| |
| |
| |
CABINET VAN ZWART- EN GOUDLAK.
eigendom van h.m. de koningin. zich bevindende in het paleis het huis ten bosch. met bijzondere vergunning van h.m. gereproduceerd voor dit maandschrift.
| |
| |
| |
Japansche lakwerken.
Door Ph. Zilcken.
kam van goudlak.
Oud Japansch lak is zeker wel een der fraaiste en meest solide stoffen die ooit door menschenhanden van een natuurprodukt werd afgeleid.
Graniet, goud, marmer, zijn delfstoffen wier duurzaamheid ze voorbeschikt heeft om voor kunstwerken gebruikt te worden, bestemd om den tand des tijds te voelen.
Maar onder de stoffen, door den mensch vervaardigd, is zeker het oude Japansche lak een der meest merkwaardige.
Ik zeg ‘oude’ lak, want het tegenwoordige, moderne lak is ook al aangetast door de betreurenswaardige decadentie die zich in het uiterste Oosten steeds ontwikkelt, decadentie die zich daar meer dan elders toont in de ontaarding niet alleen der kunst, maar, zooals het meestal gepaard gaat, tevens in die van het handwerk.
Een feit is 't dat het oude lak van zeer ongemeene sterkte is, en zoowel den invloed des tijds kan doorstaan, als dien van water, b.v. Dit werd eenige jaren geleden bewezen, toen een bezending oude en moderne voorwerpen, bestemd voor een tentoonstelling in Europa, tengevolge van een schipbreuk, in de kille diepten der zee geruimen tijd verbleef.
Het schip dat deze bezending vervoerde was gezonken en werd eerst na maanden geligt. Toen bleek het dat de oude voorwerpen nagenoeg ongeschonden waren gebleven, terwijl de moderne los geraakt, en uit elkander gevallen waren.
Trouwens goed lak is zoo sterk dat in Japan zelfs een soort gemaakt wordt voor keukengebruik, dat aan een zacht vuur kan worden blootgesteld, of in kokend water, ‘au bain marie’ gebruikt wordt.
In het Verre Oosten is de lakbewerking van zoo ouden datum dat de oorsprong er van onbekend is, en in legenden gehuld.
In een curieus boek, door Arnold Montainus, t' Amsterdam uitgegeven in 1669, ‘Gedenkwaardige Gezantschappen der Oost-Indische Maatschappij in 't Vereenigd Nederland, aan de Kaisaren van Japan,’ vond ik, betreffende het lak, de volgende regels, die wel vermakelijk zijn, vergeleken met de wetenschappelijke waarheid!
‘De konst der werk-bazen verdiend verwondering; maar nog meer der mieren, die de lak zelfs toe-stellen. De werk-bazen stooten het lak tot een poeijer en smelten het: vermengen voorts met het gesmolten lak allerlei verwen, na eigen goedt-vinden, en gieten het alsdan tot lange ronde stukken: welke stukken over heet gemaakt hout, een nagel dik aankleven, en het aangekleefde lak voorts bruineeren met stroo of drooge biezen.’
etensdrager van donker lak. met gekleurd en goudlak opgewerkt. eigendom van mevr. dijk-mesdag.
‘Wegens de herkomst van 't lak verscheelen d'oude natuur-kundige onderling zeer veel.
‘In Pegu (dit Rijk leit tusschen Aracan, Cambodia, Ava en China) wascht een zware
| |
| |
boom, vol rondachtige bladeren, boven groen en onder wit, niet ongelijk de salie, wringende van smaak en de bloesems zijn zonder reuk; de vruchten worden jujuben genaamt. Deeze boom krielt bij zomertijdt van groote gevleugelde mieren, die aan een gomme des gezeiden booms (de Indianen noemen ze Ber) geduurig zuigen: en gelijk de bijen den honing, het lak rondom de takken maken.’
Thans weet men het beter!
Het hoofdbestanddeel waarmede het lak gemaakt wordt is het sap van een boom, die in Japan veel gekweekt wordt, de Rhus vernicifera; van dit sap wordt een soort vernis afgeleid, en ook levert die boom nog was op en een fraaie gele houtsoort.
doos van donker lak met goudlak bewerkt.
Het was wordt bereid uit de pitten der vruchten; de vernis verkrijgt men door in den bast van den stam, wanneer de boom zes tot acht jaren oud is, kerven te maken. Dan vloeit het sap er uit, en deze oogst duurt ongeveer zes maanden, van Juli tot half September, en zij brengt drie qualiteiten van sap op.
Heeft de boom dien leeftijd, van ongeveer acht jaren, bereikt, dan wordt hij meestal geveld, tegen het einde van het seizoen. De takken worden dan in bakken met water gedompeld, waar dan nog wat vernis, van mindere qualiteit, komt bovendrijven.
Het oogsten van het lak is in Japan van vóór-historische oudheid.
Zeer talrijk zijn de verschillende behandelingen die deze vernis moet ondergaan, alvorens op een voorwerp te worden aangebracht, als het voorwerp van een goed soort moet worden.
Allereerst wordt het sap van de Rhus vernicifera in houten lepels opgenomen, en in ruime kuipen gedaan, om, door langzame verdamping, het overtollige water dat er mede vermengd is, kwijt te raken.
De vernis wordt in deze bakken telkens weêr omgeroerd.
Gedurende die bewerking ziet het sap er uit als room, terwijl het spoedig bruin wordt, en eindelijk geheel zwart.
Voor de mindere qualiteiten van lak wordt dit sap aangelengd met olie.
En, voor de latere bewerkingen der voorwerpen, vermengd met kleur-stoffen, als vermiljoen, voor de beste soorten, of ijzeroxyd (een doffer rood, dat niet de vroolijkheid heeft van zuiver vermiljoen) voor de gewonere.
Talrijk zijn nog de verschillende stoffen die naar gelang der behoeften er bij gevoegd kunnen worden, als b.v. gele of blauwe of groene verfstoffen, en lijm, steenslijp, enz.
Verbazend omslachtig en talrijk zijn de achtereenvolgende bewerkingen, die een voorwerp, hoe eenvoudig ook, moet ondergaan, alvorens ‘af’ te zijn.
Deze behandelingen zijn zoo merkwaardig en van zoo langen duur (ik spreek altijd alleen van 1e qualiteit lak) dat het wel de moeite waard is deze techniek na te gaan. Gewoonlijk wordt een voorwerp, doos, kastje, blaadje, eerst van een speciaal hout gemaakt, van een zeer zacht hout, (dikwijls van de Magnolia), omdat het in plankjes, zóó dun als een visite-kaartje moet kunnen worden gesneden.
Dan worden de verschillende deelen van het voorwerp zeer zorgvuldig aan elkander gehecht met heele kleine houten pennetjes, en de voegen, - als die nog merkbaar zijn, (want
| |
| |
de Japansche schrijnwerker is uiterst accuraat!) worden gevuld met een soort van stopverf, bestaande uit de ruwe vernis, afkomstig van den lak-boom, vermengd met meel en zeer fijn zaagsel. Zijn de voorwerpen van grooten omvang, als cabinetten, kamerschutten en anderszins, dan worden de hoeken natuurlijk flink versterkt, en is 't voorwerp klaar, van buiten met bewerkt koper verzorgd.
Het kleinste korreltje of de geringste oneffenheid aan de oppervlakte van het hout wordt weggeschuurd met puimsteen.
gedeeltelijk open bewerkt cabinet van bruin aventurine-lak, opgewerkt met goudlak. eigendom van h.m. de koningin: met bijzondere vergunning van h.m. voor dit maandschrift gereproduceerd.
Dan wordt op het hout gelijkelijk verspreid een taaie laag bestaande uit een mengsel van gebrande klei en vernis van den lakboom.
Na volkomen droog te zijn, wordt de oppervlakte weder gepuimd.
Daarna wordt op deze laag, hetzij zijde, linnen of papier (men denke aan het Japansche papier zoo zuiver van vezelstof, zoo taai en zacht en sterk) geplakt, al naar gelang van de qualiteit die gemaakt moet worden.
Hierover komen achtereenvolgens vijf lagen van het eerst gebruikte mengsel, die telkens, na goed gedroogd te hebben, weêr gepuimd worden.
Nu eerst wordt het lak-vernis aangebracht, met een penseel, dat bij voorkeur moet bestaan uit menschen-haren. Steeds wordt gedroogd en gepuimd, telkens wanneer een laag vernis is aangebracht, eindelijk met de fijnste poeders, als bijna ontastbare, fijn gestampte verbrande hertshoorn, of fijn houtskool, - totdat de oppervlakte inderdaad spiegelglad en gaaf als metaal is geworden.
Bij zeer zorgvuldige behandeling moeten de stukken drogen in volkomen donkere en eenigszins vochtige vertrekken, als kelders b.v. die daartoe ingericht zijn.
Ook wordt tot dit doel vaak gebruikt een
| |
| |
vrij groote ‘donkere kast,’ die flink met water wordt gespoeld alvorens de voorwerpen er in te plaatsen. Deze kast heet in 't Japansch furo.
Nu is het lakwerk echter nog maar gelijk, glad, en éénkleurig, hetzij zwart, bruin, rood of goud. Het is slechts de achtergrond waarop de teekening in andere kleuren en goud zal te voorschijn worden geroepen.
Eerst na vele maanden, na jaren zelfs, is het voorwerp af!
Dit alles geldt niet natuurlijk voor de tegenwoordige thee-bladen, lepel-doosjes, enz. enz., die in grooten getale worden geëxporteerd voor Europeesch gebruik, maar meer speciaal voor de bizondere en fraaie antieke stukken, die allen zóó behandeld werden.
Niet alleen kleinere voorwerpen worden met lak vervaardigd in Japan: deze stof is van ongemeen belang ook in de Bouwkunst van dat land, evenals in de Beeldhouwkunst.
Men denke slechts aan de reuzentempels van Kioto, van Nikko, zoo mooi beschreven door Loti, die overigens het eenvoudigkinderlijke karakter der Japanners, zoo ongemeen smaakvol en verfijnd van aard, niet heeft begrepen.
huis-god van goud- en gekleurd lak. eigendom van mevr. dijk-mesdag.
doosje van zwart lak, opgewerkt met groen-, rood- en goudlak.
Welk een rol het lakwerk in deze architektuur speelt blijkt wel uit de volgende regels: ‘Le peuple qui bâtit avec du bronze, de l'ivoire et de la laque d'or, quelle impression de barbarie doit-il recevoir de nos monuments à nous, en simple pierre; plus grands que les leurs, il est vrai, mais d'un aspect si rude et d'une teinte grise....’
‘De l'or partout, de l'or resplendissant.’
‘Au-dessus de nos têtes, les linteaux sont ornés de grandes fleurs exquises en bronze ou en or...’, ‘des épouvantes de toutes formes se tiennent accrochées par leurs ailes d'or aux solives d'or des toitures.’
Dit is een gedeelte van den tempel van Nikko van buiten.
In den tempel is het duister, rustig, statig. Hier zijn het: ‘Des murailles d'or, et une voûte d'or soutenue par des colonnes d'or.’ ‘Des ors jaunes, des ors rouges, des ors verts; des ors vifs ou atténués, discrets ou étincelants.’
En, terwijl in onze Europeesche woningen zoo licht het aanbrengen van veel goud iets parvenu-achtigs geeft, constateert Loti, dat daar deze kostbare lakwerken altijd even harmonisch en rustig zijn, dat ‘l'ensemble paraît simple et reposé.’
| |
| |
Dit ter eere van de Japansche architekten die deze prachtige gebouwen ontwierpen!
Wat de beeldhouwkunst betreft, die rijkelijk toegepast werd op deze zuilen, plafonds, lambriseeringen, enz., deze kunst gebruikt het lak voor de tallooze Bouddha- en andere beelden van gesneden hout, die met veel weelde geheel verguld zijn met goudlak.
Wat de kunstnijverheid betreft, hier zijn de voorwerpen van lak zoo talrijk dat er bijna geen opsomming van te geven is; het zijn bladen of tafeltjes, kastjes, voetstukken voor porceleinen vazen of bronzen, doosjes van allerlei aard, schalen, etensdragers, kommen, kopjes om de saké uit te drinken, waaiers, toiletartikelen, haarspelden, enz. Er is bijna geen voorwerp denkbaar in Japan, dat niet van lak gemaakt wordt.
En dan zijn die voorwerpen, zelfs die van middelbare qualiteit, met zeldzame zorg en nauwkeurigheid afgewerkt, zuiver sluitend en passend, en regelmatig en harmonisch van vorm.
Men denke slechts aan de ‘cabinetten’, die kastjes met talrijke vakken en laden, die zoo onbegrijpelijk precies open en dicht gaan, waar nooit iets aan hapert, die altijd even keurig afgewerkt zijn, in alle hoekjes en naden en voegjes.
Onze voorouders waren de eersten die van deze kastjes in Europa brachten.
Thunberg, aangehaald door de Goncourt, verhaalt dat de Hollanders der factorij te Decima eenige lakwerken verkregen, maar slechts van tweede qualiteit; de fraaie exemplaren mochten niet uitgevoerd worden, en was er toevallig een te koop, dan was toen al de prijs zóó hoog, dat men er destijds zulk een som niet voor over had. Toch was dit in een tijd die op de tweede bloeiperiode der lakkunst volgde, daar deze kunst o.a. een hooge trap van volmaaktheid bereikte tusschen 900 en 1650.
Veelal wordt gewerkt met zwart lak, waarop met goudlak en enkele kleuren de ornamentatie wordt aangebracht. Ook is de ondergrond soms groen of rood, of van een ongeprepareerde stof; zoo wordt ook gelakt op parelmoer en ivoor, op natuurlijk hout, enz.
Soms zijn het planten, insecten, vruchten, half ‘en relief,’ zóó dat het lijkt alsof stukjes metaal zijn opgelegd. Dan komen veelvuldig bloemen voor als de Kiku (Chrysanthemum), de Kiri (Paulownia Imperialis) de Kinoki (Magnolia), en vele andere nog, evenals oneindig kleine reducties van deze bloemen en planten.
Of wuivende en ritselende bamboeboschjes, en rimpelige meer- en strandgezichten in den maneschijn, waarboven vluchten reigers, ganzen of fazanten, de koele najaarslucht doorklieven.
medicijn-doosje (inro), ware grootte. goud-, grijs-, rood- en groen lak. eigendom van de firma van veen.
Dan zijn het weêr de goden en godinnen van den Japanschen Olympus, of wonder kleine, maar prachtig geöbserveerde water-juffers en mieren, of legendarische figuren, die altijd met ongeloofelijke zorg en nauwgezetheid in hunne smaakvolle uitvoerigheid behandeld zijn.
Want in het mooie lak wordt de uitvoerigheid bij den Japanner nooit saai of vervelend: altijd is die uitvoerigheid, in die tallooze kleine détails, - zoo klein dat men ze eerst met een vergrootglas goed kan beoordeelen, - geestig, gevoelig, volmaakt van factuur. Nooit is er een droge of machinale lijn; altijd is elke bizonderheid met een juist begrip der
| |
| |
CABINET VAN DONKER LAK, INGELEGD MET PAARLMOER
de vier boven-paneeltjes van goud- en gekleurd lak.
| |
| |
vlakversiering er raak op gezet, met zeldzame harmonie in verhouding tot de niet vercierde gedeelten
doosje van zwart lak; op elke zijde, in goudlak, het wapen van den mikado (kiri mon).
En daarbij nog worden, om massive gedeelten, of zware partijen, als b.v. een knoestige magnolia-tak of een stuk rots, te ‘breken,’ om allicht ‘zwaar’ doende vlekken te verdeelen, in die partijen en vlekken stukjes natif goud ingelegd, stukjes goud die ook soms schijnbaar onregelmatig in een laag bruin of effen goudlak worden verspreid, hetwelk dan de naam draagt van ‘aventurine’-lak.
Zoo nader ik het zuivere goud-lak, dat ontegenzeglijk het fijnste, fraaist bewerkte, altijd betrekkelijk vrij zeldzame, en zeker wel het meest aantrekkelijke en volmaakte soort is.
De oudste goud-lak-werken dagteekenen van de eerste jaren van het Christendom (± 150 à 300 N.C.)
In een tempel van Nara zijn doozen aanwezig, die gebeden-boeken bevatten, welke heeten van de 3en eeuw N.C. afkomstig te zijn. Reeds in 't jaar 400 werden ‘aventurine’-lakwerken gemaakt, en in 480 wordt een soort lak vermeld, als een nieuwigheid, dat met stukjes parelmoer is ingelegd.
Maar de meeste stukken uit dien tijd zijn meer antiquiteiten, merkwaardigheden, dan bizonder fraaie kunstvoorwerpen. Verschillende smaakvolle en kundige verzamelaars zijn van oordeel dat de mooiste, de elegantste, de met de meeste zorg bewerkte voorwerpen, niet veel meer dan een paar eeuwen oud zijn.
Een beroemde, en melancholisch aandoende collectie van goudlak-werken is de verzameling die aan Marie Antoinette behoorde, welke zich thans in het Musée du Louvre bevindt en die op den 10en October 1789, op bevel van de ongelukkige koningin, door een paar juweliers beschreven werd.
Ik zal korte metten maken met het moderne lak, daar dit, op zeer enkele uitzonderingen na, slechts een goedkoop verbruiks-artikel is, dat, uitsluitend vercierd met zwakke imitaties van oudere modellen, geen kunstwaarde meer heeft, en grootendeels bestaat uit ruw afgewerkte thee-bladen en doozen, en kleine cabinetjes, haastig gemaakt, zoo snel mogelijk gedroogd, zonder dat er eenige zorg aan is besteed. Maar tóch hebben deze zaken, ondanks al die gebreken, nog een charme door de luchtige, ranke versiering, door het hoewel oppervlakkige, tóch nog eenigszins delicate werk.
Daarentegen die oude cabinetten, zooals er hier een gereproduceerd is, dank zij de welwillendheid van H.M. de Koningin, die mij veroorloofde een der bekende pracht-exemplaren, aanwezig in het Huis ten Bosch, voor dit artikel te doen photografeeren, - hoe deftig, harmonieus en verzorgd zijn niet deze meubels!
En hoe rijk en machtig zijn de kleuren, het diepe bruinzwart, waarop de stemmige nuances van het rijke, kleurige goud zich zoo welluidend afteekenen, hoe aangenaam en voornaam doen zij niet aan!
haarkam van goudlak.
| |
| |
medicijn-doosje (achterzijde). even geopend om de verschillende afdeelingen te laten zien.
Wie zal ontkennen dat ons nationaal oud goudleer niet voor een aanzienlijk deel zijn rijke harmonieën te danken heeft aan den invloed van deze weelderige lakwerken, even zeer bekend bij de Mooren van Cordova als bij ons?
Naast deze groote voorwerpen van lak komen in aanmerking die kleine, prachtige, teêre juweelen, bestemd voor het intiem gebruik der elegante, zoo bij uitstek geraffineerde Japansche vrouw.
Deze kleinere zaken zijn volkomen zuiver van proportie, kleur, vorm, en zij doen zeker niet onder voor het fraaiste wat Europa in dit genre ooit voortbracht, ten alle tijden. Maar naast deze verdienste is er nog die van de materie waarmede zij vervaardigd werden.
Welke stof heeft ooit onder de bewerking door menschenhanden zulk een fijnheid van uitvoering bereikt als lak?
Welke bereide stof is zóó fraai, zoo volmaakt, dat een bekwaam werkman er geen enkel ornament op verlangt, en zich tevreden stelt met het maken van een spiegelgladde oppervlakte van éénkleurig lak, als toppunt van vakkennis?...
En daarbij, met hoeveel smaak en distinctie weten de Japanners niet die gladde oppervlakte te orneeren, wanneer zij die oneindig kleine tafereeltjes er op schilderen?
Welke stof, door den mensch gemaakt, is te vergelijken met het effen goud-lak, dat sterk, stil-glanzend en sonoor is, als oud-goud of brons?...
Ik ben dit opstel eigenlijk begonnen naar aanleiding van de kam die boven aan de eerste bladzijde staat afgebeeld, een gewone haarkam, - een wonder van distinctie! - die mij zóóveel belang inboezemde dat ik de techniek van het lakken meer in bijzonderheden wilde leeren kennen.
Nu kan deze kam wel dienen als criterium bij het beoordeelen van lakwerken.
Waar zijn de Europeesche voorwerpen van dien aard die volkomen bewondering eischen om hun cierlijkheid en gratie, die tot kostbare salon- of museum-preciosa kunnen verheven worden?
bloemen-hanger van bamboes-wortel, met bloemen en sprinkhanen van goudlak hier en daar.
Wel bestaan er velerlei eigenaardige kammen, als Gothische, of Spaansche ‘maja’-kammen, van ivoor, been, hoorn, schildpad,
| |
| |
rijkelijk uitgesneden en vercierd, maar zijn deze, hoe weelderig ook, te vergelijken met een uiterst teêr en volmaakt juweeltje als zoo een Japansche kam, zoo'n stukje nuttig speelgoed, bestemd voor de smalle, soupele, fijn-tastende hand van een Gueisha of van een Keizerin?...
En zoo is het met elk voorwerp van voortreffelijk lak.
Een volmaakt lakwerk is alleen te vergelijken met een ongemeen fraai bewerkt kleinood, en doet niet onder voor een geestig en luchtig kunstwerk als een vluchtige aquarel of een lijnige, gevoelige ets!
blaadje van donker lak opgewerkt met goudlak.
Ik heb gesproken van die groote, zoo uitmuntend gemaakte kasten, waarvan elke lade ‘loopt’ als op rails, waarvan elk onderdeel altijd even zuiver en haaksch is bewerkt; ook van die kleine voorwerpen, bestemd voor het toilet of het vermaak der vrouwen: naast de kammen, de haar-pennen en die doosjes, o.a. bestemd voor het eigenaardig soort goud dat, op de lippen gesmeerd, slechts even met de tong behoeft aangeraakt te worden om sterk rood te kleuren.
Dan zijn er nog die houten platen om aan de muur te hangen, die tochtschermen en kamerschutten, die bloemhangers, enz., dikwijls van natuurlijk hout, wormstekig, met buitengewone nerven; van bamboeswortels en anderszins, waarop hier en daar bloemen of dieren of bladeren zijn gelakt, in goud, of in machtige, diepe en toch vroolijke kleuren.
En ook die ‘schrijfdoozen,’ meestal vierkant, in een paar vakken verdeeld, bestemd om de penseelen waarmeê geschreven wordt, het stuk Oost-Indische inkt, en een plat bakje of steentje te plaatsen, waarop de inkt gewreven wordt met water.
Meestal zijn die doozen van goudlak, soms ingelegd met stukjes parelmoer, koraal, of massief goud.
Of het zijn weêr doozen om gebak te bergen, (onze blikken, 19de eeuwsche ‘trommeltjes,’ zwart geverfd met vergulde blaadjes en bloemen zijn wel zeker een surrogaat geweest voor die kostbare doozen) voorzien van historische of anecdotische voorstellingen, - of ‘fiches’-doozen, of, en deze behooren tot de meest merkwaardige voorwerpen van lak, die vrij zeldzame, maar steeds buitengewoon precieuselijk versierde ‘medicijn-doozen’ (inro's.).
Deze, die elk aanzienlijk Japanner vroeger door zijn gordel hing, aan een zijden koord, waarvan het andere uiteinde voorzien was
| |
| |
van een ‘netskè’ of van een metalen schijf je of barnsteenen bal, ten einde het dóórglijden te beletten, behoorden met zijn sabels, zijn pijpje en tabakzak, tot de vercierselen die hij gaarne vertoonde, evenals ten onzent een dasspeld of horlogeketting gaarne wordt uitgestald.
Deze medicijn-doosjes, uit verschillende geledingen bestaande, zijn altijd zeer zorgvuldig bewerkt. Een bewijs hiervan is, dat terwijl zelfs de fraaiste schrijf- en andere doozen bijna nooit onderteekend zijn, de inro's het bijna altijd zijn. En van hoeveel waarde die verschillende bewerkingen geacht worden, blijkt wel uit het feit dat niet alleen de lakwerker teekent, maar ook de ‘inlegger.’
Zoo beschrijft de Goncourt in zijn ‘Maison d'un Artiste’ een dier doosjes dat hem toebehoorde, van brons-goud, waarop een vlucht reigers, zoo klein als vliegjes afgebeeld, te midden van bloemen van koraal en parelmoer, hetwelk rose schijnt door stukjes ondergelegd metaal. Op deze doos waren ook vlindertjes, wier vleugels met oneindige zorg waren bewerkt, en ingelegd met stukjes goud, zoo klein als speldepunten. Deze doos, die ik aanhaal als een voorbeeld, omdat zij onderteekend was door den lakmeester Hasségama, en door den ‘inlegger’ Takéijama, verklaarde de Goncourt alléén te kunnen vergelijken met een juweel van Benvenuto Cellini!
Wat mij betreft, (en velen met mij), ik vind dat deze heerlijk teêre voorwerpen zeker niet onderdoen voor Egyptische, oud-Grieksche of latere Europeesche producten van hetzelfde soort. En wie zal zeggen hoeveel en wat onze moderne vercieringskunst te danken heeft aan de Japansche kunst?
Ik zal dit opstel eindigen met een herinnering.
Velen zijn er niet ingegaan, maar zij die het deden zullen nooit den indruk vergeten die het ‘Pavillon’ van Japan maakte op de Parijsche tentoonstelling van 1900, nabij het Trocadero-paleis.
Het was een klein gebouw, een paar verdiepingen hoog; hier waren voorwerpen uitgestald van niet te schatten waarde. Er waren vele tooneelmaskers zoo realistisch als Gothieke beelden en evenzoo vol stijl en karakter, en doozen van lak, effen, zwart, bruin of van goudlak, zoo deftig, voornaam en gedistingeerd, dat zij met niets van dien aard vergeleken konden worden.
Het was een keuze-collectie door de Japansche Regeering bijeengebracht, bevattende de mooiste en zeldzaamste kunstvoorwerpen die men had kunnen vereenigen, afkomstig uit de keizerlijke paleizen, musea en belangrijke particuliere collecties.
Naast de cosmopolitische en banale drukte der tentoonstelling, en de niet minder schreeuwende drukte der moderne uitstallingen, hoe gewild en kostbaar ook, was het een rust, een verademing, een verfijnd genot, in dit kleine gebouw, waar het betrekkelijk kalm en stil was, te bewonderen, volóp, deze voorwerpen, zooveel eeuwen oud, en zóó fraai dat zij bepaald eerbied afdwongen voor de geduldige, accurate, en zoo bij uitstek begaafde, smaak- en talentvolle artisten die ze vervaardigd hadden.
|
|