| |
| |
| |
Nederlandsche lustverblijven
door K. Sluyterman.
I. Middachten.
Wie de Middachter-allee kent, zal zich herinneren dat ongeveer halfweg deze laan, een zijlaan, - haast niet minder statig, - oostwaarts, en dan aan het einde met een kleine ombuiging naar een belommerd plein voert, door stalgebouwen omsloten.
Een brug aan de overzijde van dit voorplein leidt onmiddellijk tot het eigenlijke kasteel dat men massief en trotsch uit de slotgracht ziet oprijzen; den blauwen standaard der Bentincks in top.
Volgens oude afbeeldingen moet deze slotbrug afgesloten zijn geweest door een poort met hoektorens.
gezicht op het kasteel middachten van uit het rosarium. foto marie bijl, steenwijk.
Rechts en links van het plein langs de beide z.g. bouwhuizen voeren een paar schilderachtig begroeide bruggen over de buitengracht naar den tuin, welke in streng symetrischen stijl gehouden, in den geest van de Fransche tuinen uit het tijdvak van Le Nôtre het kloeke kasteel op zeer decoratieve wijze omlijst.
De vlakke bodem sloot den aanleg van rijen opeenvolgende terrassen hier uit, maar daarentegen zijn de ‘parterres’ of ornamentale bloemperken door eenigszins verhoogde taluds omvat welke de vierkant gehouden slotgracht insluiten.
Ten oosten en ten westen van deze parterres grenzen de eigenlijke bloemtuinen, de wandelparken met rosarium, oranjerieën en boomgaard, terwijl in navolging van de historische tuinen ook een ‘doolhof’ wordt aangetroffen van beukenheggen geplant.
Van deze tui-
| |
| |
een der bastions in de slotgracht. foto marie bijl, steenwijk.
nen dalen een paar treden af naar het eigenlijke ‘parterre de-brôderie, een open ornamentale aanleg ten zuiden van het Huis, en van waaruit men, door boomgroepen omlijst, een heerlijk vergezicht over den IJssel en de omliggende landstreek geniet.
Met veel smaak is begrepen dat de aanleg van den tuin welke onmiddellijk aan het Huis - of liever gezegd, aan de vierkante gracht daaromheen - aansluit in harmonie had te zijn met de architectonische lijnen van het gebouw en dat de strenge symmetrie verband houdt met den bouwstijl van de huizinge zelf.
Maar daarbij heeft de tuinarchitect zorg gedragen, dat het omliggende park, vrijer van aanleg, zich ook evenzeer op een meer ongezochte wijze met de silhouet van het landschap daarbuiten vereenigt, terwijl een hooge muur rondom, door sierlijke ijzeren hekken onderbroken, het vrije, het intieme van den eigenlijken binnentuin waarborgt.
het rosarium met zonnewijzer. foto marie bijl, steenwijk.
De tuin van Middachten is dus zoover de gesteldheid van het terrein het toeliet geïn-
| |
| |
parterre vóór de oranjerie. foto marie bijl, steenwijk.
spireerd op den Franschen tuin-aanleg van de XVII de eeuw, en is het werk van den heer Hugo Poortman te Weldam bij Goor.
Een enkel algemeen woord over tuin-architectuur en over het werk van Le Nôtre, en zijn geheel bizonderen stijl vinde hier een plaats.
Al moge deze kunstenaar zijn voortreffelijk stelsel tot het uiterste hebben gedreven, wie de tuinen kent van de Tuillerieën, de parken van Versailles of Saint-Cloud moet wel de overtuiging hebben dat in zijn statige lanen, zijn uitgestrekte gazons en vernuftige waterwerken een grootheid van stijl zijn gelegen, na hem nog niet overtroffen.
Statig en plechtig zijn de parken in zijn geest en zoo passend in overeenstemming met de hoofsche manieren van dat tijdvak. De lange rechte lanen, de stijf gesnoeide hagen, de volgens meetkundige lijnen aangelegde parken, de uitgestrekte terrassen, zij hebben allen datzelfde karakter van deftigheid en het lijkt wel of zelfs heesters en boomen zich voegen naar de regelen der etiquette die het hofleven van dien tijd kenmerken. De boomen zijn geknipt als rechte muren, of wel verwerkt tot, meer pretentieuse dan mooie, architectonische vormen. Zij gelijken op portieken, gewelven en sombere straten, of op geheimzinnige cellen en grotten.
Heesters nemen de vormen aan van obelisken, van pyramiden, van monumenten, van allerlei dieren! Doolhoven leiden den wandelaar naar verborgen schuilhoeken; om de oevers van regelmatige vijvers groepeeren zich caryatiden of mythologische beelden; en eindelijk rust het oog op stijf-vierkante of rechthoekige bloemperken, welker beplantingen nabootsingen zijn van tapijten en borduurwerken.
Stijf, regelmatig zijn de platte gronden van Le Nôtre's tuinen en als men de afbeeldingen ziet op oude gravures, dan vertoonen deze plannen al zeer weinig aantrekkelijks....
Maar toef eenmaal als wandelaar in de
| |
| |
gezicht van uit het kasteel over het parterre-de-brôderie. foto marie bijl, steenwijk.
tuinen, treed uit de schaduw van een donkere laan op een frisch groen en helder verlicht gazon, of dool langs de gebogen wegen, die u naar een bekken voeren waarin zwanen zich spiegelen, onder het lommer van statige cypressen en waar klaterende fonteinen sprankelen in het zonlicht, zie, daar wordt uw indruk wel een geheel andere: de perspectief ontneemt aan de streng meetkunstige lijnen hun stijfheid; de boomen, de struiken, de bloemen verlevendigen het strakke, en de dorheid van de op papier ontworpen lijnen lost zich op in een spel van kleuren, van licht en schaduw. Zonder dat de hand des ontwerpers meer in het oog valt, komt men door de orde, de rust, de grootheid van het geheel, onder den indruk van zijn genialen opzet.
Het werk van Le Nôtre is zuiver de afspiegeling van het pompeuse koningschap van Lodewijk den Veertienden, en verdient allerminst de geringschatting welke men pleegt te hebben voor het stijve en vormelijke in zijn werk.
Niet tot Frankrijk alleen bleef deze stijl beperkt.
Om alle vorstelijke verblijven in Europa werden weldra deze regelmatige parken aangelegd, en de Engelsche tuinen uit den tijd der Stuarts en van Willem den Derden zijn volgens hetzelfde plan ontworpen.
Maar reeds in de XVIIIde eeuw begon er een reactie die zich kantte tegen den formeelen tuinaanleg en het was aan den invloed van den Engelschen tuinarchitect William Kent te danken, dat de systemen door Le Nôtre bedacht werden losgelaten, en men langzamerhand aan den Landschap-stijl in de tuinkunst de voorkeur ging geven.
Veel invloed had hierbij het feit dat (omstreeks 1750) van de hand van den architect Chambers een werk verscheen over de tuinbouwkunst der Chineezen, een werk dat zooveel onthullingen bevatte omtrent den hoogen trap, waarop deze kunst in het Oosten reeds eeuwen en eeuwen had gestaan, dat de
| |
| |
Chineesche tuin van toen af toongevend werd.
gezicht over het rosarium. foto marie bijl, steenwijk.
Onregelmatigheid, het tegenovergestelde dus wel van de opvatting in den Franschen tuin, stond bij de Chineezen op den voorgrond. Nabootsing van de natuur, een min of meer gekunstelde reproductie van het landschap was hier het uitgangspunt en het schijnt niet onmogelijk dat het een godsdienstige overweging was die dit volk er toe leidde hun woningen te omgeven met de afbeeldingen van de verwijderde bergen, vanwaar hun voorouders gekomenwaren.
Er bestaan overleveringen, zéér oud, - maar ook van zeer twijfelachtige betrouwbaarheid, omstreeks 1100 v.Chr., waarin reeds gewaagd wordt van fantastische tuinen van Chineesche keizers, die van dertig tot vijftig mijlen in omtrek zouden zijn geweest en waarin dertigduizend tuinlieden aan het werk waren!
Het onderscheid met den Europeeschen tuin valt het meest in het oog door het ontbreken van ruime lanen, want het terrein is geheel verdeeld om een groote verscheidenheid te kunnen bieden van tafereelen en fragmenten van landschappen en de schoonheid van den Chineeschen tuin moet hoofdzakelijk bestaan in de veelheid en de verscheidenheid van deze tafereelen, welke op hun beurt uitdrukking moeten geven aan verschillende gewaarwordingen. En deze gemoedsaandoeningen zijn die van vroolijkheid, van ontsteltenis of van bekoring.
De romantische schilderschool der XVIIIde eeuw vooral heeft van dit laatste denkbeeld gebruik gemaakt, en de tuinscènes van Boucher, Watteau en zijn tijdgenooten zijn geheel in overeenstemming met het gekunstelde landschap.
Want kunstgrepen waren groote factoren bij de samenstelling van den Chineeschen tuin
Zij lieten bijvoorbeeld een snelle rivier of bruischenden stroom onder den grond doorgaan, opdat het donderend geweld van het water gehoord zou worden op een plaats waar men de nabijheid van water onmogelijkachtte, of wel zij plaatsten rotsen, gebouwen en andere voorwerpen op zoodanige wijze dat als de wind er door heen blies men de vreemdsoortigste en angstigste geluiden hoorden.
Dan weêr gebruikten zij in hun compositiën zonderlinge boomen of planten, en de vreemste vogels of gedrochtelijke dieren, en maakten kunstmatige echos. Een andermaal stelden hun ‘Tuinen der Verschrikking’ gevaarlijke overhangende rotsblokken voor waartusschen onheilspellende kloven, en lieten zij onstuimige
| |
| |
watervallen van kunstmatig gegroepeerde bergen storten. Hun boomen waren misvormd en schenen gebroken door de woede der elementen; en ginds zag men ze men ontworteld als waren zij medegesleurd door het geweld van den stroom, of half verbrand en vaneen gespleten als door den bliksem getroffen. Eenige van hun gebouwen stelden voor in puin te storten of half verteerd te zijn door het vuur, en armzalige hutten hier en daar over de bergen verspreid moesten wijzen op het treurige lot en de diepe ellende van denkbeeldige bewoners. Met het geraffineerd begrip van kontrasten, den oosterling eigen, ontwierpen ze plotselinge overgangen, groote tegenstellingen van vorm, lijn en kleur.
Op de meest beperkte ruimten volgen plotseling eindelooze vergezichten; sombere en vriendelijke tafereelen wisselen elkaar af en naast steile rotsen en ondoordringbare bosschen strekken zich vreedzame weiden uit met stille meren en kalme rivieren; en met kronkelende stroomen geheimzinnige rotsspleten en fantastische beplantingen voltooit de Chineesche tuin architect zijn arbeid. In één woord: zijn tuinen zijn van het begin tot het eind kunstmatig samengesteld.
Zooals men ziet: verscheidenheid, beweging, schilderachtigheid, maar voornamelijk grilligheid, waren de ideeën welke de Chineezen tot uitvoering brachten in hun parken, en al zijn zij daarin volgens onze begrippen van aesthetica te vèr gegaan, hun eigenlijk uitgangspunt was de nabootsing der natuur in al haar veelheid en daarmede zijn zij dus in volkomen tegenstelling met den Franschen stijl.
En de Engelsche tuin-architecten der XVIIIde eeuw volgen hen daarin na.
gezicht over de slotgracht naar het rechter ‘bouwhuis’. foto marie bijl, steenwijk.
Zeker, op het eerste gezicht lijkt de Engelsche parkaanleg als landschap opgevat, de voorkeur te verdienen boven den stijven Franschen tuin der XVIIde eeuw; en waar het terrein medewerkt, waar heuvelland en stroomen den architect genoeg gelegenheid bieden zijn landschapsstijl op groote schaal uit te werken, weet hij wel tot prachtige resultaten te komen.
Het dampige Engelsche klimaat werkt mede tot de illusie bij vergezichten en doorkijken, en bij de groote uitgestrektheid der Engelsche landgoederen vervalt de kunstenaar niet zoospoedig in het kleine, dat met deze nieuwe opvatting van aanleg in directe tegenspraak is. Maar sedert de breede, op groote lijnen ontworpen aanleg van den XVIIden eeuwschen tuin verlaten was en daarmede de grootsche opzet van terrassen en breede lanen gebannen meende men in de gekronkelde lijnen van paden en wegen, van beken en rivieren, het meest de vrije natuur nabij te komen en door het kunstig aanbrengen van bouwvallen en rotsen, of rustieke bruggen, watervallen e.d. een landschap samen te stellen dat al het verrassende, al het boeiende van het natuur-
| |
| |
terrastrappen naar het parterre-de-brôderie voerend. foto marie bijl, steenwijk.
lijke landschap zou aanbieden. Maar ook weldra ging men hierin te ver, en voerde het kunstmatige aanbrengen van allerlei nabootsingen tot iets gekunstelds, tot iets vermoeiends waaraan spoedig alle aantrekkelijkheid zou ontbreken. Wat in het groot mooi was, bleek op kleinere schaal onhoudbaar, en de meest kostbare aanleg, die bij den eersten aanblik zooveel verassende tafereelen bood, hield bij een herhaald bezoek op te boeien, omdat het kunstmatige, het bedrog, dan eenmaal ontdekt zijnde, noch blijvende belangstelling, noch bevrediging meer vermocht op te wekken.
En het te vèr voeren van het gekunstelde leidde spoedig tot een groote onverschilligheid.
Men kreeg genoeg van het spelen met de natuur, van het gewild romantieke, en op een zoo sentimenteele opvatting moest wel een reactie volgen van gezonder begrippen.
Een nieuw beginsel in de tuin-architectuur werd hiervan het gevolg.
Men zag in, dat beter dan onmogelijk gebleken nabootsingen van de natuur te beproeven, men in het behoud van de groote lijnen welke de natuur zèlve bood, met de gunstige omstandigheden van terrein, ligging klimaat, atmosfeer, met toevallig aanwezige elementen, bergen, heuvels, water, in het kort met wat men in de landschapkunst Stijl pleegt te noemen, een middel in de hand had tot waarlijk groote concepties.
En zonder de natuur geheel haar vrijheid te laten, vond men dat men met plaatselijke wijzigingen - hetzelfde wat de landschapschilder in de compositie van zijn schilderij betracht - maar met ernstige inachtneming van den aard der omgeving tot een artistieke oplossing kon komen, zonder de natuur op eenigerlei wijze geweld aan te doen.
Men zag verstandig in, dat men door het bestudeeren van de allervoornaamste elementen in den tuinaanleg: terrein, water en beplanting, duidelijke, waarlijke grootsche tuinarchi-
| |
| |
de slotgracht met de brug en de bastions. foto marie bijl, steenwijk.
tuur betrachtte en men zich zoodoende den weg openhield om ook dáár waar de bouwkunst zulks vroeg, gedeelten van den tuin, door een meer gestyleerden aanleg met haar in verband te kunnen brengen.
Met een blik naar de kostelijke tuinen der Italiaansche Renaissance, - welke aan de groote schilders van het landschap: Ruysdael, Potter, Van Goyen, de inspiratie voor hun schilderijen hadden gegeven - vond men dra oplossingen die nòch met het karakter van het Gebouw, nòch met de vrije lijnen van het omringende Landschap in tweespraak waren, maar juist een passende omlijsting van het eerste en een gezonde aansluiting aan het laatste vormden.
In den tuin van Middachten, zooals de lezer ziet, is het laatgenoemde beginsel gehuldigd.
Een ornamentale, gestyleerde aanleg direct om het kasteel en de verdere tuinen daarmede in aansluiting. De plattegrond van dezen tuin is van een groote duidelijkheid en de aanleg biedt, daar het terrein geheel vlak is, nergens complicaties, maar opent daarentegen, zooals uit de opnamen die dit artikel illustreeren blijkt, van verschillende punten verrassende doorzichten op het Huis, dat de geheele compositie blijft beheerschen en zich telkens in een andere omlijsting op voordeelige wijze vertoont, terwijl van het kasteel uit de tuin op zijn beurt schoone groepen te zien geeft of ruimte laat voor schilderachtige doorkijkjes.
Die zelfde klaarheid van plan die den tuin kenmerkt is ook eigen aan de uitdeeling van het kasteel zelf.
De straks genoemde brug over de binnengracht voert onmiddelijk tot de vestibule welke van drie zijden een overvloedig licht ontvangt.
In deze vestibule komen de hoofdvertrekken uit, die alle onderling in elkaar loopen, of door middel van kleine uitgebouwde kabinetten, lager van verdieping dan de groote vertrekken, met elkander in verbinding staan.
| |
| |
de slotgracht met de brug en de bastions. foto marie bijl, steenwijk.
Het midden van het gebouw wordt ingenomen door een statigen in boogvorm aangelegden dubbelen trap van een schoone verhouding en met een kostelijk gesneden eikenhouten leuning.
Daarboven welft zich de trotsche koepel, welke eenigszins aan het bovengedeelte van de oranjezaal herinnert en waarin allegorische tafereelen episoden voorstellen uit het krijgsleven van den eersten Graaf van Athlone.
Men leest op verschillende cartouchen welke de kroonlijst sieren de namen: Aughrim, Ballymore, Galway, Limerick en Athlone, en de veldslag bij eerstgenoemde plaats wordt uitvoerig voorgesteld.
Beeltenissen van Heeren en Vrouwen uit de oud-adelijke geslachten van Middachten, Raesfelt en Reede versieren de wanden van het hooge koepelgebouw.
De bovenvertrekken van het kasteel komen alle uit op een rondloopende cirkelvormige galerij, welke men van af het trapbordes door een in boogvorm afgesloten ingang bereikt.
De Graaf van Athlone, wiens krijgshafte gestalte in het zwierig gewaad van het einde der 17e eeuw, naast de beeltenis van de schoone Ursula van Raesfelt, onder de vele familieportretten de aandacht trekt, was de stichter van den grooten koepel.
Het Huis te Middachten dat hem door zijn huwelijk met Ursula, de erfdochter van Middachten, was ten deel gevallen, werd op zijn last verbouwd en als voornaamste ontwerper en bouwmeester wordt genoemd Vennecoot uit Amsterdam, terwijl tal van Italiaansche, Fransche, Duitsche en Engelsche architecten en werklieden het hunne bijdroegen om te voldoen aan den smaak van den held van Aughrim en Athlone en de rijke erfdochter van Raesfelt.
En onder de vele zinnebeelden, teekenen van oorlog en zegepraal luidt het opschrift ter eere van den stichter:
Godard
Baron van Reede
1ste
Grave van Athlone
Veldmaarschalk
1697.
Naast de portretten der oudere leden van het geslacht van Reede, - waaronder het beeld van een der groote figuren uit den vrijheidsoorlog, - hangen die van hun
hoofdgevel van het kasteel met oprit. foto marie bijl, steenwijk.
| |
| |
nakomelingen: Reynoud of Reinhard Baron van Reede, Heer van Middachten, Zuylenborch en Rouwenborch enz., Ridder van den Koninkl. Pruissischen Orde van den Zwarten Arend, Generaal-Majoor der Cavallerie, bijgenaamd ‘le petit general’, Gouverneur van Venlo, van 's Hertogenbosch, en later Gezant aan het Hof van Pruissen, alwaar hij den 5den April 1747 overleed, en velen uit zijn stam en leden van het geslacht Bentinck.
Hier zien wij de portretten van Koning Willem den Derden van Engeland, en van zijn vriend en trouwen dienaar Hans Willem Bentinck, eersten Graaf van Portland, ginds die van Filips den IIen van Spanje en de Princes van Oranje: Amalia van Solms, pendant van het portret van Prins Frederik Hendrik. En tusschen die schoone galerij van familieportretten en fraaie miniaturen wordt op een klein schilderij, oogenschijnlijk van geringe kunstwaarde, onze aandacht gevestigd.
Het stelt een eenvoudig gekleed, maar met teekens van vorstelijken rang voorzienen man voor die de wapenoefening van reusachtige grenadiers gadeslaat. Dit is Frederik Wilhelm, de vader van Frederik den Grooten, en het tableau heet van diens vorstelijke hand te
kijkje in den koepel. foto marie bijl, steenwijk.
gezicht op de oranjerie. foto marie bijl, steenwijk.
zijn, door hem gemaakt op Middachten, waar hij door ongesteldheid gedwongen, eenigen tijd verblijf moest houden.
De plaatsruimte gebiedt mij over het inwendige van Middachten kort te zijn.
De lezer stelle op hoogen prijs, de bereidwilligheid waarmede Graaf en Gravin Bentinck ons toestonden ook enkele afbeeldingen te geven van het inwendige van hun vorstelijke woning, en van een van hun schoon ingerichte vertrekken, die met veel smaak bewoond zijn en waarin het statige zeer wordt verlevendigd èn door de vele bloemen met elegante vrouwehand artistiek gegroepeerd, èn door het verukkelijk uitzicht over het omliggende park.
Omtrent de geschiedenis van Middachten moge worden verwezen naar een opstel van J.G. Frederiks, in den Gelderschen Volksalmanak van 1875, en uit welke uitvoerige studie ik de korte aanteekeningen putte welke hier volgen:
In het jaar 1190 wordt gewaagd van Jacobus de Michdat en is dit de eerste maal dat de naam van dit geslacht voorkomt en ook van het grondbezit waaraan de naam is ontleend.
| |
| |
de groote zaal. foto marie bijl, steenwijk.
Oorkonden uit die eeuwen zijn zeldzaam. Eerst in het begin van de XIVde eeuw vinden wij eenig meer licht over de historie van dit huis, en lezen in het Leenboek van Veluwen: ‘Dat huys ende voirgeborchte te Middach mit allen sinen toebehoren tot Zutphensche rechten te leen erkent by Everhardt van Middach, Ao 1315.’
En hoewel het woord ‘huys’ in dezen zin bescheiden klinkt, duidt toch het ‘voirgeborchte en sinen toebehoren’ op een voorname bezitting en toont aan dat Middachten een vrij en alloviaal goed geweest was, waarvoor Everhardt thans zijn leenmanschap erkent.
gezicht over de gracht naar de zijde van doesburg. foto marie bijl, steenwijk.
Eerst na een hiaat van 90 jaren in het register vinden wij een nieuwe aanteekening welke hier in haar geheel volgt:
‘Hendrick van Middachten, ridder, ontvinck dat huys te Middachten ende dat Voirgeborchte mit sijnen toebehoren, mit 4 hoeven boven ende beneden. Item den hoff, te Middachten, mit allen sijnen toebehoren. Item dat overste Wildforsterampt In Veluwen mit allen sijn toebehoren. Item die Voegele in
| |
| |
Middachterbosch ende den hoff tot Reeden mit 2 hoeven en mit allen sijnen toebehoren tot eene Zutphensche Leene, Ao 1405.’
het trappenhuis van uit de voorhal gezien. foto marie bijl, steenwijk.
De schrijver van het artikel in den Gelderschen Volksalmanak begeeft zich nu verder in een uitvoerige genealogische nasporing, waarin ik den lezer van Elsevier's niet wil uitnoodigen hem te volgen.
Maar aangezien de meening vrij algemeen verbreid is, als zou Middachten een geschenk zijn van den Stadhouder Willem den Derden, Koning van Engeland, moge hier de opmerking plaats vinden, dat nooit een eigenaar van vreemden bloede de lange linie afbrak van de opeenvolgende geslachten: Middachten, Raesfelt, Reede en Bentinck.
In 1623, lezen wij, werd bij testament Middachten door Vrouwe Anna vermaakt aan haren neef Reinier van Raesfelt, terwijl eindelijk in 1666 door het huwelijk van Vrouwe Ursula van Raesfelt met Godard van Reede, bovengenoemd, Middachten aan dit geslacht kwam toe te behooren, en van welke familieën nog de vereenigde wapenschilden boven den ingang van het kasteel prijken met de beteekenisvolle woorden:
MALO MORI QVAM FOEDARI.
(Liever den Dood dan de Schande).
De laatste Graaf van Athlone en de eerste Heer van Middachten die na vijf eeuwen zijn erfgoed weer bezat buiten leenplichtigheid: Willem Gustaaf Frederik, overleed in 1844.
Toen ging het bezit van Middachten evenals later ook dat van Amerongen over op de nakomelingen van diens in 1839 overleden oudste zuster Jacqueline Gravin Jan Carel Bentinck, geb. Gravin van Reede en werd het kasteel in het vervolg door haren zoon Carel Anton Ferdinand Graaf Bentinck, geb. in 1792, overleden 1864, Luitenant-Generaal in Engelschen Dienst, een der eersten die in 1813 te Scheveningen den voet aan wal zette, en in 1846 in het huwelijk getreden met Gravin Mechtild van Waldeck en Pyrmont, en diens weduwe en kinderen, geregeld bewoond.
De gedenksteen in den rechtergevel van dit interessante Huis vermeldt niet zonder fierheid de volgende woorden:
Ao. DNI 1597. IS DIT HVYS GHEBOVT. WANT DIT HVYS WORT VAN IEMANT GETIMMERT. MAAR DEET ALLE GESCHAPEN HEFT. DAT IS GODT.
September, 1905.
|
|