| |
| |
[pagina t.o. 1]
[p. t.o. 1] | |
Zuiderzee bij Hoorn, naar eene schets in olieverf.
| |
| |
| |
Philip Lodewijk Jacob Frederik Sadée.
Door Johan Gram.
Ruim veertig jaren geleden zaten op een zomermorgen een vijftal jongelui op een tot schildersatelier gepromoveerden zolder, op de Houtmarkt in den Haag, eene studie te schilderen naar het model, dat onder het volle licht van het raam geplaatst was. Men had aan de forsche mannengestalte de houding gegeven van Mutius Scaevola, op het oogenblik dat de onversaagde
| |
| |
Romein zijne hand manhaftig in 't vuur steekt. Mutius Scaevola, die in de gewone samenleving op den naam van Hein antwoordde en de gecombineerde betrekking van apothekers-loopknecht en lantaarnopsteker vervulde, stond daar, met geenerlei besef van zijn gewichtig emplooi, in de Romeinsche tunica, zijne rechterhand koelbloedig op een tabakskistje - de gefingeerde vlam - houdende, dat wederom op eene kreupele turfkist steunde.
Even weinig als Hein op den onverschrokken Romein geleek, dien hij, door de omstandigheden gedrongen, hier voorstelde, evenmin had de ledige, ongezellige kamer eenige gelijkenis met een aangenaam, prettig ingericht schildersatelier. Langs twee smalle, krakende trappen bereikte men deze
De armen van het dorp, naar eene schilderij.
duiventil, die in twee lage vertrekjes verdeeld was. De oorspronkelijk grijs geverfde muren hadden aan de weelderige fantasie der rapins een ruim veld geboden, en waren met omtrekken in wit krijt, met geschilderde beeldjes, karikaturen, afschrapsels van 't palet en namen van modellen bedekt. In een hoek stond een met koperen scharnieren in elkaar gezet geraamte, dat op het voorhoofd het satiriek opschrift: ‘voormalig millionair’ droeg.
Dit was het atelier van den schilder J.E.J. van den Berg, door de Haagsche kunstenaarsbent ‘de professor’ en door zijne leerlingen ‘de baas’ betiteld. Het vijftal studenten in de schilderkunst, die zoo vlijtig zaten te werken, waren: Tom Cool, Taco Scheltema, Kachel, de Famars Testas en de schrijver dezer causerie. Van den Berg was de aanbidder tier klassieke kunst, de verkondiger der leer, dat zonder ernstig wetenschappelijken grondslag geen waarachtig kunstwerk tot stand komt. Vorm en karakter der dingen, bovenal
| |
| |
van het menschbeeld, zoo leeraarde hij, kon men slechts grondig leeren kennen door de samenstelling er van nauwkeurig te studeeren. Al dat romantisme, hetwelk hij om zich heen zag woekeren, veroordeelde, minachtte hij. Als men hem in zijne werkkamer, die slechts een zeer spaarzaam licht uit
Op den uitkijk, naar eene aquarel.
het middelste bovenraam ontving, aan eene tafel zag zitten, met passer en driehoek in de hand, verdiept in een perspectivisch vraagstuk, dan deed die sombere, bleeke man eerder aan een modernen Spinoza dan aan een naneef van Jan Steen of Ostade denken. Een grijnzend geraamte in een duisteren
| |
| |
Kegelbaan, naar eene schilderij.
| |
| |
hoek, een paar boekenkasten met oude folianten, enkele schilderstudiën uit Italië - dit vormde den stillen achtergrond voor de ernstige figuur, die zich meer en meer uit de wereld had teruggetrokken om zich in de theoriën en de wetenschappelijke zijden der kunst te verdiepen. Onze professor, vereerder van David, eerbiedige volgeling van Scheffer, zijn hoogste kunstgenot in de antieken, in eene Venus de Melos of een Apollo vindende - onze professor was steeds door tal van leerlingen omringd. En al leidt ook ten slotte elke weg naar Rome, menige verzuchting is er op die twee bovenkamertjes geslaakt, als men dagen en dagen over ontleedkunde, proportie en doorzichtkunde, het water en brood der kunst, gebogen zat, in plaats van met een palet in de hand vroolijk en lustig te mogen schilderen. De ‘baas’ was
Potloodschetsen.
echter onverzettelijk. Schilderen is teekenen met kleur, leeraarde hij, en hoe zal iemand ooit iets goeds kunnen voortbrengen, indien zijne hand den vorm der aftebeelden dingen niet eerst nauwkeurig heeft leeren weergeven. Dan gaf hij ons de levensverhalen van groote kunstenaars, van Michel Angelo, Leonard da Vinci of anderen, om ons te overtuigen, met welk een ijver en volharding die oude kunstenaars de wetenschappelijke grondslagen beoefend hadden.
Op dien bewusten morgen trad de ‘baas’ in zijn wijde zwart fluweelen kamerjapon, de barret van dezelfde stof, de voorkamer binnen, gevolgd door een blonden jongen van een jaar of vijftien, dien hij met vriendelijk gebaar aan ons voorstelde.
‘Jongelui, ik kom je een nieuwen kameraad voorstellen: Sadée, die zich ook aan de kunst wil wijden.’ Mutius Scaevola monsterde den acolyt met een brutalen blik, de leerlingen stonden op, wisselden een handdruk met den nieuweling en - de pasaangekomene werd geïnstalleerd in het achterkamertje, het verblijf der debutanten, waar een koffer met menschenbeenderen en een
| |
| |
schooltafel voor het perspectief-teekenen het als het vagevuur der theoretische vakken stempelden. Hier moest de nieuw-aangekomene zijne krachten aan het teekenen naar een pleistermasker beproeven. Tevens diende hij er gepantserd te zijn tegen al de plagerijen en aanvallen der oudere rapins van het voorkamertje, die niet verzuimden nu en dan den Benjamin eens bij den neus te nemen of een of andere grap ten zijnen koste uit te halen.
Toen echter het pleistermasker zoo juist en nauwkeurig op 't papier stond, en de eenvoudige vijftienjarige, zonder een zweem van pedanterie of bewustheid van zijn bijzonderen aanleg, aan de ouderen hun oordeel vroeg, gevoelden deze dadelijk sympathie voor den nieuweling en werd de onderlinge verhouding al spoedig vriendschappelijk.
De ‘baas’ koesterde den Benjamin aan zijn hart, want al hetgeen de meester onontbeerlijk voor de degelijke opvoeding eens kunstenaars achtte
Nalezen, naar eene schilderij. Rijks-museum te Amsterdam.
en vol overtuiging predikte, werd door dezen leerling met onbeperkt vertrouwen in de autoriteit des leeraars gedaan en betracht. Al lokten hem ook nog zoo onweerstaanbaar verf en penseelen - wanneer de ‘baas’ het noodig achtte, omgordde hij zijn boetelingspij en leefde dagen achtereen in de dorre woestijn der ontleedkunde en perspectief.
En toch, zoo ooit de leerlingen van eenig atelier de waarheid van het: ‘chassez le naturel, il revient au galop’ bewezen hebben, dan voorzeker de kweekelingen van den geleerden en voortreffelijken van den Berg. Bakkerkorff, die zich onder de leiding van onzen van den Berg bekwaamde, werd ten slotte een schilder van lilliputachtige paneeltjes, met eene Meissonnier-uitvoerigheid getoetst, die zeer stellig geene genade in de oogen van den ‘professor’ gevonden zouden hebben. De Famars Testas vestigde zijn goeden naam door eene reeks volkstafereelen uit het Oosten en tal van romantische illustratiën. Taco Scheltema, wiens ooren van Grieken en Romeinen tuitten,
| |
| |
kwam met een paar miniatuur-genreschilderijtjes voor den dag, die hem den roem in zijn kortstondig leven bezorgden. Tom Cool liet zeer spoedig de beoefening der klassieke kunst los, om in het leven der Geldersche boeren een bron van succes te vinden.
Zoo ging het ook met Sadée. Goed onderlegd, alles met die nauwgezetheid behandelende en met dat overleg beoefenende, hetwelk hem van nature eigen was en hem 's meesters oogappel had doen worden, trad zijn kunst natuurlijk in eene tunica en een peplum het eerst voor het publiek op. Het was eene afspiegeling van de kunst en de richting zijns meesters, zooals het met den eersteling van iederen leerling 't geval zal wezen. Doch naarmate een jonge plant aan de zorg van den kweeker onttrokken wordt, zal zij zich van lieverlede vrijer ontwikkelen en met grooter onafhankelijkheid bloemen of vruchten bieden. In 1857 stelde Sadée in zijne geboortestad 's Gravenhage zijne eerste schilderij: Pieter Hasselaer te Haarlem gevangen genomen ten toon. Twee jaren later schilderde hij De Spaansche gebroeders, en deed daarop eenige Bijbelsche onderwerpen volgen: Johannes de moeder van Jezus van het kruis wegleidende, Jezus en de Samaritaansche vrouw en andere tafereelen uit het Nieuwe Testament.
Talent en studie, kennis en degelijkheid spraken uit deze schilderijen, maar zij droegen nog te veel den stempel van het Academische: het was eene beschaafde, smaakvolle melodie, maar die ons reeds herhaaldelijk in de ooren had geklonken.
Potloodschetsen.
Toen nam Sadée den wandelstaf op en toog naar Duitschland, doolde door Hessen en Zwaben, voelde zich aangetrokken tot het volksleven, en schilderde daar eene reeks studiën. Alles bekoorde hem: zoowel een waterval in het zwarte woud als een boschweg, evenzeer de eigenaardige kleedij der Hessische boeren en boerinnen als het landschap en de dorpsstraat. Met teekenboek en schilderkist gewapend, liet hij niets ongemoeid wat zijn kunstenaarsoog trof; maakte kennis met Duitsche bentgenooten; verbroederde zich te Dusseldorp
| |
| |
met de schilderskolonie aldaar, en verraste ons allen op de Haagsche Tentoonstelling van 1866 met het Uitgaan van de dorpskerk en Terugkeer van den doop. Eene wezenlijke verrassing inderdaad! Nog zie ik de opgetogenheid van zoo menigen kunstvriend over dezen onverwachten omkeer. Er was leven en ziel in deze smaakvolle compositiën. Wel had de jonge kunstenaar zich niet zoo onmiddellijk van den invloed der Dusseldorpsche school kunnen losmaken, maar het frissche buitenleven, dat zijne kunst ons bracht, trok aan; kenners en leeken roemden beide zonnige tafereelen. De jonge kunstenaar, die tot heden uitsluitend van Grieken, heilige mannen en vrouwen of van aangrijpende feiten uit het verleden onzer historie gedroomd had, was hier door de werkelijkheid, door het leven om hem heen bekoord geworden. En in het vertolken dier realiteit, in het opvatten dier volksfiguren verried
Potloodschetsen.
alles de degelijke opleiding; bij elk tafereel, elken stap op het nieuw ontgonnen terrein, kwam hem zijne grondige kennis van het menschelijk figuur te stade. Vosmaer zegt ergens: ‘Het geheel eener kunstenaarsgeschiedenis is eene opeenvolging van verschillende geslachten, wier tinten en kleuren soms scherp naast en tegenover elkander blijken te staan, maar wier grenzen toch in elkander vloeien. Geene kunstenaarsbiografie is volledig tenzij men den voorganger en den leermeester kenne, van wien een ander individu is voortgekomen.’ Zoo ook hier. De invloed van professor van den Berg, die Sadée de schoonheid van lijnen eener compositie had ingeprent, zijn smaak had veredeld en hem door onverpoosde oefening zulk eene volkomenheid in het weergeven van houding en karakter der beeldjes had doen verwerven - die invloed was en is steeds nog in Sadée's kunst merkbaar.
Lang bleef hij echter zijne gunsten niet aan het Duitsche volksleven schenken, al had die eerste zwerftocht ook dit gevolg, dat Sadée's wandel- en reislust er voor goed door opgewekt werd, en er voortaan geen zomer verliep, dat hij niet met dezen of genen een of andere mooie streek bezocht. Van het Hessische en Zwabische boerenleven kwam hij, Hagenaar, die in de onmiddellijke nabij-
| |
| |
Markt te Nijmegen, naar een schets in olieverf.
| |
| |
heid der zee woonde, tot het visschersleven, gelijk hij het in al zijn phasen, in zijn lief en leed, in zijne kalmte en hartstochten waarnam.
Scheveningen werd zijn observatie-post. Met de hem aangeboren nauwgezetheid bestudeerde Sadée het eigenaardige visschersvolk in al zijn doen en laten, wist hij vooral de schilderachtige zijde, zoo in stand als drapeering, daarin te doen uitkomen en werkte in eene reeks schilderijen en teekeningen de geschiedenis van het Scheveningsche visschersvolk uit. In 1867 werd het publiek Sadée's nieuwe inclinatie gewaar, toen de Tentoonstelling te Rotterdam zijn Vader op zee deed aanschouwen. Een ieder was met deze nieuwe wending in Sadée's kunst hoogelijk ingenomen, en de verzamelaars toonden dit, door gretig alles te koopen, wat de kunstvaardige hand van den begaafden schilder voltooide.
Toch wist Sadée op dit door velen betreden terrein zijne oorspronkelijke opvatting te doen gelden, geheel en al zich zelven te zijn. Hij geeft het visschersleven op zijne eigene wijze, en drukt een zeer persoonlijken stempel op zijne kunst. Zijne beeldjes onderscheiden zich vooral door eene uiterst nauwgezette teekening, door eene keuze in houding en een smaak in de groepeering, die, zonder aan de natuurlijkheid iets te kort te doen, de veel geoefende en kundige hand doen bewonderen. In de keuze der drapeering, die steeds breed en eenvoudig blijft, evenals in de lijnen der compositie, herkent men niettemin den oud-leerling van den klassieken meester, die bij de hem ten deel gevallen kunstopvoeding zijn voordeel heeft gedaan met de studie van de antieken, Poussin en andere groote mannen.
Potloodschets.
Sadée's tafereelen zijn gemeenlijk eenvoudig, doch juist waargenomen en met groote zorg bijeengeschikt Als men zijne portefeuilles met schetsen en studiën doorsnuffelt, dan blijkt het eerst, welk eene moeite en inspanning deze conscientieuse kunstenaar zich geeft, om elken stand, elke houding, op zijn fraaist en voordeeligst op het doek te brengen. Verbeeldt ge u, dat Sadée, als hij het eenmaal omtrent zijne weloverdachte compositie eens geworden is, het eene figuur na het andere als model voor zich laat poseeren en aldus de geheele schilderij voltooit? Niets daarvan. Er zou dan iets gedwongens, iets onbezields, iets stillevenachtigs in zijne figuren komen, dat onzen kunstenaar onuitstaanbaar toeschijnt. Eene of andere houding, naar het leven betrapt, heeft den kunstenaar getroffen. Zijn geheugen, dat door aanhoudende oefening zeer verscherpt is, heeft die houding dadelijk in het schetsboek overgebracht. Nu tracht hij zijn model eene korte poos, slechts enkele minuten, die houding te doen aannemen. Vlug en correct ontwerpt zijne teekenpen
| |
| |
twee, drie, vier omtrekken naar dezen stand. Later wikt en weegt onze nauwgezette kunstenaar deze verschillende studiën en kiest daaruit die houding, welke hem voor zijn groep het best voorkomt. Is eenmaal de schilderij op het doek bijeengebracht, dan wordt het de taak van het goede geheugen en van de grondige kennis des kunstenaars, om het kunstwerk te voltooien. Van daar die losheid en natuurlijkheid, dat leven en die juistheid van beweging in zijne figuren.
Als men den cyclus van Sadée's visschersleven overziet, heeft men tevens een beeld van dat gansche bestaan in al zijn licht en schaduw. Van de hoogste vreugde tot de diepste smart, van den gezegendsten overvloed tot de nijpendste armoede. In de Weduwe, eenzaam op het duin naar de zee,
Na den storm, naar eene schilderij.
haar mans graf, starende, doet de kunstenaar de ellende van het visschersleven aanschouwen; in den Bedeelingsdag (1872) teekent zijne scherpe opmerkingsgave een beeld van de nooddruft der armen. Velen beschouwen dit kunstwerk als een van Sadée's uitstekendste scheppingen. De uitdeeling heeft plaats in het kerkgebouw, welks voorportaal belegerd wordt door een groep behoeftige mannen en vrouwen Eene verscheidenheid van typen, eene afwisseling in houding en stand, die den knappen artist kenschetsten. De onderworpen oudjes zijn hier even juist weergegeven, als de wangunstige, kakelende jongeren. Zoo in de uitdrukking der stemming als in de lichtverdeeling was Sadée in den Bedeelingsdag bijzonder gelukkig.
| |
| |
Een andermaal brengt hij ons op het strand, als de pinken zijn uitgezeild en vrouwen en kinderen naar 't dorp teruggekeerd zijn; eene vrouw ziet nog eens om naar de zee achter haar. Gelijk Sadée die turende vrouw met het bedeesde, half angstig kijkende kind geeft, schetst hij een heel hoofdstuk uit dat huisgezin.
Meermalen komt de kunstenaar op dit onderwerp terug, schildert ons in een groep vrouwen (Na het vertrek) de pinken naoogend, het bewogen leven van het visschershuisgezin, dan weder (Na den storm) de bevende vrouwen, die met kloppend hart verbeiden wat de zee openbaren zal. Het is alles gezien, meegevoeld en met artistieken smaak vertolkt.
Doch er is ook vreugde en blijdschap in het visschersleven. Als de pink rijkbeladen aankomende, in de branding ligt te hobbelen, en de visch in overvloed op het strand wordt afgeslagen, dan gaat het er woelig en schreeuwerig toe. Ook in het afbeelden van deze tooneeltjes is Sadée een meester. Eene heldere lucht welft zich over de klotsende zee en het grijze strand zet zich ver, onafzienbaar ver voort. De drukte en beweging der onderhandelende koopvrouwen is karakteristiek weergegeven; zóó gaat het er inderdaad toe, al heeft ook een smaakvol kunstenaar, door geven en nemen, aan die realiteit eene bijzondere waarde weten te schenken. (Tentoonstelling te Munchen in 1888, Aan het zeestrand.)
Hevige effecten, sterk sprekende tegenstellingen van licht en schaduw, zoekt Sadée niet in de eerste plaats af te beelden. Gemeenlijk kiest hij een helderen of zonnigen dag voor zijne visschersgroepen en weet door zijn diep doordringen in de werkelijkheid, de onafzienbare ruimte, den juisten toon van het fijn grijze zand, kortom alles met den grootsten eenvoud weer te geven
Een andermaal gaan zijne Scheveningsters aan het aardappelen rooien, en heeft de kunstenaar met zijn gevoel voor schoone lijnen, de reeks huiswaarts-keerende rooisters in zulk een bekoorlijk kunstwerk weten om te tooveren, dat velen het zich nog met genot herinneren. Of wel het Nalezen (Rijksmuseum te Amsterdam) van het gerooide aardappelveld op een beschutte duinplek, geeft den kunstenaar aanleiding tot een dier fijngevoelde tafereeltjes, die zijne persoonlijke opvatting zoo geheel en al kenschetsen.
Potloodschets.
| |
| |
Slechts zelden geeft hij ons het Scheveningsche volkje thuis te zien. En toch is Sadée er zoo goed in geslaagd, toen hij eens (in 1878) eene bokking-
In de kerk, naar eene schilderij.
| |
| |
rookerij tot onderwerp gekozen had, dat men gaarne dergelijke binnenhuizen veelvuldiger door hem behandeld zag. Een zijner laatste kunstwerken, op de tentoonstelling te Munchen van 1892, stelt: In de kerk te Scheveningen voor: eene verscheidenheid van typen in de kerkbanken, met een invallend hoog licht, als karakterstudie evenzeer uitmuntende dan als lichteffect. Doch voor een scherp waarnemend, begaafd kunstenaar is de stof op het strand te Scheveningen zóo rijk en zijn de onderwerpen daar zóo afwisselend, dat een man als Sadée er steeds weder nieuwe motieven vindt.
Men behoeft slechts de portefeuilles en schetsboeken van onzen kunstenaar te doorbladeren, om zich van den overvloed van zijn kunst kapitaal te overtuigen. Verscheidenheid van onderwerpen, van groepen, van compositiën, te over. Maar behalve dien schat van Scheveningsche onderwerpen, vindt uw oog daar allerlei studiën en schetsen, die ge er zeker niet verwacht hadt. Elke streek, elk schilderachtig punt, dat onze schilder bezoekt, betaalt hem zijn cijns. Dadelijk komt het schetsboekje te voorschijn, en met die vaste, zekere hand, welke hij door de studiejaren bij van den Berg verkregen heeft, schetst hij met enkele lijnen en vlakke tinten het verrassend visioen vóór hem. Zijn door trouwe natuurstudie geoefend oog, dat zoo goed heeft leeren onthouden, prent toon en kleur van het geziene in het geheugen. Thuis gekomen wordt het krabbeltje in eene groote geschilderde studie herschapen, die voor den toerist een onwaardeerbare herinnering aan het schoone land blijft.
Potloodschetsen.
Deze laatste goede gewoonte is nog een van de uitvloeisels der methode van den Berg. Toen de leerlingen nog op de duiventil kirden, was het geheugen-teekenen en schilderen schering en inslag. Elken Maandag moest ieder leerling, behalve geschilderde of geteekende compositiën uit historie of Homeros, uit de tentoongestelde platen bij van Gogh, den toenmaligen kunsthandelaar in de Spuistraat, er ééne kiezen, en die, zoo goed en kwaad als het ging, uit het geheugen teekenen. Door zich de groote lijnen van zulk een plaat in het geheugen te prenten, er desnoods telkens en telkens heen te gaan, als de her- | |
| |
innering u in den steek liet, werd men al sterker en sterker in deze oefening, en wist Sadée het ook in het onthouden der kleuren en tinten zóover te brengen, dat het hem eene verzameling geschilderde schetsen heeft opgeleverd, welke zeer weinigen voor uit het hoofd ontworpen schetsen zullen aanzien.
Alles wat eene schilderachtige zijde bood, heeft Sadée op zijne veelvuldige zwerftochten door eigen land en in vreemde streken daarin opgenomen. Hier krijgt ge een kijkje op ons Hollandsch-spoorwegstation in den Haag op een herfstdag bij een slagregen. De schilder werd getroffen door een sterk sprekend lichteffect,
Amsterdam, naar een schets in olieverf.
en gaf deze impressie treffend weer. Dan weder raakt zijn kunstenaarsoog in geestdrift bij het aanschouwen der groote markt te Nijmegen; fluks worden in 't schetsboekje de groote lijnen en schaduwmassa's aangegeven, en thuis brengt het trouwe geheugen dit in eene geschilderde studie over.
Een andermaal heeft onze kunstenaar zich, na een bezoek aan Munchen, in de heerlijkheden van Italiaansch Tirol verlustigd, en heeft hij op eene voetreis met zijn vriend Hendriks, den welbekenden portretschilder uit Arnhem, een uitstapje naar de Dolomieten gemaakt. Ook hier wordt door hem schatting geheven van die zonderling gevormde rotstoppen, wier geheimzinnige aantrekkingskracht van Nievelt zoo aanschouwelijk beschreven heeft. Als eene verluchting van van Nievelt's beschrijving geeft Sadée's wonderbaarlijk
| |
| |
geheugen, met slechts eenige potloodstrepen tot gids, een paar voortreffelijk geschilderde tafereelen.
Zoowel de spoorweg-viaduct te Amsterdam als de Zuiderzee, Venetië als Maastricht en Parijs: iedere plek, elk teekenachtig punt levert den veelzijdig begaafden kunstenaar voedsel voor zijn eindeloos schetsboekje. In Parijs wordt zijn ontvankelijk kunstenaarsgemoed getroffen door eene ondergaande herfstzon op het kerkhof Montmartre, met figuren in schaduwtoon, langzaam en treurig de trappen afdalende. Slechts een paar krabbels in het schetsboekje geven de hoofdlijnen aan. Thuis laat dat onderwerp den schilder niet los, en zijn onfeilbaar geheugen brengt de impressie aangrijpend op het doek over.
Indien het publiek nu van al deze stads- en dorpsgezichten, van deze berg- en dalstudiën, van deze impressies van Parijs en elders, bijna nooit iets te zien krijgt, ligt de schuld hiervan geenszins aan den kunstenaar, maar uitsluitend aan dat publiek zelf, dat altijd en altijd met aandrang naar een Scheveningsch strand met figuren van Sadée vraagt. Het onverzadelijke Engeland heeft geen oogen genoeg voor die onopgesmukte, ware tooneelen uit ons visschersleven, en hoe gaarne een kunstenaar zich aan dergelijke drukkende ‘vraag’ zou willen onttrekken, zoo gaat dit gemeenlijk zeer moeilijk. Zoowel zijne vele teekeningen in sapverf, even nauwgezet en uitvoerig als zijne doeken, als zijne schilderijen, zijn in Nederlandsche verzamelingen en in Engeland verspreid. Slechts een enkele maal week Sadée, in het publiek althans, van het van hem verlangde programma af: Eene kegelpartij en De armen van het dorp, beide uit Limburg, waren daarvan de vruchten.
Zoo kunstenaar, zoo atelier: keurig net en gezellig doch zonder eenige overlading is Sadée's werkplaats in zijne woning in de De Riemerstraat. De beeldjes naar antieken op voetstukken en tafel teekenen den smaak des kunstenaars. Kopiëen aan de wanden naar Jan Steen, Cereso, Rembrandt en Murillo, op ons Mauritshuis geschilderd, toonen de nauwkeurigheid dier vroegere studiën. In die rustige, kalme omgeving schept onze kunstenaar, die den 7den Februari 1837 te 's Gravenhage geboren werd, de reeks kunstwerken, welke hem grooten naam, tal van onderscheidingen in goud en zilver eere-metaal en het ridderkruis der St. Michaels-orde hebben doen verwerven.
| |
[pagina t.o. 16]
[p. t.o. 16] | |
Aan het strand, naar eene schilderij. Collectie Hoevenaar van Geldrop.
|
|