| |
de ‘urania’ aan den steiger.
| |
Het Koninklijk Instituut voor de Marine.
Door adelborst D.C.T.V.
Het zal dit jaar 50 jaren geleden zijn, dat de eerste adelborsten 3e klasse te Willemsoord hun opleiding ontvingen. 14 September en den volgenden dag zullen de réunisten op het Instituut samenkomen om het 50-jarig bestaan der opleiding feestelijk te herdenken.
Velen onder de lezers zullen familieleden en kennissen hebben, die òf adelborst geweest zijn, òf het thans zijn, òf het nog wenschen te worden en zullen daarom wel iets van het Instituut, en alles wat er mede in verband staat, willen weten.
De eerste opleiding van de adelborsten voor de K.N.M. was te Medemblik en pas in 1850 werd zij verplaatst naar Breda. De meening, dat adelborsten niet op een heide hunne opleiding konden ontvangen, deed het toenmalige ministerie besluiten haar weer te verplaatsen naar een zeeplaats. Dordrecht verzocht toen de eer te mogen genieten de adelborsten onder hare bewoners te tellen, doch men verkoos Willemsoord, (wat voor de adelborsten aangenamer zou geweest zijn, laat schrijver dezes in 't midden). Bij Koninklijk Besluit van 13 Februari 1857 werd bepaald, dat met eind Augustus 1857 de adelborsten van de Militaire Academie naar Willemsoord zouden overgaan.
Reeds 15 October 1854, waren 25 adelborsten voor proef op 't Wachtschip aldaar geplaatst en volgden daar een cursus. Sedert 1857 kon men opgeleid worden te Willems- | |
| |
oord voor officier van de Marine, officier bij het corps Mariniers, ingenieur van Scheepsbouw. In 1860 werd de opleiding van de ingenieurs echter overgebracht naar de polytechnische school te Delft. In den beginne duurde de cursus, dien de adelborsten te volgen hadden, 3 jaar, maar thans is die tijd al verlengd tot 4 jaar.
Het wachtschip ‘Kortenaer’, waar de adelborsten zich toen op bevonden, was echter zoo oud, dat men er toe overgegaan is een gebouw te stichten. 20 Juli 1869, legde de toenmalige minister Brocx den eersten steen en reeds werd de nieuwe cursus 1870 gevolgd op het nieuwe Instituut. Het ruime gebouw staat tusschen het Paleis en het Hospitaal en doet zijnen bouwmeester, den architect Oudshoorn alle eer aan.
De voorgevel springt in 't midden naar voren en heeft het uitzicht op de haven, de zijvleugels staan wat achterlijker, zoodat er
een deel van ‘het zaaltje’;
op den achtergrond de oudste-jaars-hoek.
middenstuk van het instituut.
aan den achterkant een plaats gevormd wordt, die naar eene zijde open is.
Zoodra men binnentreedt, komt men in de ruime vestibule, waar we de groote schilderijen van de Ruyter en Maarten Harpertsz. Tromp en verder die van de Buffel, Tijger, Wilhelmina en een zeilend fregat vinden. In glazen kasten staan twee langsdoorsneden van een fregat; een model van een oud fregat ‘de Batavier’ (met 60 stukken) door den heer Boelen vervaardigd en aan het Instituut ten geschenke gegeven; een model van een oud fregat van vóór 200 jaar (met 24 stukken) en verder van het pantserdekschip ‘Gelderland’. De twee modellen van de oude fregatten zijn bijzonder nauwkeurig afgewerkt, terwijl het model van de ‘Gelderland’ een waar kunststuk is. Men kan er, tot in de kleinste bijzonderheden toe, alles op vinden. Het heeft op de tentoonstelling van Düsseldorf zeer veel bekijks gehad, daar dit schip kort
| |
| |
te voren den oud-president Krüger van uit Afrika naar Holland had overgebracht.
Recht tegenover den ingang van het Instituut, is de Amusementszaal, gewoonlijk ‘'t Zaaltje’ genoemd. Boven de deur van het zaaltje prijkt een witmarmeren borstbeeld van wijlen Z.K.H. prins Hendrik der Nederlanden, luitenant-admiraal der vloot. Het is ontworpen en uitgevoerd door Collinet.
Het zaaltje, dat met alle gerustheid een zaal mag genoemd worden, heeft een lengte van 35 M. bij een breedte van 14 M. De wanden zijn netjes behangen, portretten van de leden van het vorstelijk huis, een portret van Koolemans Beynen, den koenen Noordpoolvaarder, een huldeblijk aan de gevallen krijgers op de citadel van Antwerpen versieren een der wanden en terwijl de eene hoek ingenomen wordt door het buffet, is de andere zijde van het zaaltje ‘de oudste jaarshoek.’ Dit deel van de zaal wordt door het oudste jaar versierd met kieken, kransen, enz. en hier staan luie stoelen, die de ouderen van dagen een gemakkelijke zitplaats verschaffen. Aan het buffet kunnen de adelborsten
een hoek van de receptie-zaal.
zich voorzien van de noodige eet- en drinkwaren, gedurende den tijd, dat ze zich in 't zaaltje bevinden.
Zaterdagsavonds, zorgt de Marine-kapel onder haren uitmuntenden directeur, den heer J. Koning, voor opwekkende muziek. Eens in het jaar, meestal in Februari, is het zaaltje in feestdosch gestoken en geven de adelborsten een assaut of, zooals dit jaar, een operette. Zij, die wel eens deze feesten hebben bijgewoond, kunnen getuigen, dat de Instituutbewoners de kunst van feestvieren en versieren goed verstaan.
's Winters geven twee groote kachels de noodige warmte, terwijl 's zomers al de 12 ramen open staan om de buitenlucht naar binnen te doen stroomen. Een groote deur geeft toegang tot het achterterrein, gewoonlijk ‘Bokkenveldje’ genoemd. Op 't Bokkenveldje bevinden zich de asphalttennisbaan, de kegelbaan, 't footballhok en de fietsloods. De tennislustigen van het corps adelborsten vermaken zich op de tennisbaan, terwijl anderen weer het een genoegen vinden de aloude kegelsport te beoefenen. Op 't kleine grasplekje wordt er door de fanatieke footballliefhebbers ‘goal geshot’, terwijl op 't achterpad in de vrije uren onder leiding van een der officieren flobert wordt geschoten.
Loopen we vanuit het zaaltje den corridor door, dan komen we in de receptiezaal. Deze zaal is ook wederom versierd met schilderijen, n.l. twee pendanten van den heer Schotel, voorstellende de kanonneerboot van Van Speyk voor Antwerpen en het oogenblik, dat de commandant, den dood boven de schande van in 's vijands handen te vallen verkiest en met vriend en vijand in de lucht vliegt. Verder een schilderij, waarop we den grootsten van Neerlands helden, de Ruyter, gewond op het dek van zijn schip zien liggen. De borstbeelden van de leden van ons vorstelijk huis en van Admiraal van Kinsbergen, benevens een glazen kastje met reliquieën van Van Speyk zijn de verdere merkwaardigheden in
| |
| |
deze zaal. Deze reliquieën van Van Speyk zijn door den oud-zeeofficier Zillesen aan de Marine afgestaan en op verlangen van den toenmaligen minister zeer terecht in het Instituut geplaatst. Hier toch wordt elk jaar nog op den 5en Februari het roemrijke feit herdacht. Den 5en Februari 1881, 50 jaar nadat Van Speyk het leven verloor, werden de bovengenoemde reliquieën plechtig aan den commandant van het Instituut door den vice-admiraal De Haes overgedragen.
Aan den anderen kant van den corridor is de groote eetzaal, waar we de portretten der leden van het vorstelijk huis vinden en twee schilderijen van de hand van den luitenant-generaal Schönstedt, een voorstelling gevend van eenige episoden uit het schitterende tijdvak van onze Marine. Het eene schilderij stelt voor den 4-daagschen zeeslag (12 Juni 1666) op 't oogenblik, dat de Ruyter met de bloedvlag in top door de linie van den vijand breekt om Tromp te ontzetten, het andere den zeeslag bij Dover in December 1652. Een groot portret van de Ruyter en een model van zijn standbeeld te Vlissingen eeren verder nog de nagedachtenis aan dezen onsterfelijken held. In deze zaal worden de maaltijden gehouden; 's morgens leest een der peletonscommandanten het gebed voor, zoo ook 's middags. Bij deze twee maaltijden is de officier van dienst tegenwoordig; bij het koffiedrinken wordt er geen gebed voorgelezen en is er ook geen officier van dienst tegenwoordig. Na een tijd les te hebben gehad, haasten de adelborsten zich naar deze zaal om den inwendigen mensch te versterken en onder de meest opgewekte gesprekken, worden er hoeveelheden eten gebruikt, die ons respect doen krijgen voor de magen van de dineerende leden.
In 't hoofdgebouw vinden we beneden verder nog 4 jekkerkamers, 2 afdeelingen, 1 wapenkamer, 1 bibliotheek- en muziekkamer, 1 stoom- en torpedozaal en 1 wachtkamer. Verder zijn hier nog kamers ingericht
slaapzaal met gesjorde kooien.
voor den officier van dienst, den officier van administratie en voor een bureau van den majoor-schrijver.
In de stoom- en torpedozaal worden de lessen gevolgd in torpedokennis en stoomwerktuigkunde. De noodige modellen zijn hier ook zeer gemakkelijke en duidelijke hulpmiddelen voor het aanschouwelijk onderwijs. Vooral een doorgesneden Whitehead torpedo, waar alle bezoekers van het Instituut met eerbied naar opkijken, mag gezien worden. Aan het hoofdgebouw zijn verbonden de gymnastiek- en tuigzaal. Beiden zijn in 1881 bijgebouwd; vroeger waren eenige afdeelingen ingericht om als gymnastiekzaal te dienen, terwijl er geen tuigzaal was; waar tegenwoordig de modellen staan, was de tuigzaal. Het scheepje stond daar.
De gymnastiekzaal heeft een lengte van 21 M. en een breedte van 11.5 M. Een overdekte gang verbindt dit bijgebouw, dat maar uit 1 verdieping bestaat, met het hoofdgebouw. In de gymnastiekzaal, die tevens als schermzaal gebruikt wordt, geven een menigte toestellen gelegenheid tot de zoo hoog noodige lichaamsoefeningen voor toe-
| |
| |
provoost.
komstige zeelieden. Verder toont allerlei schermgereedschap, dat ook aan het oefenen in den wapenhandel veel wordt gedaan. In de tuigzaal trekt vooral een vrij groot model van een fregat type ‘Atjeh,’ geheel volgetuigd, onze aandacht. Verder kunnen we ook hier weer de noodige modellen van nautische instrumenten en modellen van schepen, enz., bewonderen.
Als we de bovenverdieping bezoeken, kunnen we ook de portretten van Tromp en de Ruyter en een schilderij van de binnenkomst van de zilvervloot in Amsterdam bewonderen, terwijl in de bovengang gipsen platen, waarop de namen van de voornaamste Nederlandsche zeehelden vermeld staan, de roemrijke tijden van weleer voor den geest roepen. Konden ridders op hun ‘Ahnengallerie’ trotsch wezen, zoo kunnen wij het met evenveel recht op de onze zijn.
Een der bezienswaardige lokalen boven is de groote bibliotheek. Een keur van wetenschappelijke boeken staan daar ten dienste der officieren en adelborsten. De twee slaapzalen, de groote en de kleine, zijn ook zeer eigenaardig ingericht. De adelborsten slapen n l. niet in bedden maar in kooien. Deze worden aan de klamaaien opgehangen en zoo gewennen de heeren alvast eraan ook in kooien de noodige nachtrust te genieten. Een ieder, die in een kooi geslapen heeft, prefereert de kooi boven een bed. Het jongste jaar tracht op de kleine slaapzaal uit te rusten van de vermoeienissen van het nieuwe leven, de drie overige jaren werpen zich des avonds op de groote zaal in Morpheus' armen.
Op deze verdieping zijn verder de kamers van den commandant, de wachtkamer voor de officieren en leeraren, de kamer voor onder-officieren, het bureau van den adjudant-onder-officier, de ziekenboeg, de muziekkamer, een teekenzaal, een laboratorium voor chemie en physica en eenige leerzalen.
Bezoeken we eindelijk de bovenste verdieping, dan zijn de koffers, de waterresevoirs, de oude teekenzolder, een kamertje met tijdmeters, barometers en thermometers het minst van belang, maar zijn het vooral de kleine aparte kamertjes, die aan de damesbezoekers van het Instituut menig ‘ach,’ ‘och,’ en ‘kasian’ ontlokken. Deze kamertjes schijnen een bijzondere attractie voor de heeren adelborsten te hebben. Wanneer men deze hokjes dan ook gesloten vindt, kan men er
slaapzaal, kooien overgehangen.
| |
| |
zeker van zijn, dat er een vogel in de knip zit, en hem gelegenheid wordt gegeven om na te denken over zijn begane zonden.
We zullen nu vertellen hoe de huishouding geregeld is.
's Winters worden de bewoners van het Instituut om 7 uur uit hun slaap gewekt, terwijl dit 's zomers reeds om 5½ uur gebeurt. Zij hebben dan ½ uur den tijd om zich te wasschen, te kleeden en hun kooien over te hangen of te sjorren. Daarna wordt er ontbeten; 's winters beginnen de lessen om 8.30 en eindigen om 12.30 en van 2 uur tot 5 15 is er weer les, terwijl 's zomers de lessen van 8-12 en van 1-5.15 duren. In de rust, d.i. de tijd tusschen de lunch en den aanvang der middaglessen, worden alle takken van sport beoefend. Er wordt dan gefootballd, getennist, gymnastiek gemaakt, geschermd, geschoten met de buks, gekegeld, ja, wat al niet meer? Van 8-9.30 is er eigen-oefening, terwijl 's winters een uur wordt beschikbaar gesteld tot eigen studie. Daarna moeten allen naar kooi, en het duurt niet lang of snurken, hardop droomen van integralen, kegelbanen, roercommando's zijn de geluiden, die ons oor onaangenaam aandoen; men hoort ook wel eens hardop spreken door den een of ander, die in zijn slaap een praatje houdt met eene schoone, die... neen ik zou te veel vertellen. Toch wordt er des daags niet constant met het hoofd gewerkt, practische lessen als: zeil-, geschut- en infanterie exercitie, schermen, gymnastiek en roeien worden ook druk beoefend.
Naarmate de adelborsten in een hooger studiejaar zitten kunnen ze langer in de week en 's Zondags uit, terwijl de belooningen ook aan de jongere jaren voorrechten geven boven hun eigen studiejaargenooten. Voorrechten worden toegekend aan hen, die onder de eerste nummers behooren, weinig straf hebben, prevot, of meester op eenig wapen, of goed zijn in gymnastiek. Tegenover dit stelsel van belooningen, staan straffen, die de overtreders van de Instituutswetten ondergaan. Deze straffen bestaan achtereenvolgens uit: dagen provoost, policiekamer, kamerarrest en arrest, uit een berisping, ontzegging der amusementszaal en ontneming der belooning, welke bestaat uit een distinctief verandering.
De adelborsten 3 e klasse moeten, om tot adelborsten 2 e klasse bevorderd te worden, een eindexamen afleggen in talen, geschiedenis,
na een diner op de campagne van de ‘urania’.
staatsinrichting, meetkunde en scheikunde. Om van het 2 e jaar in het 1 e of oudste jaar te komen moeten zij weder een eindexamen afleggen in natuurkunde en analytische meetkunde. Om dan tot adelborsten 1 e klasse bevorderd te worden leggen zij een examen af voor een, door de Koningin te benoemen commissie. Na dat eindexamen worden de adelborsten ingescheept aan boord van een onzer nieuwe schepen en blijven daar van April tot October geplaatst, waarna zij als adelborst 1 e klasse in de Marine komen. Dit is echter niet de eenige keer, dat ze, alvorens tot officier te worden aangesteld, op zee komen. In het 2 e jaar hebben
| |
| |
sloep optuigen met modeltuig.
ze reeds van Juni tot half Juli op de Urania en de Ever doorgebracht en evenzoo in hun jongste en 3 e jaar, 14 dagen met de Urania gevaren.
Op de Urania (een korvet meestal onder commando van den officier instructeur in stuurmanskunst met den officier van politiedienst, belast met de zeilexercitie lessen als eersten officier) begint een geheel ander leven voor de ‘jonkerts’. Dan gaat de blauwe plunje uit en met een wit werkpakje gaan ze dan aan den gang. Er wordt dan geobserveerd en gemanoeuvreerd, zij leeren zich goed in het tuig bewegen en al komt de Urania nooit anders dan op de Zuiderzee, toch leeren ze eenigszins zich gewennen aan het eeuwigdurende gehobbel op de baren. De plaatsen Amsterdam, Hoorn, Medemblik, Enkhuizen, de eilanden Marken en Urk worden dan aangedaan. Na Amsterdam is vooral Hoorn voor de adelborsten een aangename plaats, (al zijn de eerzame burgers van Hoorn nu niet altijd gesteld op hun bezoek.)
Zooals reeds gezegd is, blijft het 2e jaar niet den geheelen tijd op de Urania, maar embarqueert bij gedeelten gedurende 14 dagen op de stoomkanonneerboot Ever, die onder bevel van den instructeur in scheepsstoomwerktuigkunde gedurende dien tijd een kleinen kruistocht maakt op de Zuiderzee. De adelborsten krijgen daar aanschouwelijk onderwijs en kunnen het in de theorie geleerde toepassen. Hun logies is aldaar op het dek en dat het uitstekend is, kan u verzekerd worden.
Een hoofdofficier der marine is commandant van het Instituut en tevens directeur der studiën. De kapitein ter zee W.J. de Bruyne, vroeger als leeraar in stoomwerktuigkunde aan het Instituut werkzaam, bekleedt thans die gewichtige betrekking; een raad van toezicht behartigt de
de bakboordzij van de ‘urania’.
| |
| |
sloep bezorgen aan de bakspier.
belangen van het Instituut, terwijl het geldelijk beheer wordt gevoerd door een officier der administratie der 1 e klasse.
Wekelijks keert die officier f0.60, f0.50, f0.40 en f0.30 uit aan de adelborsten, terwijl f0.10 in wordt gehouden voor de senaatskas. De 5 senaatsleden worden door alle adelborsten gekozen uit het oudste jaar; deze senaat blijft zoo voor dat jaar en vóór de leden aftreden worden er 5 nieuwe leden gekozen uit het toekomstige oudste jaar.
De verloven der adelborsten worden over 't geheele jaar als volgt verdeeld: ± 14 dagen met Kerstmis, ± 8 dagen met Paschen en de geheele maand Augustus voor groot verlof. Tevens kunnen zij van tijd tot tijd hun verwanten of vrienden een Zaterdag en Zondag gaan bezoeken, zoo er voor den commandant van het Instituut geen speciale reden bestaat dit te weigeren.
Het toelatingsexamen kan op den leeftijd van 15-17 jaar afgelegd worden in den Haag. Dit examen bestaat uit een schriftelijk en mondeling gedeelte en is vergelijkend.
Met bovenstaand schetsje hopen we den lezer van Elsevier's maandschrift geen ondienst gedaan te hebben en de overtuiging gevestigd te hebben, dat allen, die aan het Instituut verbonden zijn, zich beijveren om van de adelborsten goede officieren te maken.
Aan de wetenschappelijke opleiding wordt wel is waar een groot gedeelte van den tijd besteed, maar gelukkig zijn dan ook die tijden voorbij, dat onze zeeofficieren in kennis beneden officieren van andere natiën stonden. Dan worden ook, door dat we veel aan sport doen en wedstrijden organiseeren, de spieren der jongelieden ontwikkeld en zoo mag de hoop bestaan, dat de toekomstige zeeofficieren en hun andere wapenbroeders, mocht 't noodig zijn, de regelen van het adelborstenlied tot waarheid zullen maken:
‘Stervend zullen wij haar schragen, maar die vlag verlaten, nooit’,
rechterzijde van den ‘knollentuin’ (voor-terrein).
|
|