verkondigt afschuwlijke theorieën omtrent de vrouw, ook in gezelschap.
Als het jongetje (‘de idioot’ noemt Paul het) eens verschrikkelijk geslagen is door zijn vader en Nora troost vindt bij een manlijken gast van haar beestachtigen echtgenoot, blijkt het dat de trooster haar hartstochtelijk liefheeft en begeert. Zij, ten prooi aan even hartstochtelijk verlangen èn wraaklust, bezwijkt eerst als 't kind gestorven is. Daarna gaat zij zich verdrinken, wordt echter door inlanders gered, doch sterft kort daarna in de armen van haar trouwe zuster, Kitty, de lieve-velingsfiguur van den auteur.
Van deze twee personen, is Nora verreweg het best geteekend en door den auteur waar gemaakt. Wij zouden haar wel een uitzonderingsvrouw willen noemen, waar zij Paul nog begeert als hij haar physiek en moreel mishandelt en als Nora nog een anderen man wil gaan opzoeken, na alles wat zij van mannenliefde heeft ondervonden, doch psychologisch onmogelijk is dit alles niet, al moeten we heel wat, bij Nora ook, maar op rekening stellen van het Indisch klimaat.
Doch ver beneden de schildering van het slachtoffer, Nora, staat de karakter-teekening van Paul, den beul. Niet omdat hij zoo slecht is; want een man kan niet zóó gemeen worden afgeschilderd of menige vrouw weet er een op te noemen, die nòg meer op den duivel gelijkt; maar omdat hij zoo oprecht gemeen is. Het komt ons voor dat men ook in de Oost zijn cynisme ten opzichte der vrouw anders uit en onder andere omstandigheden dan de ploert van Merweda dat doet. Paul maakt den indruk van een geïncarneerd vrije-liefde-roman argument. De auteur houdt, nu en dan, een schuchter preekje voor die vrije liefde, doch zijn lievelingsfiguur (Kitty) eindigt met fatsoenlijk te trouwen, al is 't dan maar met een man, dien zij niet liefheeft, wat al héél on-vrij-huwelijkig is.
Haar zuster Nora werd ongelukkig door haar meisjesvertrouwen en - begeeren. Kitty trouwt zonder liefde en.... dan is 't boek uit, wat wij erg jammer vinden.
Die Kitty Altorf is een aardige, ondeugende, door en door trouwe, brave, kattige, slimme, offervaardige zus. De lezer voelt zich met haar op zijn gemak, al verkondigt zij zeer vrijzinnige denkbeelden over meisjes-kuischheid (pag. 202, 203 en elders). Zij doorgrondt de slechtaards, beschaamt de kwaadspreeksters en stelt begeerige mannen teleur. Zij alleen, onder de jonge meisjes uit het boek, is géén mannengekkin. De ‘mollige’ rosblonde Kitty heeft een normale temperatuur en een Europeesch-Nederlandsch temperament. Haar denkbeelden over de mannen en het huwelijk geeft zij onomwonden ten beste, evenals Paul zijn theorie over de vrouw als dier. ‘Wat geeft 't huwelijk dikwijls toch aanleiding tot huichelen, knoeien en vuile gecompliceerde toestanden! Zou 't geen veel zuiverder toestand zijn, wanneer een man een meisje ten huwelijk vroeg, hij haar aanstonds bekent, dat er op trouw van hem geenszins te rekenen valt?’ (pag 69) Zij heeft dan ook, tijdens een korte verloving, een treurige ondervinding opgedaan. En toch gaat zij den man van een ander liefhebben. Eerlijk verklaart zij 't hem (die haar slechts begeert) en zijn vrouw, die haar vergeeft. Kitty heeft den moed haar plicht te doen en het echtpaar te ontvluchten. Dat paar is het eenige, dat niet ongelukkig getrouwd is.
Een zwerm trouwlustige meisjes maken ons wee door haar toeschietelijkheid. De ergste is Chrisje, die valsch, leugenachtig en ongehoord manziek is. Stefanotes geeft alle noodige bijzonderheden. Zij moeten zijn waargenomen, of er veel Chrisjes in onze Oost te vinden zijn, weten wij alweer niet, helaas! Het tegendeel is te hopen. Het meisje wordt, volgens eigen wensch, de minnares van Paul van Merweda. Haar ouders denken er niet aan haar in een koud-water-inrichting te laten ver-