Tyroler of ander model, maar zij, die in de gewone beschaafde wereld fatsoenlijk voor den dag wilden komen, droegen nog altijd le chapeau haut de forme.
Een eigenaardigen indruk maakte de verschijning van een enkel boek: La Débâcle van Zola. Met groote beslistheid had men beweerd, dat auteurs als Balzac, de beide Goncourts, Camille Lemonnier (eerste periode), Zola, Hennique, Paul Alexis en Guy de Maupassant, tot eene afgesloten periode behoorden - en door la Débâcle toonde de man, die den term naturalisme in de mode bracht, dat les gens qu'on tuait se portaient très bien. Toch schijnt er wel een gevaar in het volgen der nieuwe mode te schuilen. De mystiek in de kunst leidt tot de mystiek in het leven. Generaal Booth heeft bij zijne groote campagne tegen Darkest England voor een zeer belangrijk deel op de exploitatie der mystiek gerekend. Het wonderlijke, het schijnbaar onverklaarbare, oefent op nieuw grooten invloed, en handige kwakzalvers verschijnen in bonte kostumen, om de eeuwige waarheid van de les: mundus vult decipi helder te doen uitkomen.
In Nederland heerschte maanden aan maanden eene comische belangstelling voor Sequah-Davenport, en hielp het geen zier of ernstige stemmen waarschuwden tegen dergelijke hansworstenolie - de wonderen van Sequah schenen die van Pastoor Kneipp en van Lourdes nog te overtreffen. Intusschen is dit alles de herhaling van vroegere ziekteverschijnselen, en zal men het jaar 1892 niet de eer mogen toekennen in dit opzicht oorspronkelijk te zijn geweest.
Weemoedig is het altijd bij het afsluiten van den jaarkring te bedenken, dat de dood zoovele offers geeischt heeft. De lijst der dooden is lang. Nederland verloor: Johannes Baptist Rietstap (1828-1892), den bekenden heraldicus, die zijn naam vestigde door zijn Armorial général (1861-1883); P.H. Witkamp (1816-1892), den geograaf, die een voortreffelijk Handboek der Aardrijkskunde (1844) voltooide; M.L. van Deventer (1856-1892), die zich verdienstelijk maakte door de uitgaaf der Gedenkschriften van Johan van Oldenbarnevelt; Mr. J. de Wal, oud-hoogleeraar te Leiden, (1816-1892); Dr. D. Harting, (1817-1892) predikant te Enkhuizen, schrijver van een Woordenboek op het Nieuwe Testament; Willem Jan Baron d'Ablaing van Giesenburg, die het Wapenboek der Ridders van de Duitsche orde der Balije van Utrecht (1871) schreef; Johannes Christiaan d'Arnaud Gerkens (1823-1892), een uitmuntend teekenaar en nog beter onderwijzer in het teekenen; Dr. Julius Christiaan van Deventer, den zwager, aan wien Busken Huet zulke boeiende brieven schreef, en die zelf door zijne vertaling van classieke auteurs, met name van Terentius, zich naam maakte; Charles Eduard Taurel, een kunsthistoricus en graveur van onbetwistbare verdienste; Mr. Jacob Dirks, jaren lang lid van de Tweede Kamer, maar vooral werkzaam op het terrein van numismatiek en oudheidkunde; Jhr. C.A. van Sypensteyn, den vriendelijken, humanen historicus, die zoo gaarne oude Haagsche historietjes vertelde uit de 17de eeuw, en er ook inderdaad den slag van had dit aardig te doen; Jan Willem van Borselen, onzen geliefden landschapschilder, en J.H. Hooyer, redacteur van den Gids, auteur van smaakvolle novellen.
Nog is de doodenlijst niet gesloten, nog dienen twee namen genoemd, die