| |
De Fancy-fair in de Gothische Zaal te 's-Gravenhage.
Door Ph.J. Ketner.
Fancy-fair, - vanity fair! zeide de een; de Liefdadigheid die de Kunst exploiteert, meende de ander.
En beiden, de cynicus en de kunst-paladijn, gingen huns weegs, de Gothische Zaal voorbij; medelijdend de een, minachtend de ander neêrziende op dat profanum vulgus, dat daar binnen ging.
Maar wie wel sympathie gevoelde voor het denkbeeld van een hoogtij der liefdadigheid ter eere van het zilveren feest van Koningin Emma, de Vorstin der Weldadigheid, en geleerd had er in te berusten, dat nu eenmaal in deze wereld het goede vaak bereikt moet worden langs een omweg, waar men weet te profiteeren van 's menschen eigenaardigheden, die richtte zijn schreden naar de Gothische Zaal en... telde een genieting méér in zijn leven.
Ik voor mij heb er althans nog geen oogenblik spijt van gehad tot die optimisten behoord te hebben. Het zij dan sancta simplicitas, maar de geblaseerdheid scheen mij nooit benijdenswaard.
Werd dan in de Gothische Zaal hooge kunst geboden, de eenige voorwaarde waaronder
| |
| |
de buste van h.m. de koningin-moeder.
| |
| |
een ernstig mensch, - zooals ik onlangs een bekend hoogleeraar in ruste hoorde beweren - een liefdadigheidsfeest kan accepteeren? Of was het alleen banale kermispret, een beetje deftiger dan waarmeê de ‘boeren, burgers en buitenlui’ zich vermaken, maar dan toch slechts plat en kinderachtig, alleen er op berekend om ‘geld te maken’?
Voor de fancy-fair, waarvan ik u hier wat wil vertellen, zou ik willen vragen: ni cet excès d'honneur ni cette indignité.
Wat zij dan wèl was? Vóór alles: Haagsch. Wat dat zeggen wil, verstaat men door heel 't land. Ook in Amsterdam werd dezer dagen met hetzelfde doel een fancy-fair gehouden en daar noemde men die - even Hollandsch als oprecht - ‘feestmarkt’; in de Residentie dacht men er anders over en gaf men de voorkeur aan een omschrijving, waarin de eigenlijke beteekenis geheel verloren ging; men sprak daar officieel niet anders dan van de ‘matinées in de Gothische Zaal’, als ware de Jagermuziek het hoofdelement geweest; maar de naam deed hier weinig ter zake. Al had men in Amsterdam gesproken van een matinée en in den Haag van een feestmarkt, de zaak zelve zou er niet anders om geweest zijn, want, zooals een Paleis voor Volksvlijt heel wat anders is dan een Gothische Zaal, deel uitmakend van een Vorstelijk Paleis, en een Amsterdamsch patriciër van geheel ander maaksel is dan de crême van de ‘society’ der Hofstad,... zoo is er een hemelsbreed onderscheid tusschen een Amsterdamsche fancy-fair en een Haagsche.
Gelukkig, dat die onzalige uniformiteit nog niet alles beheerscht: dat het nog genietbaar blijft zich nu en dan eens te verplaatsen! Ik betaal van harte den gemoedelijken Amsterdammer den tol der bewondering, als hij zegt: ‘Daar is maar één Amsterdam!’ maar ik vraag ook het recht om trotsch te mogen zijn op ons Hofstad-cachet, en de geboren Hagenaar, die het verloochent, staat bij mij altijd in verdenking, als 't er op aankomt, plus royaliste que le roi te zijn of erger: van het type een caricatuur te maken.
Wat nu in het bijzonder het Haagsche karakter van de fancy-fair deed uitkomen, dat waren twee dingen: haar voornaamheid, die angstvallig deed uitsluiten al wat naar kermispret zweemde, en haar zoo dicht mogelijk schuilen onder de beschermende vleugelen der kunst. Dit laatste was niet haar geringste verdienste en het bewijst, dat, bij alle aanstellerij, de echte artistieke invloeden in den Haag toch werken; dat men althans zich bewust is van de plicht om zich niet al te ruw te vergrijpen aan het verhevene.
Van goeden smaak en liefde voor versieringskunst getuigde reeds de omlijsting, van zoo veel invloed op het totaal-effect. Strenge lijnen der gothiek laten zich moeilijk vereenigen met losse en wufte roccoco. Maar voor een fancy-fair il y a des accommodements! En zoo wist het comité-lid, dat in het bijzonder zich belast had met de inrichting van den bazar, Jhr. Hoeufft van Velsen, - die intendant der Koninklijke Paleizen en een man van smaak is - door een zachten overgang van decoratieve composities het scherp contrast tusschen de statige, sobere zaal en haar onsymetrische, barokke stoffage aanmerkelijk te temperen.
Zóó aangekleed leende het hooge, ruime gebouw zich uitstekend voor het doel en moeilijk viel het niet, voor de beide ontbrekende maar voor deze tijdelijke bestemming onmisbare elementen: een vroolijke verlichting en een aangename temperatuur, voldoende te zorgen.
Hoofdmotief in de zaal-versiering moest natuurlijk zijn de symboliseering van de beteekenis van het feest; daarin slaagde men uitstekend door langs de breede wanden der zaal fluweelen draperieën van Nassausch blauw met de klimmende gouden leeuwen te plooien en deze te bekronen met een troonhemel op de eereplaats, rechts van den ingang, in het midden van den zijwand, geheel in dezelfde kleur, waarvan het baldakijn de gulden jaarcijfers 1879-1904 droeg en waaronder, temidden van sierplanten en tegen een achtergrond van brocaat-zijde, een buste van H.M. de Koningin-Moeder op een voetstuk was opgesteld. Daarmee was het essentiëele van het feest: de hulde aan Koningin Emma, volkomen tot zijn recht gebracht. Bij de aanvulling van dit hoofddecoratief was van vlaggen en banieren het juiste gebruik gemaakt om een goed, niet
| |
| |
overladen geheel te krijgen; de kleuren van ons Vorstenhuis en van Waldeck-Pyrmout domineerden daarin, terwijl onze frissche driekleur daartusschen sprak van de nationale beteekenis van dit feest.
Met de rangschikking van de étalages en buffetten was men niet minder gelukkig geweest, hoe groot de verscheidenheid ook was. Onze tweede foto geeft een goed beeld van het geheel, maar toch kan zij slechts bij benadering weêrgeven den indruk van voornaamheid, van rust gepaard aan vriendelijkheid, waardoor men terstond bij het binnentreden zoo aangenaam getroffen werd en die juist geschikt was om tot kalm toeven uit te lokken.
Toch was er nog iets anders, dat het ware leven gaf aan het geheel, en dat was de breede rij van oudere en jongere dames uit de hoog-adellijke, diplomatieke en regeeringskringen der Residentie; - terwijl ook aan een aantal dames uit den deftigen burgerstand de gelegenheid niet was onthouden om in dit liefdewerk de behulpzame hand te bieden - die zich bereid hadden verklaard om de verschillende afdeelingen te besturen en de artikelen te verkoopen. Wat een schilderachtig gezicht, als al die hoekjes en tentjes bevolkt waren met de elegant gekleede dames, die haar prachtigste toiletten niet spaarden bij den drukken arbeid! En wat een routine in die toch ongewone bezigheid! Men kon zich nu en dan denken op een groot tooneel, waar het om typeering te doen was. Wat een aanpassingsvermogen in deze vreemde omgeving, zoo ver van de intimiteit der receptie-salons! Ook daarin doet liefdadigheidswerk van aanzienlijke dames een nuttige zijde zien, welke der verstandige en eenvoudige Vorstin, die men daarmee in dit geval wilde eeren, niet anders dan aangenaam kan zijn. Ontplooiing van krachten ook in deze kringen, zij het dan op nog zoo bescheiden terrein, heeft stellig haar waarde, al ware het slechts om te doen zien, dat het een legende is, dat alleen ietwat boersche jonkvrouwen van het platteland, die in haar jeugd wel eens op de knieën van arme pachters hebben gezeten, tact zouden bezitten om met menschen uit andere kringen der samenleving om te gaan.
Neen, dat er een prettige, ongedwongen toon heerschte, zal niemand ontkennen, die iets meer dan een oppervlakkig kijkje nam in de Gothische Zaal op de middagen van 22, 23 en 25 Januari ll. En wat de verkoop der artikelen er door bevorderd werd, wanneer met evenveel ongekunstelde lieftalligheid het kwartje van den eenvoudigen bezoeker in ontvangst werd genomen als het goudstuk van den voornamen diplomaat, dat hij, met beminnelijke onverschilligheid voor het aardsche slijk, reeds productief genoeg geruild vond tegen de charmante bejegening der verkoopster, het gekochte voorwerp alleen maar meenemend als een souvenir!
L'or est une chimère! Van die waarheid moet een fancy-fair wel de prediking zijn. Want wie zal zich beklagen, dat hij iets gekocht heeft vijftig, honderd, tweehonderd procent boven de waarde, wanneer hij de aangename zekerheid heeft juist daardoor meegewerkt te hebben om arme, zieke stumperds den weg tot herstel en geluk te openen? Wie ondervindt dan niet de nawerking van wat Shakespeare genoemd heeft: ‘den dubbelen zegen van het weldoen’?
Maar toch was het op deze fancy-fair niet noodig om ook fancy prijzen te betalen, waardoor het altaar der liefdadigheid slechts door de rijken zou kunnen genaderd zijn; neen, voor ieder viel er wel een penningske te offeren. Zóó had het comité het gewild en het wist daarmee vooral een wensch van H.M. de Koningin te vervullen, die het comité zoo krachtig steunde, niet alleen door de Gothische Zaal beschikbaar te stellen maar ook door een groot aantal voorwerpen te schenken.
Aan Koningin Wilhelmina was ook de clou van de fancy-fair te danken. En daarmee wil ik dan ook beginnen, nu ik iets van de détails ga vertellen.
Midden in de zaal was een langwerpige kiosk van luchtig spalierwerk opgetrokken, een allercoquetst tuinhuisje, waarin, onder de leiding van mevrouw Snouck Hurgronje, met veel smaak geëtaleerd was een collectie van 32 verschillende soorten foto's in drie formaten, allen afdrukken van door Koningin Wilhelmina zelve gedane opnamen, gewaar- | |
| |
merkt met kroon ennaamcijfer en een stempel, herinnerend aan dit gedenkfeest. Dat was nu wel het aardigste souvenir dat men van deze fancy-fair kon meenemen. Want is er iets bijzonder aantrekkelijks in de groote liefde van onze Koningin voor de natuur, aardig is ook de gedachte, dat onze jonge Vorstin, gedreven door het verlangen om de mooie plekjes rondom Het Loo en Soestdijk in beeld te brengen, zich met zooveel ambitie op de kunst van photografeeren heeft toegelegd, dat zij werkelijk daarin een benijdenswaardige vaardigheid heeft verkregen. Geen wonder, dat er om deze foto's storm geloopen werd en zij aardig wat opbrachten voor het goede doel.
Trouwens, in dit tentje werd nog meer aangeboden, dat grif van de hand ging; zoo de gedenkplaat, geteekend door den schilder O. Eerelman, waarop onder een medaillon met het portet van Koningin Emma. de bescherming wordt gesymboliseerd, die H.M. aan Oranje-Nassau's Oord, dat aan den voet van de plaat is afgebeeld, verleent (waarvan ook een tot prentbriefkaart verkleinde reproductie verkrijgbaar was) en de bekende bronzen plaquettes, welke ter gelegenheid van het neêrleggen van het Regentschap werden uitgegeven, - vriendelijk door de firma Begeer te Utrecht geschonken.
Waarin deze fancy-fair zich onderscheidde, niet in het groote aantal der étalages; daarvoor was de ruimte te beperkt en dat lag ook niet in de opvattingen van het comité, dat het meer in de qualiteit dan in de quantiteit zocht. Want al wat er nu verder aan substantieele zaken werd aangeboden, was òf zuivere kunst òf kunstnijverheid. Men zou geneigd zijn het comité bijzonder geluk te wenschen met dien goeden greep, indien men niet wist, dat deze dames en heeren de eersten zullen zijn om eerbiedig deze hulde over te dragen aan Haar, die zulk een werkzaam aandeel nam in het initiatief voor en de voorbereiding der plannen van de fancy-fair, H M. Koningin Wilhelmina zelve, aan Wie het denkbeeld om zoowel de Indische kunstindustrie te doen vertegenwoordigen als om een eereplaats te geven aan de Friesche kunstnijverheid te danken was. Van fijnen tact heeft Hare Majesteit stellig hier weer blijk gegeven, want releveerde Zij er de fancy-fair meê, tevens schonk Zij aan de beide industrieën, die Haar zoo na aan het hart liggen, een nieuwe en gunstige kans om meer bekend te worden.
Aan bekwame voorlichting behoefde het
kijkje in de zaal (in het midden het tentje, waarin de photografieën van h.m. de koningin werden verkocht).
| |
| |
H.M. hierbij niet te ontbreken. In mevrouw de baronesse Van Harinxma thoe Slooten-Collot d'Escury, de echtgenoote van den burgemeester der Residentie, vond Zij een even talentvolle als energieke medewerkster voor de uitvoering Harer denkbeelden. Immers, het was ook aan H.M. niet onbekend, dat de weer opbloeiende Friesche kunstnijverheid nergens grondiger kennis en warmer liefde vindt dan juist bij de echtgenoote van den vroegeren burgemeester van Frieslands hoofdstad. behoorende tot een der oudste en aanzienlijkste geslachten van het roemrijke land der Friezen.
En ook mevrouw Van Harinxma thoe Slooten wist op haar beurt, waar zij zich te wenden had om de plannen te verwezenlijken. Want terwijl zij met de voornaamste beoefenaars dier kunstvlijt voortdurend in relatie staat, en deze eenvoudigen in den lande, the wèl produceerden maar altijd veel moeite hadden om het werk van zoo veel arbeid en kunstzin eenigszins loonend van de hand te zetten, steunt met raad en daad, kon zij in den Haag zelf beschikken over de zaakkundige medewerking van de firma Wesser en Co. (het bekende Maison Drouot), die, gelijk bekend is, bijzonder zich interesseert voor de Friesche kunstindustrie, de gelukkige bezitster is van de mooie Hindelooper kamer en altijd een uitgebreide en kostbare collectie kunstvoorwerpen, met de hand vervaardigd door de Friesche nijveren, in voorraad heeft.
Oorspronkelijk was men voornemens een gedeeltelijke Hindelooper kamer in te richten op de wijze als deze gecopieerd is in het Rijksmuseum te Amsterdam, doch van dit
mevrouw baronesse van harinxma thoe slooten-collot d'escury in de afdeeling der friesche kunst-nijverheid bij de geschenken van h.m. de koningin.
| |
| |
plan moest men wegens gebrek aan ruimte afzien. Toch is men er ten slotte in geslaagd op een zeer gunstige plaats, nl. vlak bij den ingang, een heel aparten hoek voor de Friesche kunstnijverheid in te ruimen en daaraan zooveel mogelijk het aanzien van een kamer te geven; op onze foto kan men b.v. zien, hoe zelfs de bekende Hindelooper schouw met het mooie Makkumsche blauw aardewerk, (imitatie-Japansch) niet ontbreekt.
voorwerpen uit de hindelooper kamer.
Deze afdeeling, die bijna de helft van den rechterwand in beslag nam, was verreweg de belangrijkste van de geheele fancy-fair, en trok ook dààrom bijzonder de aandacht, dat alles zoo oordeelkundig en met smaak was geëtaleerd. De eereplaats was natuurlijk gegeven aan de inzending van H.M. de Koningin. Op het elegante, mooi-beschilderde tafeltje, vlak voor de schouw, waren de kunstvoorwerpen uitgestald, die H.M. de Koningin uit de verzameling van Maison Drouot had aangekocht en ten geschenke gegeven aan het comite om weer te verkoopen voor het goede doel.
Op dit eere-tafeltje, op zich zelf een mooi stuk werk (waarvoor mevrouw Van Harinxma zelve de zorg op zich genomen had), zoowel als op de andere tafeltjes, aan weêrszijden, vond men in artistieke wanorde bijeen al die verschillende producten der eigenaardige kunst-industrie van het westelijk deel van Friesland, waarvan weleer de bloeiende Hanzestad Hindeloopen het middelpunt was, en die thans - gelukkig verschijnsel van onzen tijd! - herleeft in een getrouwe en van groote piëteit getuigende nabootsing van al die voorwerpen in koper, zilver, aardewerk en hout, die in den ouden tijd in geen enkele woning van een Hindelooper familie qui se respectait mochten ontbreken, en thans zelfs ver over de grenzen van ons land, dank zij ook de Hindelooper-kamer op de wereld-
| |
| |
de collectie friesch zilverwerk (vervaardigd door den heer a. de haas te sneek).
| |
| |
voorwerpen van de friesche kunst-nijverheid.
| |
| |
tentoonstelling van 1900 te Parijs, zeer gezocht zijn.
Elk voorwerp, dat men eens nader bezag, bleek een juweeltje op zich zelf te zijn. Het waren vooral de zilversmidskunst, de plateelbakkerij, het houtsnijwerk en de houtbeschildering die hier op den voorgrond traden, in een oneindige reeks van vormen: zilveren beugels, lepels, broodmanden, kandelaars, bekers (o.a. de bekende Molenbeker) thee- en koffieserviezen, eikenhouten kistjes, theestoven, geschilderde bloemtobbetjes, schotels (de Kakkerlak en de Kraaikop, twee bekende vormen) enz.
In den hoek bij den ingang waren de grootere voorwerpen gegroepeerd; op onze foto zal men ze terstond herkennen: dat aardige Friesche spinnewiel - weemoediger
zilveren schotel (met de hand gedreven door den heer a. de haas te sneek. naar een ontwerp van prof. molkenboer te amsterdam).
nagedachtenis voor elk, die, bij erkenning van al het goede van den modernen tijd, nog hecht aan de poëzie van het ouderwetsche huisgezin! - het sierlijke trapje, dat diende om in de soliede bedsteden met de mooi gebeeldhouwde eikenhouten deuren te klimmen; het elegante priksleedje en het lessenaartje, dat altijd in de Hindelooper kamer tegen den binnenwand van het portaal stond, en al die andere kleine meubeltjes, wier fijne, naïeve beschildering in frissche kleuren doet deuken aan de collectie zilverwerk van den zilversmid De Haas, uit Sneek, smaakvol was geëtaleerd.
Onze foto van de openstaande kast geeft eenig denkbeeld van de hoogte, waarop deze kunst-vlijt bij uitnemendheid staat, onder wier beoefenaars de heer De Haas een eerste plaats inneemt, maar om eenigszins te kunnen waardeeren de fijne bewerking van al deze voorwerpen, moest men ze zelf in de hand nemen en letten op de zorg, waarmee elk figuurtje tot zijn recht is gebracht.
Of dat een werk van geduld is voor die kunstvaardige zonen van het oude Frisia?... Dat bewijst wel het best de clou van deze typische bont-beschilderde boerenkarretjes op Sicilië.
Kostte het den leek moeite te gelooven, dat dit alles met de hand is vervaardigd, nog grooter was zijn verbazing wanneer hij stilstond voor de groote zilverkast, rechts van de schouw, naast het uniekmooie étagère-kastje, dat met zijn inhoud door H.M. de Koningin werd aangekocht, waarin de rijke afdeeling, de groote zilveren schotel, waarvan wij een afzonderlijke afbeelding geven, omdat hij dat ten volle waard is. Dit kunstwerk, uit één vlakke plaat geheel met de hand gedreven, vertegenwoordigt den arbeid van een klein half jaar. Het was de heer A. de Haas, te Sneek, wiens kunstenaarshand dit meesterstuk afleverde, in oud-Hollandschen stijl bewerkt naar een ontwerp van Prof.
| |
| |
nederl.-indische kunst-industrie.
(dames-verkoopsters: mevrouw van der wijck. mevrouw van heel en mejuffrouw j. de kanter)
Molkenboer. De breede rand prijkt met vijf medaillons, waarin bekende mythische figuren uit de Metamorphosen van Ovidius uitgebeeld zijn (Vertumnus en Pomona, Cephales' afscheid van Aurora, Circe en Picus, Apollo, de borst van Coronis doorschietende, en Adonis en Venus); de vakken daartusschen zijn met mooie bloemenfiguren aangevuld, terwijl over den bodem zich een lint slingert, waarop dit oude versje is gedreven:
Werd deze schotel reeds met goud en zilver bekroond, ook hier trok hij aller aandacht en in de eerste plaats van de Koningin en Prins Hendrik, die met groote belangstelling zich over het kunstwerk lieten inlichten. Trouwens, de gansche afdeeling viel bijzonder in den smaak van het Koninklijk Echtpaar, dat verscheidene voorwerpen liet koopen, o.a. (behalve het reeds genoemde Hindelooper kastje), een doos van gedreven zilver en een stel Makkumsch aardewerk, enz.
Maar ook de andere bezoekers van de fancy-fair lieten zich niet onbetuigd. Voor een bedrag van ruim f 2500 aan Friesche nijverheidsproducten werd er verkocht door mevrouw Van Harinxma en haar trouwen staf van helpsters: mevrouw baronesse M. Van Harinxma thoe Slooten en freule C.M. Van Harinxma thoe Slooten (Leeuwarden), mevrouw baronesse C. Van Harinxma thoe Slooten (Utrecht), mevrouw baronesse Van
| |
| |
groep dames, die loten verkochten en een der buffetten bedienden.
Welderen Renners-Schimmelpenninck (Dronrijp), freule G. van Alphen, freule van Andringa de Kempenaer, mejuffr. J. van Marken en freule L. de Ranitz.
Was dit succes verblijdend voor het doel van de fancy-fair, niet minder was het dat voor de Friesche nijverheid, die niets zoo zeer behoeft - want knappe werkers wien de aanleg in 't bloed zit, zijn er in Friesland genoeg - als den steun van het publiek, dat de nijvere lieden, die dikwijls slechts een schamel stuk brood verdienen, kan houden uit de handen van buitenlandsche opkoopers, die, hun werk slecht betalende, dat dikwijls voor ‘antiek’ van de hand zetten voor hooge prijzen, waardoor dus het loon van den kunstenaar terecht komt bij degenen, die vreemd zijn aan zijn inspanning en tobben.
Dat naast de kunstnijverheid van eigen land die van de inlandsche bevolking in Ned.-Indië een plaatsje kreeg op deze onder Koninklijke auspiciën tot stand gekomen fancy-fair was zeer goed gezien. Ook voor de kunstvlijt in onze Koloniën interesseert onze Vorstin zich bijzonder en het was dan ook weer Koningin Wilhelmina die in Boeatan, den winkel van inlandsche kunstvoorwerpen, door Oost en West opgericht, een collectie kocht om die hier te verkoopen voor Oranje-Nassau's Oord.
Mevrouw Van der Wijck, echtgenoote van den oud-gouverneur-generaal van Ned.-Indië, geholpen door mevrouw Van Heel en mejuffr. J. de Kanter, nam de honneurs waar bij deze afdeeling, die een plaatsje gekregen had tegen de achterzijde van het voorportaal en een interessante collectie batikwerk, lederen en geborduurde artikelen, kleine pottebakkers- en koperen drijfwerk, wapens, wandversieringen enz. te aanschouwen gaf.
Van de overige ruimte langs de zijwanden was partij getrokken om tea-rooms, buffetten en een champagne-bar in te richten, en zelden geschiedde dit zeker met meer goeden smaak dan daar; vooral de berceau links van de Indische afdeeling was een schilderachtig mooi hoekje.
Ik begon met iets te zeggen over kunst en ik eindig er mee, want al heb ik nu met de lezers de Gothische Zaal doorgewandeld, nog rest mij te spreken over de kunstgalerij, die er onmiddellijk aan grensde en waarvan zij den voorhof vormde. Dat onze Haagsche schilders nooit achterblijven als er sprake van is belangeloos iets te doen voor een liefdadig doel, is van algemeene bekendheid. Ook ditmaal kwam dit sympathieke kunstgilde, dat altijd de dingen grootsch opvat, met een daad voor den dag die klonk als een klok. Meer dan 200 fraaie doeken, aquarellen en teekeningen werden door onze eerste schilders en schilderessen beschikbaar gesteld voor een verloting ten bate van Oranje-Nassau's Oord, en onder de speciale leiding van de heeren Bisschop en Tersteeg tentoongesteld in den breeden doorgang van de Gothische Zaal naar het Paleis aan den Kneuterdijk en in het achthoekig zaaltje, dat in het Paleis zelf daaraan grenst. Namen noemen is hier uitteraard niet mogelijk; maar iedere niet geheel oningewijde zal onze foto slechts
| |
| |
even hebben te bekijken om dadelijk goede bekenden te ontdekken en overtuigd te zijn, dat geen onzer grootste meesters op het appèl ontbrak. Zóó bleef de kunst hier op apart, met eerbied betreden terrein en was zij allerminst de Asschepoes der liefdadigheid.
Vormde het geheel alzoo een gelukkige combinatie, het ware cachet werd er aan gegeven door de herhaalde bezoeken van de Jubilarisse zelve en Haar kinderen, die daarmee het sein gaven aan de gansche élite der Hofstad, die haar five o'clock verplaatste uit haar ontvang-salons naar de Gothische Zaal, en wanneer dan, onder de tonen der vroolijke muziek, dit mondaine gezelschap zich bewoog door de zalen; de dames die loten en bloemen en ververschingen verkochten, handen te kort kwamen, en feestelijke bedrijvigheid en ongedwongenheid zich paarden aan een levendigen omzet der artikelen, stroomen gelds voerende naar het goede doel, dan zoü ik al die landgenooten, die wel eens beweren, dat in het aristocratische den Haag initiatief en organiseerend talent ver te zoeken zijn, wel daar hebben willen noodigen om een eeresaluut te brengen aan het wakkere comité, bestaande uit de dames: mevrouw Hoefft van Velsen, baronesse Snouckaert van Schauburg, geb. baronesse van Pallandt; mevr. Boreel, geb. baronesse d'Yvoy; baronesse douairière Van der Goes van Dirxland-Fransen v.d. Putte; gravin van Limburg Stirum, geb. Van Sminia, en de heeren jhr. Van den Bosch; jhr. Hoeufft van Velsen; jhr. E. van Loon; jhr. mr. W. Röell; baron Snouckaert van Schauburg en Roessingh Udink van Singrave, secretaris, die op zoo voortreffelijke wijze hulde gebracht hebben aan de Hooge Weldoenster van armen en lijdenden.
een hoekje in het kleine schilderijen-zaaltje.
|
|