te schenken, om hem de mogelijkheid voor oogen te stellen, dat er ook betere dingen dan het alledaagsche te maken zijn. Maar een waarlijke herleving van het ambacht zal noodzakelijk van hem zelf moeten uitgaan, door meerdere kennis, meerdere ontwikkeling, gepaard aan zijne praktische ervaringen. Nu zijn heden ten dage deze laatste wel niet altijd even groot en is de geest van oppervlakkigheid uit den tegenwoordigen tijd den ambachtsman ook niet vreemd, maar deze zwakke broeders blijven buiten rekening, van hen is toch in geen enkel opzicht iets te verwachten. Wij moeten evenmin de mannen hebben, die alleen hun werk doen, omdat het geldelijk voordeel geeft, en hun ambacht dra vaarwel zeggen, zoo spoedig zij in een ander, een lucratiever of aangenamer werkkring vinden, maar hen, die er iets voor voelen, er een eer in stellen hun werk zoo goed en zoo mooi mogelijk te doen. Wij zoeken hen, die vóór alles een ambacht uitoefenen, omdat ze er pleizier in hebben; al missen zij dan een gevoel voor schoone vormen en lijnen, toch zal dan de liefde voor hun vak hen drijven tot meerdere kennis en zullen zij leeren waardeeren de meesterstukken, in vroeger dagen door hunne vakgenooten gemaakt en hierin een aansporing vinden om aan hunne praktische kennis door vormenschoonheid een beschaving te geven, waardoor hun werk dan weer de bekoring krijgt, die van ware ambachtskunst uitgaat! Ik geloof, dat het noodig is, beide richtingen goed van elkander gescheiden te houden, juist nu de begripsverwarring hierover bij velen nog al groot is.
Dit doet echter niets af aan de waarde en belangrijkheid van hen, die de décadence van het ambacht voelden en naar iets beters, iets schooners wilden trachten en Morris, de baanbreker, vermindert daarom dan ook in geen enkel opzicht. Hij is de man geweest die o.m. heeft doen zien, dat een boek een genoegelijker, smakelijker, fraaier uiterlijk kon hebben dan men langen tijd meende, maar al had hij zich dan ook nog zoo met het métier vertrouwd gemaakt, om te kunnen weten, waarin hij verbeteringen kon aanbrengen, toch valt, wat hij gedaan heeft o.i., buiten het terrein der ambachtskunst, en zal zijn werk den ambachtsman ten slotte iets onbereikbaars toeschijnen.
Morris' streven en pogen heeft echter zeer zeker zijn nut gehad; het heeft velen eens doen zien dat er van het boek wel degelijk iets te maken was, en dat de schoonheid uit vroeger dagen niet louter beschouwd behoefde te worden als een herinnering uit tijden die voorbij waren en niet weer terugkeeren. Hij heeft ze wakker geschud de mannen, die gevoelig voor schoonheid in boekkunst, hieraan mede hunne krachten gingen wijden, die voort gingen bouwen op zijne denkbeelden vooral en die ons geven zouden de resultaten van hun eigen streven, verschillend naar hun persoonlijken aard, maar in zich dragend de beginselen van den grooten voorganger.
Zoo moeten we hem aanzien geloof ik; ‘als een kamper,’ zegt Emm. de Bom, maar dan toch een kamper die niet alleen gevochten heeft tegen vastgeroeste tradities, tegen onwil en onmacht, tegen wansmaak en