Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 1(1891)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 398] [p. 398] Het lied van den nachtegaal. Door A. Smit. In gindsche boomen slaat de Nachtegaal, Als de avondstond hun kruin in scheem'ring hult; Daar klinkt het luide in aller scheps'len taal, Wat aller scheps'len hart met vreugd vervult. Ik hoorde 't in de stilte van den nacht, Toen alles sliep of luisterde in het woud - Dat heerlijk lentelied, vol vuur en kracht, Nu smeltend teeder, dan weer plechtig stout. En 't was me alsof de jubel van zijn lied Tot klare woorden werd voor 't luist'rend oor, Als klonk er uit herinn'rings rijk gebied Een zang van jeugd en liefde tot mij door. [pagina 399] [p. 399] ‘Geniet, geniet van 't lenteschoon der aard: ‘De tijd van geur en kleur en klank duurt kort; ‘Al 's levens schoon gelijkt het schoon der gaard, ‘Dat heden groeit en bloeit en morgen dort. ‘Geniet, geniet van 's levens lentetijd, ‘Als alles in en om u juicht en lacht: ‘De droom der jeugd van liefdes zaligheid - ‘Hij gaat voorbij als voorjaars bloemenpracht. ‘O, de aarde is schoon en 't lieve leven zoet, ‘Voor wie zich baadt in 't morgenrood der vreugd, ‘Bij wie de liefde ontwaakt in 't jong gemoed, ‘Voor wie in 't licht van 't heden zich verheugt. ‘Geniet, geniet van 's aardrijks lenteschoon, ‘Van liefdes lente en jonkheids korten duur, ‘Van geur en kleur, van vreugde in bloei en toon, ‘Die tot u komt in 't feestkleed der Natuur. - Zoo spreekt de dichter van het groene woud, Die ginder in de hooge wilgen zingt En d' avondwind zijn heerlijk lied vertrouwt, Dat diep het zachte menschenhart doordringt. Vorige Volgende