Nederlandsche Verzen en Nederlandsch Proza.
VI.
Een Professorsvrouwtje door Leo Luttel. Zutphen, W.J. Thieme & Cie. 1894.
Ziehier een roman voor jonggetrouwde professorsvrouwtjes. Het boek is eene les, bijna een collegie over de plichten van jonge getrouwde vrouwen. Daar de schrijfster zich achter den schuilnaam Leo Luttel terugtrekt, is het niet mogelijk te weten, of we hier met een coup d'essai te doen hebben. In dit geval is het billijk te verklaren, dat hier bijna een coup-de-maître is gegeven. De heldin van het verhaal, Corry of Cor, of Cornelia de Blauwe, dochter van een majoor, die te Leiden in garnizoen is, heeft de gaaf den lezer tot groote sympathie voor de schrijfster te stemmen.
Ik zeg schrijfster, omdat Leo Luttel zooveel kennis van het jonkvrouwelijk hart aan den dag legt, daarenboven zooveel détails van het vrouwelijk toilet op het nauwkeurigst beschrijft, eindelijk hare helden in zulk een aureool van fierheid, waardigheid en wegsleependheid hult, dat het moeilijk aangaat haar, omdat zij Leo heet, voor een man te houden. Deze nog onbekende, maar bijzonder begaafde kunstenares heeft in haar Professorsvrouwtje een allerinnemendst boek voltooid. Hare stof is zeer eenvoudig, zeer gewoon. Een professor trouwt met de dochter van een Leidsch majoor; de jonggehuwden worden door verschil van neiging al spoedig in kleine kibbelarijen gewikkeld; de geboorte van eene dochter brengt de ouders weer nader tot elkaar. Maar een zeeofficier, die bij een buurman van den professor logeert, werkt door zijne behendige vleierij op de ijdelheid van het professorsvrouwtje, zoodat de verwijdering tusschen man en vrouw steeds grooter wordt; de professor gaat daarom eene wetenschappelijke reis maken, maar door een telegram zijner vrouw geroepen wegens de gevaarlijke ziekte van hun kind, keert hij terug - en verzoent zich met zijne vrouw.
Het episch gehalte van het verhaal is dus niet zeer zwaar, maar de uitvoering, de bijzonderheden zijn hier en daar alleruitstekendst. Bij het begin van haar (of zijn) verhaal stelt de auteur ons de ouders der heldin op zoo geestige wijze voor, dat we terstond den knappen majoor de Blauwe en zijne uiterst verstandige vrouw van harte lief krijgen. De heldin zelve Cor - zooals zij het liefst wil - of Cornelia - zooals de professor haar noemt, als hij ernstig is - is een zeer opgewekt lief jong meisje, zonder eenige romantische sentimentaliteit, maar een beetje eigenzinnig, wat verwend, en dus wat zelfzuchtig. Professor Wilderinck is een jong en zeer geleerd man, die vertalingen maakt uit het Hebreeuwsch, Perzisch en Grieksch - eene voorstelling, die van nieuws doet vermoeden, dat de naam van Leo Luttel eene mystificatie is. Het verhaal der eerste visites van den geleerden heer bij de ouders van 't aanstaande professorsvrouwtje is zeer goed geslaagd. Zij zelve vertelt:
‘Soms als ik een poosje zweeg, kon hij, pratend met Pa of Ma, weder dienzelfden onderzoekenden blik op mij werpen, zijn oog even opflikkerend, als ik hem aanzag, een vluchtig rood zijn wangen even kleurend in een vlaag, maar dan weer dadelijk wasbleek, als altijd, met een rustige beweging zijn hoofd van mij afwendend, als ware zijn blik in gedachten over mij heengegaan. En dit kleine spel der oogen behaagde mij, en telkens wanneer hij mij aanzag, tartte ik brutaal weg zijn blik, toch prettig aangedaan, als omvangen door een waas van sympathie, dat van hem uitging, en zijne zachte welluidende, rustig sprekende stem met het beschaafde accent klonk mij in de ooren als de wijze van een mooi oud bekend lied, waarnaar men nooit moede werd te luisteren.’
De verloving en het huwelijk zijn met