ook maar in het allerminst den tekst moderniseerden.
Wil men Vondel vertalen in De-Vries-en-te-Winkelsch? Dan zij men er van doordrongen dat de oude woorden, die de Meester hoorde zingen in zijn ziel, anders klonken en heel anders klinken dan de moderne equivalenten, waaronder er moeten zijn, die de dichter versmaad zou hebben omdat zij ontmunt zijn, zonder karakter geworden: opgesleten woorden nog wel goed voor de geschriftjes, waaruit cadetten hun theorie van geweer of kanon leeren, maar niet meer goed om er een dichterlijk werk in te vertalen.
Want, wie Vondel moderniseert, vertaalt. En, wie poëzie vertaalt, mag wel een buitengewoon taalgevoel en gehoor hebben of hij levert jammerlijk knoeiwerk.
Het spijt ons dat de conclusie zoo voor de hand ligt, nu wij moeten erkennen dat de heer Verkuijl niet alleen taalgevoel moet ontberen, maar ook maat-gehoor, naar het schijnt, zelfs voldoende kennis van prosodie. Wij zullen ons beperken in het geven van voorbeelden; maar ons beweren dient toch door eenige bewijzen gestaafd:
Vondel schrijft:
1. | Het hemelsche gerecht heeft zich, ten langen lesten, |
2. | Erbarremd over mij en mijn benauwde vesten |
3. | En arme burgerij. |
De heer Verkuijl vertaalt:
Het Hemelsche gerecht heeft zich ten langen leste, Ontfermd over mij en mijn benauwde veste, en arme burgerij;
Volstrekt overbodig zijn die kapitale H en die komma achter veste. Erbarremd is, dunkt ons, al heel duidelijk. Wie dat woord niet kent, begrijpt evenmin ontfermd. En nu heeft de Vondel-vertaler in zijn hooge wijsheid, niet eens gehoord of kunnen uitrekenen dat zijn tweede regel al dadelijk geen alexandrijn meer was! En toch, als hij nog één woord had willen vertalen, zou 't benauwde moeten zijn, want wij zeggen nog wel ‘heb erbarmen’, maar niet meer ‘benauwen’ voor in 't nauw brengen.
Vondel schrijft:
5. | De vijand zonder dat wij uitkomst durfden hopen |
6. | Is, zonder slag of stoot, van zelf het veld verloopen. |
Verkuijl denkt er niet aan dat, door verloopen in ontloopen te veranderen, de moeilijkheid zou zijn verklaard doch vertaalt zoo plat mogelijk:
Is, zonder slag of stoot, van zelven afgedropen. (!!)
Totaal verknoeid is het eerste couplet der rei van Amsterdamsche Maagden.
Vondel schrijft:
415.[regelnummer]
Nu stelt het puik van zoete kelen,
Om daar gezangen op te spelen,
Verkuijl schrijft den onzin neêr:
Wij zijn gereed met zoete kelen
Om daar gezangen op te spelen
Vondel schrijft in de Rei van Edelingen:
686.[regelnummer]
‘En myr tot levensonderhoud.’
Verkuyl maakt er heel eenvoudig van:
‘En mirrhe tot levensonderhoud,’
zonder te hooren dat het niet klopt, etc. etc. etc.
Wij moeten wenschen dat deze bewerking van den Gijsbreght niet in veler handen kome en den heer Verkuyl met allen ernst onder het oog brengen dat, zoo iemand zich moge verstouten Vondel te vertalen in het moderne Nederlandsch, die iemand een groot dichter wezen moet en dan nòg wel zou kunnen falen. De heer Verkuyl, aan wiens uitnemende bedoelingen wij niet mogen twijfelen, had moeten begrijpen dat hij daarvoor de man niet is en dàt hij 't niet begrepen heeft bewijst dat hij Vondel niet waardeeren kan met voldoenden eerbied en ootmoed.
F.L.