nieuwen roman is deze wel de merkwaardigste, en, ondanks al hare zonderlingheden, de meest realistische. Ze schept er vermaak in diners te geven aan drie oude vrienden, die telkens getrouw terug komen; ze stort geen traan, als de Breul haar het overlijden van hare dochter komt aankondigen, en, zoodra zij weet, dat zij niet herstellen kan van eene heupontwrichting op haar reeds gevorderden leeftijd, roept ze de vrouw van haar kleinzoon, Gerard de Breul, en geeft deze een cheque van vijf ton, om hem in zijne benarde zaken te hulp te komen.
Het is niet wel doenlijk een volledig verslag van alle in deze twee deelen verhaalde gebeurtenissen te geven. Het is bovendien veel beter, dat de lezer de spanning niet mist, die de auteur op het slot van het eerste deel en bij het begin van het tweede deel weet op te wekken. Voor een groot deel is dit werk een criminalistische roman, daar er door de justitie lang gezocht wordt naar den moordenaar van een slachtoffer, dat ten slotte blijkt door een ongeluk aan zijn bloedig einde te zijn gekomen. Deze rampzalige persoon is een neef van den heer de Breul, plotseling uit Amerika teruggekomen, Jacques Drost, die na een stormachtig onderhoud met de Breul, over een bouwvallig vonder loopend, door de plank zakt en in de wetering valt, waaruit hij stervende wordt opgehaald.
Dit motief herinnert aan een roman van H.J. Schimmel, in 1882 verschenen onder den titel: Verzoend. Bij Schimmel speelt een voornaam millionnair, Van Aarle, die een ton gouds heeft gestolen, de hoofdrol. Als Van Aarle in top van zijn fortuin is gestegen, komt een ellendige schelm, de zaakwaarnemer Karel Gunters, die kwade vermoedens tegen hem heeft opgevat, en poogt hem geld af te dreigen. Van Aarle laat hem zwaren wijn drinken, leidt hem des avonds naar buiten door den tuin van zijne villa over een vonder naar den straatweg. Den volgenden dag vindt men het lijk van Karel Gunters in de sloot.
Bij Schimmel is deze gebeurtenis een moord - bij Van Sorgen een ongeluk, dat tot vermoeden van moord leidt. Bij Schimmel neemt het voorval eene kleine plaats in, bij Van Sorgen is het de hoofdgebeurtenis van den roman, waarom alles zich beweegt in een zeer rijk tafereel van velerlei dramatische incidenten. Mr. E de Breul heeft zich eene som van 200000 florijnen voorloopig toegeëigend, die aan de zuster van Jacques Drost toekwamen, maar hij is onschuldig aan den dood van dezen nathals. Van Sorgen heeft in zijne fijn gesponnen intrige de schoondochter van Mr. de Breul, de zeer geestige en beminnelijke Pauline Delmare, verdenking doen opvatten tegen haar schoonvader, daar Pauline hem bij het vertrek van den Amerikaanschen avonturier in den tuin heeft gezien, en later zelfs een beslikten pantoffel van hem in een tuinpad heeft opgeraapt. De schrik van de anders zoo vroolijke jonge vrouw, de zenuwachtige spanning, waarmee ze deze pantoffel van slijk ontdoet, en daarna in de kamer van haar schoonvader brengt, het steeds krachtiger bij haar opkomend vermoeden van eene misdaad, geven den auteur aanleiding tot talentvol geschreven bladzijden.
Er zijn vele welgeslaagde episoden in dit uiterst bont verhaal. Zeer goed geslaagd is de figuur van Betty, dochter van de Breul uit zijn tweede huwelijk, die eene teedere neiging tot mystiek koestert. Ze gevoelt roeping ziekenoppasseres te worden, en reeds bij het ziekbed van eene vriendin, Louise van Haren, ziet ze des nachts op eene schilderij: le Christ marchant sur la mer, een wonderbaar licht, dat haar het aanstaand herstel van de zieke komt aankondigen. Er is in de schildering van deze feiten iets zeer waardigs en rustigs, dat indruk maakt en het scheepje van den auteur over zeer gevaarlijke klippen veilig in de haven brengt.