| |
| |
| |
Buitenlandsch overzicht.
Zeven jaar is de normale zittingsduur van het Engelsche Lagerhuis. Treedt het af, dan doet zich meestal het verschijnsel voor dat de kiezers zooveel meer afgevaardigden van Harer Majesteits oppositie naar de nieuwe Kamer zenden, dat deze ministerieele partij wordt en dat zij die het laatst regeeringsvrienden waren de oppositie gaan vormen. Met andere woorden: de partijverhouding keert om ten gunste van de minst talrijke partij. Bij de ontbindings-verkiezingen heeft de oppositie dus meestal wat voor. En het ligt voor de hand dit hieruit te verklaren, dat het kiezersvolk de bovendrijvende partij nu eenige jaren aan het werk gezien heeft; dat het heeft kunnen waarnemen hoevele beloften van het program onvervuld zijn gebleven. Inderdaad schijnt er een zeer talrijke tusschenpartij te zijn die bij deze verkiezing hare stemmen aan de whigs, bij gene aan de tories gunt. Is het te verwonderen in een land, dat van zijn grootste mannen een volstrekten politieken ommekeer heeft kunnen aanschouwen - dat Gladstone heeft zien beginnen in het ministerie van Sir Robert Peel en eindigen als bondgenoot der Ieren, dat Chamberlain aanschouwd heeft als steunpilaar der politiek van Gladstone en van Lord Salisbury?
Maar zeven jaar zij de normale levensduur van een Engelsch parlement - dien vollen tijd zit geen enkel Lagerhuis uit. Tegen het tijdstip, waarop de nieuwe verkiezingen zouden worden uitgeschreven een jaar ongeveer tevoren - is de regeering van het oogenblik gewoon het Huis der Gemeenten te ontbinden en den kiezers het oordeel over te laten of er al dan niet met de meerderheid der laatste jaren zal worden voortgeregeerd. Er wordt een vrijwillig beroep op de kiezers gedaan, opdat deze uitspraak zullen doen of hun wenschen en gevoelens nog voldoende en in de juiste verhouding worden weergegeven door hen, die zij naar het Huis hebben afgevaardigd.
Van een dergelijk vrijwillig afstand doen, heengaan en grand seigneur, zonder zich tot het laatste oogenblik vast te klampen aan de verworven portefeuilles, bij de Engelsche Kabinetsverandering van een maand geleden geen spoor. Een ongewoon en leerzaam schouwspel heeft het laatste Gladstone-Kabinet ongetwijfeld opgeleverd. En dat om zeer verschillende redenen.
Vooreerst omdat het voor het laatst het wereldtooneel deed betreden en eindelijk zag verdwijnen een dier weinige mannen van onze dagen, die ver boven de menigte uitsteken, als hooge boomtoppen, welke de democratische strooming van onzen tijd niet heeft kunnen overweldigen. Een der zeer enkelen die kracht genoeg bezaten om ‘aan den slinger van den tijd te rukken’; de hoog-dramatische figuur van den grijsaard, die, de tachtig jaren reeds te boven, nog een parlement wist te leiden en Europa te dwingen tot luisteren naar zijn stem, om daarna, onverzwakt door een geweldig échec, heen te gaan naar de eenzaamheid van zijn ten einde neigend leven. Een man die, volgens het getuigenis van lord Russell, zich een naam verworven heeft ‘dien de loop der eeuwen niet in staat zal zijn te verduisteren’; een man, die door zijn ontzaglijke capaciteit van geest in staat was Homerus te commenteeren tusschen de politieke aanvallen van Balfour en Chamberlain
| |
| |
door, de verdediging van Home Rule te voeren in afwisseling met het vertalen van Horatius en de theoretische beoefening van den landbouw. Een man, voor wien de wereld niets dan bewondering kan houden, hoeveel afbreuk zijn talrijke zwenkingen daaraan ook bij eerste waarneming schijnen te doen. bewondering voor dat schoone leven, dat zoo heerlijk rustig ten einde loopt, nu het, na al de glorie der wereld en de gunst van volken en vorsten te hebben genoten, de kracht bezit dat alles neer te leggen en er niet meer naar om te zien. Voorwaar, het is beter op Hawarden Castle dan op Friedrichsruh!
Het laatste Gladstone-Kabinet ontleent behalve aan de figuur van zijn leider, mede zijn historische beteekenis aan de poging tot verwezenlijking van Home Rule for Ireland (Government of Ireland bill 1894). Voor alle parlementen heeft de wijze van behandeling en de mislukking van dat ontwerp een voorbeeld kunnen zijn, hoe ingrijpende wettelijke veranderingen niet moeten worden ondernomen, behandeld, tegengehouden. Aan den eenen kant stond de regeeringspartij, die met eene kleine meerderheid in het parlement voor en een groote meerderheid in Engeland tegen hare plannen, de hervorming trachtte door te drijven, die zij tot wegneming van het ergerlijk onrecht, waaronder het Groene Eiland sedert eeuwen gebukt ging, noodzakelijk achtte. Doordrijven met zeer weinig drijvende krachten - hetgeen tengevolge had, dat er gebruik gemaakt werd van de toevallige macht die men in handen had, om allerlei bezwaren welke zich tegen de ontwerpen voordeden uit den weg te ruimen op zeer willekeurige wijze: de toepassing van den gag (mondprop), - gelijk men den maatregel spottend noemde, die strekte om de debatten binnen een zeker kort tijdsverloop een einde te doen nemen - was er het voornaamste voorbeeld van. Zoo kwam, gestuwd door een uit zeer uiteenloopende elementen bestaande, slechts ter wille van dit doel alleen vereenigde regeeringspartij en doorgedreven met alle kunstmiddelen welke aan een zeer geringe, maar uiterst tyrannieke meerderheid ten dienste stonden, het ontwerp, bestemd om den band van het Vereenigde Koninkrijk losser te maken, zoo niet te ontknoopen, in het Huis der Lords aan. Ik zal het niet prijzen wat daar geschiedde, maar was het niet de natuurlijke terugslag op het aanhoudend forceeren der ministerieelen? Punch heeft het zoo aangrijpend vermakelijk afgebeeld: Home Rule met zijn magere armpjes en kromme beentjes sidderend van doodsangst door de lords
Rosebery en Spencer het Hoogerhuis binnengeduwd, waar, de mouwen opgestroopt en de forsche knuisten gereed, de markies van Salisbury, de hertogen van Argyll en van Devonshire gereed staan om het poppetje aan te grijpen en te vermorzelen tusschen hun geweldige vingeren. Angstig staren de verbaasde gezichten van den Grooten Oude, van Harcourt en Morley over het schotje dat de beide Huizen van elkander scheidt; zij moeten het aanzien hoe na enkele redevoeringen, alsof het eigenlijk geen lang praten waard is, het teer gekoesterde en hardnekkig verdedigde spruitje een jammerlijken dood sterft - doomed!
| |
| |
Na het uittreden van Gladstone begint er een ongelukkige tijd voor de liberale regeering. Lord Rosebery zelf, die het bewind voert, treft daarom geen ander verwijt dan dat hij er de man niet naar geweest is om een partij te bezielen; na Gladstone en naast Harcourt was zijn positie niet gemakkelijk. Zijn gezondheid liet te wenschen over; de Iersche partij vertrouwde hem niet recht, sinds hij verklaard had dat er een meerderheid voor Home Rule in Engeland zelf bestaan moest, vóór de uitvoering daarvan mogelijk was. De kerkelijken schudden afkeerig het hoofd over de zegepralen zijner renpaarden, die er overigens niet weinig toe bijdroegen zijn wankelende populariteit nog zoo goed en zoo kwaad als het ging, staande te houden. Groote wetten kwamen niet tot stand of mislukten; en ook in zijn buitenlandsche politiek was het ministerie niet altijd even gelukkig.
Daarbij of ten gevolge daarvan komen de resultaten der talrijke bye-elections of tusschentijdsche verkiezingen, aan welker uitslag in Engeland zeer veel waarde gehecht wordt ter opmaking van de politieke kaart des lands. Telkens en telkens weer zag de regeering haar kleine meerderheid kleiner worden, krimpen van eenige tientallen tot minder dan tien, tot acht, tot zeven stemmen. Lord Rosebery's Kabinet houdt vol, Sir William komt nog met 'n groote wetgeving, met de Local Veto Bill, aandragen; zoolang er twee stemmen over zijn zullen de liberalen zich hun opdracht niet laten ontwringen.
Dan gebeurt, wat te eeniger tijd gebeuren moest: een toevallige meerderheid brengt in een onvoorbereid Huis een lid der regeering een slag toe. Het Kabinet kan zijn minister van oorlog, Campbell-Bannerman, een van de populairste zijner leden niet missen; plotseling, alsof het er nu na al het gebeurde eensklaps genoeg van had, stelt het zijn portefeuilles ter beschikking van de Koningin.
Nu zijn de tories aan het woord, onder wier partijnaam thans weer iets anders verstaan moet worden dan vroeger. Een combinatie van liberalen en conservatieven; iets onmogelijks op het eerste gezicht. Niet zoo onmogelijk toch omdat ditmaal die combinatie den naam van unionisten draagt. Die naam is de uitdrukking voor het compromis, dat aanvankelijk tusschen de liberale unionisten onder Chamberlain en den hertog van Devonshire en de conservatieven onder Lord Salisbury en Arthur Balfour werd gesloten. In den beginne dus niets dan een gemeenschappelijk verzet tegen de pogingen om Ierland uit de Unie af te scheiden. Maar als de liberaal-radicaal-Iersche politiek zich geheel door Home Rule laat beheerschen, wordt het verbond der tegenstanders al steviger. Door aldoor naast elkaar te strijden begint men sympathie te gevoelen voor elkanders zaak; vrienden der liberale unionisten, de min aangename stelling van overloopers (Judas! schreeuwen de Ieren Chamberlain toe), geduld door de partij bij wie zij zich aansloten, willende verbeteren, bepleiten de volkomen vereeniging der vroegere liberalen met de tories. Een aansluiting zònder abdicatie, wel te verstaan; met terzijdelating van wat scheiden blijft, met stilzwijgende overeenkomst om over zekere punten maar liever niet te spreken.
| |
| |
Het blijkt inderdaad dat dit zoo moeilijk niet is als het schijnt. Dit ligt vooral aan de eigenaardige hoedanigheid der Engelsche conservatieven, die als partij noch reactionair noch absolutistisch zijn. In de verste verte mogen de aanhangers van Lord Salisbury niet vergeleken worden òf met de Fransche droite òf met de Duitsche jonkerpartij. Zij zijn, het is waar, de standvastige verdedigers van de praerogatieven der Kroon, maar hun ijver wordt verhinderd tot dweeperij over te slaan door den niet minder diepgewortelden eerbied voor die eerwaardige instelling die het Engelsche parlement heet, en door het levendige besef dat zij van jaren her de handhavers en bevorderaars zijn van den constitutioneelen regeeringsvorm en het parlementaire stelsel. Zij hebben gelegenheid om aan hun conservatieven zin voor invloed der oude geslachten te voldoen door den cultus van het Huis der Lords, die een der artikelen van hun geloofsleer is en door hun onveranderlijke trouw aan de Anglikaansche staatskerk. Maar daarnaast staat alweer hun Huis der Gemeenten, welks zeer omvangrijke rechten in de geschiedenis wortelen en dat zeker niet ten hunnen nadeele in den loop dezer eeuw in democratische richting is hervormd. Dat zij aan de geschiedkundige ontwikkeling des volks vasthouden en daarvan den grondslag hunner nationale politiek maken, drijft hen volstrekt niet tot tegenwerking van den vooruitgang; want die geschiedkundige ontwikkeling is zoo snel en zoo reusachtig geweest, dat zij ook voor de liberalen een dergelijke basis kan vormen. Men denke verder eens aan hetgeen de conservatieven op het gebied van sociale wetgeving hebben tot stand gebracht en ondernomen en men ziet terstond hoe gunstig zij zich in dat opzicht onderscheiden van hunne geestverwanten, als men ze zoo noemen mag, in andere landen. Zeker, wie in Engeland werkelijk reactionair of absolutistisch gezind is, sluit zich bij de conservatieve partij aan; maar dat zijn er
veel te weinigen dan dat zij op die partij hun stempel zouden kunnen drukken of er zelfs veel invloed oefenen. De conservatieve partij als zoodanig is zoo weinig tegenhoudend of ‘domperachtig’ van aard dat zij zich zelfs van een der voormannen van de Liberty and property defense League een ernstige berisping heeft moeten laten welgevallen, omdat door haar toedoen, ja zelfs op haar initiatief, het grootste gedeelte tot stand was gekomen van hetgeen die schrijver betitelde als: de socialistische wetgeving der laatste twintig jaren. Het heeft mij dan ook volstrekt niet verbaasd, dat de heer Stead (oud-redacteur der Pall Mall Gazette, thans directeur der Review of reviews) zich aan de voorspelling gewaagd heeft, dat het geen drie jaar zou duren of Lord Salisbury en zijn ministerie zouden door beide Huizen een ontwerp voor Ierland hebben doen aannemen, volkomen gelijk aan Home Rule, behalve in den naam. Het is inderdaad mogelijk; men heeft denzelfden loop van zaken kunnen waarnemen, toen het de gelijkstelling der katholieken gold, in 1828; de toepassing van het vrijhandelsstelsel in 1847; de kiesrechthervorming in 1867.
Uit deze en andere feiten en daden mag men de gevolgtrekking maken, dat het verbond der conservatieven met de liberale unionisten volstrekt niet
| |
| |
zoo monsterachtig is, als het, zoo men op den klank der woorden afgaat, schijnt te wezen.
Eén ding echter vergete men niet: de vereeniging van Chamberlain en Salisbury is een verbond, geen samensmelting. Hun Kabinet is een coalitie-ministerie, het is reeds al te duidelijk gebleken in zijn samenstelling, waarbij een menigte politieke mannen die er stellig aanspraak op een plaats in hadden mogen maken, voorbijgegaan zijn, terwijl ook de verschillende portefeuilles zijn toebedeeld op een wijze die duidelijk toont met hoeveel persoonlijke en vooral partij-consideratiën men rekening heeft moeten houden. Het zal dus ter dege zaak zijn - en het nieuwe Kabinet zal dit stellig wel niet uit het oog verliezen - zich niet al te dicht te bewegen bij de grenzen van het vlak, waarin de liberaal-unionistische en conservatieve cirkels over elkaar, dus tezamen, vallen. Dat vlak schijnt, gelijk de zaken nu staan, een veld te vormen ruim genoeg voor vruchtbare samenwerking.
Zoo schijnt ook het Engelsche kiezersvolk het te begrijpen. Welk een verpletterende nederlaag voor de aanhangers der vorige regeering, die nog al met zekere gewisheid voorspeld hadden dat het nieuw opgetreden Kabinet van zijn eersten maatregel: parlementsontbinding, niet veel genoegen zou hebben. En op het oogenblik, waarop ik deze woorden schrijf, heeft de regeeringspartij 81 zetels gewonnen, terwijl de winsten der liberalen 16, dat is nauwelijks een vijfde van het eerstgenoemde getal bedragen. De nieuwe regeering zal in het Lagerhuis naar alle waarschijnlijkheid kunnen rekenen op de ongehoorde meerderheid van bijna 200 stemmen. Stel daartegenover eens de veertien, die Lord Rosebery overeind moesten trachten te houden!
Waaraan die geweldige ommekeer toe te schrijven?
Aan Local Option, roepen de voornaamste regeeringsorganen; aan de heldhaftige bestrijding van den drankduivel door Sir William Harcourt, die een hem noodlottige poging waagde om in die gemeenten, waarin de wensch daartoe met twee derden der stemmen van den raad op verzoek van een tiende der kiezers van de gemeente werd uitgesproken, onder zekere voorwaarden een verbod van drankverkoop mogelijk te maken. Het kan wel, dat eenige nederlagen der liberalen aan sir William's poging tot beteugeling van drankmisbruik te wijten zijn; zij moge althans hoogstwaarschijnlijk tengevolge gehad hebben dat deze onverschrokken staatsman zijn eigen zetel te Derby moest verliezen. Maar een groot aantal andere slagen aan zijn partij toegebracht, vinden in haar geen verklaring.
Het is natuurlijk uiterst moeilijk voor hem, die buiten de Engelsche politiek staat, in enkele volzinnen te verklaren, aan welke oorzaken de débâcle der liberale partij dan wèl moet worden toegeschreven. Moest ik er enkele noemen, ik zou allereerst de gissing herhalen, aan het begin van dit overzicht geuit, dat de oppositie bij parlementsontbinding altijd in een gunstiger toestand verkeert, omdat zoo vele van de beloften der regeeringspartij noodzakelijkerwijze onvervuld zijn gebleven. Vooral thans is dit het geval, nu de liberale leuze: Home Rule voor Ierland, in haar verwezenlijking zoo
| |
| |
jammerlijk schipbreuk heeft geleden. En dit is het geval geweest met de meeste ontwerpen van Gladstone's en lord Rosebery's Kabinet, welke na in het Lagerhuis vinnig te zijn bestreden en slechts met groote krachtsinspanning doorgedreven, door het Hoogerhuis werden afgewezen of teruggezonden met amendementen, welke het beginsel der wet zelve aantastten.
Het kiezersvolk heeft dus niet veel goeds gezien van de partij die het in den zadel had geholpen. Meer dan dat: het heeft de goede manieren van zijn hoffelijk parlement zien lijden onder Iersch geschreeuw en radicale rouwheid; het heeft een vechtpartij aanschouwd op dezelfde banken, vanwaar zoo vaak woorden klonken, van verheven waardeering voor den tegenstander getuigend; waar, indien men den vijand telijf ging, dit geschiedde in dien hooggehouden parlementairen stijl die de debatten van het House of Commons gemaakt heeft tot een ‘wonder in de oogen’ van het politieke continent. Meer dan tevoren is die stijl veronachtzaamd geworden in het tijdperk dat door Home Rule gekenmerkt wordt. Ik weet dat men over decorum in Engeland lang niet onverschillig denkt. En nu zijn ook Harcourt en Rosebery en de meeste van de afgetreden ministers der Kroon dien fijnen toon wel meester, die den hoorder zulk innig geestelijk genot verschaft; die mengeling van kalmen humor en bijtende ironie; die vlucht op breede vleugelen, langzaam stijgend en onopgemerkt weer dalend tot het gewone Engelsche peil van common sense, dat zelf al een eind verheven is boven den beganen grond. Maar och, de liberale ministers hadden zulke ongemanierde bondgenooten. En het kon der tegenwoordige regeering wel een paar zetels meer bezorgd hebben, dat deze en gene kiezer die ongelikte beren liever niet langer ontzien zag wijl het Kabinet hun steun niet kon missen.
De reactie is echter zoo ontzaglijk geweest dat er wel een ontzaglijk aantal oorzaken toe zal hebben medegewerkt; ik bemerk dat ik aan het maken van hypothesen zou kunnen blijven. De nieuwe verkiezingen hebben bij mij den indruk versterkt, dat Engeland niet alleen nu, maar gewoonlijk, een tory-regeering begeert. Een uitnemende persoonlijkheid als Gladstone moge een paar malen de schaal naar de zijde der liberalen doen overslaan, de groote meerderheid der kiezers vindt haar beste vertegenwoordiging in de conservatieven: de partij die voortschrijdt, telkens omkijkend naar wat achter haar ligt; de partij der aristocratische weldoeners en der verstandige landheeren; de partij eindelijk der echte jingo's, die naar hun aanleg het best de politiek in binnen- en buitenland weten te drijven naar het karakter der eigengerechtige, maar aan hunne eigen deugden genoeg hebbende, eilandbewoners.
Het schouwspel dat de verkiezingen zelve opleveren, is weer belangwekkend genoeg. Welk een deelneming, welk een hartstocht voor de politieke vraagstukken van den dag! Men behoeft de kiezers niet bijeen te trommelen naar een meeting; de zalen zitten stikvol en iedere zin van den redenaar, iedere tusschenzin bijna, wordt afgewisseld door laughter en cheers. Mannen en vrouwen, jong en oud, storten zich in dien maalstroom. Van die algemeene
| |
| |
deelneming herinner ik mij zelf een staaltje te hebben bijgewoond, toen ik in 1892 in een kleine stad van Dorset een parlementsverkiezing meemaakte. Ons gezelschap kwam langs een school, die uitging: al de kinderen droegen een strikje met de conservatieve kleuren op de borst. Een klein, bleek jongentje liep alleen, zonder lintje. Onze dames omringden hem: ‘Why don't you wear the conservative colours?’ Het mannetje, tegen een muur gedrongen, keek verlegen en benauwd. Eindelijk, toen de vraag herhaald werd, met aandrang en een beetje vinnig (Engelsche dames kennen geen medelijden in de politiek!), richtte de jongen, boos en fier tegelijk, het hoofd omhoog en beet haar toe: ‘because I'm a liberal!’ Wel riepen de conservatieve scholiertjes, die er om heen stonden: ‘because he is an ass’, maar die naijver deed niets af aan de diepgewortelde overtuiging en den hartstochtelijken moed, waarmede het ventje aan het heele gezelschap zijner politieke tegenstanders den naam zijner partij toesnauwde.....
Is eigenlijk het schouwspel dat Oost-Europa in deze dagen vertoont niet nog belangrijker dan de binnenlandsche politiek van den meest westelijken staat?
Het kan het worden - God beware er ons voor! Die Balkan, eigenlijk maar half Europeesch, is zulk een voortdurende bedreiging voor den vrede van ons werelddeel; zulk een akelig broeinest van quaestiën en geschillen, die dra door den loop der omstandigheden den gruwzamen oorlog kunnen brengen over de arme landen. Er ligt daar een onuitputtelijke bron van kleine kwalijknemendheden en ergernissen, van locale gebeurtenissen die door de politieke constellatie der naijverig toeziende mogendheden het karakter nemen van internationale rampen.....
Wat deert het Duitschland en Engeland en Frankrijk of door barbaarsche moordenaars een man in stukken wordt gehakt, wien geen directe invloed op den gang der Oostersche zaken meer mag toekomen, omdat hij niets meer is dan een ambtenaar in ruste, een particulier met een invloedrijk verleden? Wat heeft dat heele corps diplomatique te maken bij Stamboelof's begrafenis, waaraan der regeering, bij welke het de mogendheden vertegenwoordigt, de deelneming door de verbitterde familie onmogelijk gemaakt is? Waarom - indien de mogendheden, ondanks Rusland's voortdurend zij het dan ook niet altijd krachtdadig protest, Ferdinand van Koburg op den Bulgaarschen troon geduld, gesteund, bijna erkend hebben - waarom moet diezelfde vorst nu eensklaps het land uit, zelfs indien de monsterachtige beschuldiging dat zijn regeering aan den moord niet vreemd was, eenige waarheid bevatte? Als de Balkanstaten werkelijk een gevaarlijken brandstapel vormen - voorwaar, geen enkele der grootmachten die er niet met onheiligen ijver olie over uitgiet!
Het bloedige lijk met de afgehouwen handen ligt nu onder den grond; maar de haat en de razernij waren rond over het land en daarbuiten. Kan het anders, als de stille rustplaats der dooden zelf het tooneel was van
| |
| |
luguber vreugdebetoon en krijschend geschreeuw om wraak? Het kost moeite te gelooven dat dit een geschiedenis is van deze eeuw. Zij doet ons denken aan de verschrikkelijkste bladzijden uit Shakespeare, aan kronen met bloed bevlekt en machtige staatsdienaars uit den weg geruimd. Zij doet een visioen rijzen van een godsoordeel: de handen, die het doodvonnis teekenden van jonge al te vurige patriotten, die het bevelschrift schreven tot toepassing van het foltertuig op weerbarstige gevangenen, weggemoffeld in donkere kerkers - die wreede handen afgekapt, beide liggende naast het lijk van den dictator, die zijn vaderland onafhankelijk maakte door daden des bloeds. Met huivering staren wij in die kuil van haat en hartstocht, die de rampzalige moeder van den in 1892 op des ministers bevel gedooden samenzweerder Milarof, vlak na den moord aan Stamboelof's weduwe schrijven doet:
‘Ween over dien bloeddorstigen moordenaar, die op een lustigen avond, te midden van zang en dans der tsiganen in het klooster van Bourgas het doodvonnis van mijn zoon Svietoslaf heeft geteekend. God heeft mij de kracht gegeven lang genoeg te leven om den troost te genieten den moordenaar te zien baden in zijn eigen bloed. Ik zend mijn verwenschingen aan zijn rottend lijk.’
Is dit alles de werkelijkheid der 19de eeuw?
En mochten wij nu maar gelooven dat het reine verontwaardiging over zooveel barbaarschheid is die de Duitsche pers met luid geroep den afstand van den Koburger doet eischen. Of kalme bezadigdheid die de Fransche haar oordeel doet opschorten en voorloopig zich doet ‘aansluiten bij Rusland’, dat de Bulgaren in genade aanneemt en zijn plannen tegenover Ferdinand verzwijgt Maar het is alles hoogere politiek, gevaarlijker dan ooit, wanneer zij ter zake van het Oosten gedreven wordt. De sultan is verstoord over de begunstiging die de Macedonische troebelen in Bulgarije vinden; hij trekt zijn wilde troepen samen aan de Bulgaarsche grens, straks valt hij het jonge vorstendom aan, Rusland springt op de bres, Oostenrijk schuift naar voren, Frankrijk wordt onrustig, het Drievoudig Verbond brengt zijn geheime clausulen aan het licht.... en de wilde krijg is ontketend.
Maar dit is ook een visioen. De toestand schijnt niet gevaarlijker dan in 1878, dan in 1887 en dit is een groote geruststelling dat het einde der eeuw de kansen des vredes sterker gemaakt heeft tegen die des oorlogs.
Wellicht drijft de donderwolk voorbij of treft de bliksem slechts den zwakken vorst, wiens karakter en positie reeds het helle schijnsel niet velen kunnen, dat zulk een plotselinge lichtstraal er op werpt. En het mocht ook zijn dat er van dit alles niets overblijft dan de benauwde herinnering aan den hardvochtigen staatsman die zijn land vrijgemaakt heeft om er te leven onder het pijnigend voorgevoel van naderenden moord; niets dan het akelig droombeeld van die slachting in de nauwe straat en van den halfblinden stervende met de wreede, afgehouwen handen.
P.v.D.
23 Juli.
|
|