Eerste Druk. Jaargang 1986
(1987)–Bert Peene, [tijdschrift] Eerste Druk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 147]
| |
InhoudEen blauwe golf aan de kust is een bundel korte verhalen over ‘mensen, hun muze (en) hun werkplek’. Die mensen zijn echter niet alleen de jazzmusici aan wie deze herinneringen een eerbetoon zijn. Vooral in de eerste bijdragen staat veel meer de persoon van de schrijver op de voorgrond en zijn kennismaking - ‘Ik was verstijfd van ontzag’ - met de jazz in het Zwolle van de bezettingsjaren en de periode kort daarna. Zwolle, ‘de deftige provinciestad’, waar zijn ouders, en dan met name zijn vader, uit angst voor een verpeste moraal zowat alles verboden behalve huiswerk maken. Zeker het luisteren naar jazz, dat in die ‘oertijd’ als een onvervalst decadentieverschijnsel gold. Meijers eerste gekochte jazzplaat stond dan ook in het teken van het verbieden en ontsnappen aan het verbod. ‘De koop was een vlucht uit diepe ellende en tevens een daad van zelfbevestiging.’ Een blauwe golf aan de kust beschrijft allereerst de ontwikkeling van Meijers liefde voor de jazz, maar tegelijkertijd ontstaat er zo een tijdsbeeld, een verhaal over een tegendraadse puber in een saaie provinciestad tijdens de bezetting. Maar zijn aandacht gaat toch vooral uit naar de mensen die de jazz maakten: Mildred Bailey, aan wier Gulf Coast Blues hij de titel voort zijn bundel ontleende; Django Reinhardt, Coleman Hawkins, Duke Ellington en vele anderen. Meijer tekent echter geen uitvoerige portretten. Zijn verhalen zijn veeleer korte verslagen van zijn bezoek aan jazzclubs als Small's Paradise, The Five Spot, Village Vanguard en The Jazz Workshop - de band tussen jazz en de mensen die de muziek maken en de plek waar dat maken plaatsvindt noemt hij ‘onlosmakelijk’ - en van zijn ontmoetingen met een aantal van de door hem vereerde grootheden. | |
[pagina 148]
| |
Hun leven krijgt langzaam maar zeker gestalte in de gesprekken die Meijer weergeeft, soms vanuit niets dan zijn herinnering, soms vanuit de aantekeningen die hij al jaren maakt. Dat leven blijkt grillig en hard, maar voor de bewonderende buitenstaander die hij in wezen is, draagt het ook ‘de zoete geur van het verbodene, het louche, onderwereldachtige dat de jazz zo aantrekkelijk maakt.’ | |
WaarderingSikke Doele: ‘Gelukkig is hij (Romijn Meijer) schrijver geworden: als jazzmusicus had hij, zoals je uit zijn verhalen kunt opmaken, heel wat minder te vertellen gehad dan hij nu in dit boek doet. Het is een meenemend geschreven verzameling herinneringen en portretten, die elke jazzliefhebber zal aanspreken.’ (Leeuwarder Courant, 6-11-1986) J. Bernlef: ‘Meijers boek zit vol nostalgie en toch is dat bij hem geen bezwaar. (...) Een mooi mengsel van vertedering en zelfspot zorgt ervoor dat zijn jazzherinneringen authentiek en onsentimenteel overkomen.’ (NRC Handelsblad, 14-11-1986) Itzik Schaus: ‘Echt iets nieuws weet hij ons niet te vertellen, het blijven zijn eigen impressies, mooi opgeschreven maar mij soms te weinig agressief.’ (Vrij Nederland Boekenbijlage, 22-11-1986) |
|