Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 10(1900)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 268] [p. 268] Verzen. Door Ger. Ik droomde, dat je 'n oud vrouwtje was, Een grootje met rimp'lige wangen. Stokoud was je, maar o! zoo kras Met oogen, die konden verlangen. Je telde misschien al wel honderd jaar, Ik was al niet meer in 't leven. Zilvergrijs was je blonde haar Maar je stem, die was jong gebleven. Waar zijn die eens lachten in rooden mond, Je blinkende witte tandjes? Waar zijn die 'k zoo graag in de mijne vond? - Je zijïge blanke handjes? Kijk, onder je zwarte kapje door Springt een blinkend, zilveren vlokje, Dat glansde van goud, vlak boven je oor, Dat is 't guitige, wilde lokje! Zeg! lief, oud grootje, moedertje-mijn! Mijn liefde is jong als een kindje-klein. Zeg? voel je hoe kusjes van kinderlipjes Je voorhoofd drukken met zachte slipjes? Hoe mollige armpjes je hoofd omvangen En handjes streelen je oude wangen? O! lief, oud grootje, moedertje-mijn! Mijn liefde is jong als een kindje-klein, Een engelenkindje, blank en rood, Dat te trappelen staat in je schoot! Wat is dàt nu! Komen daar tranen snel Overstroomen je oude oogen? Kom! oudje-lief, zeg! wil je wel Eens gauw die tranen drogen! [pagina 269] [p. 269] Moet je nu schreien, omdat heden Het mijn zooveelste sterfdag is? Toe, denk niet meer aan die droefenis, Maar glimlach om het lief verleden. ................. Zie, je lacht weer! Ik wist het wel, oudje-mijn! Mijn goede, lieve vrouw: Je weet toch, dat we áltijd samen-zijn En dat ik altóos van je hou! Vorige Volgende