vooruitzicht is (...). We praten ellendig door, al wat gezegd of geraden of gevoeld kan worden, wordt verwoord, en dan bekennen we dat woorden te kort schieten, alles grof maken, vervalsen, vervormen, en we praten met nieuwe energie de wrevel en het onbehagen weg tot het zogezegd weer zuiver, goed tussen ons is.’ Het gevoel van hulpeloosheid, zinloosheid zelfs dat je bij dergelijke gesprekken kan overvallen, wie kent het niet?
Toch geloof ik niet dat het de lezer van een dagboek primair om herkenning te doen is. Veeleer wordt hij gedreven door nieuwsgierigheid. Er zijn misschien maar twee situaties waarin mensen hun maskers afdoen: wanneer zij slapen en wanneer zij zich uitspreken in hun dagboek. Uit iemand die slaapt krijg je geen woord, dus dat is niet zo interessant. Een dagboek daarentegen spreekt boekdelen. Is het dan een wonder dat een lezer gretig naar zo'n uniek document grijpt? Zijn nieuwsgierigheid is puur wetensdorst. Welbeschouwd is het lezen van een dagboek weinig minder intiem dan het schrijven ervan. De belangstelling van de lezer voor de persoon van de schrijver is optimaal, en wat hij leest lijkt alleen voor zijn ogen bestemd. Hij is nieuwsgierig en mag dat ook zijn, want hij is als het ware als ideale, onzichtbare lezer in het ego-document mee opgenomen.
Net als in deel drie staan in deel vier van Warrens dagboek erotiek, liefde, reizen, natuurimpressies en beschouwingen over kunst, muziek en literatuur centraal. Warrens leven werd in de jaren '52 en '53 grotendeels bepaald door de ingewikkelde verhouding met Mabel, met wie hij in het voorjaar van 1952, nadat zij zwanger was geworden, in Engeland trouwt. Van Warren uit gezien is er feitelijk sprake van een driehoeksverhouding. Tussen Mabel en hem staat een beeldengalerij van aantrekkelijke jongens op wie Warren verliefd wordt, met schilderachtige namen als Habib Tounsi, Mohamed Iamarène, Boetje of Million Neqmiq. Het is een explosieve situatie, al is Mabel wel op de hoogte van Warrens homoseksuele contacten en hebben de twee elkaar beloofd de ander volledig vrij te laten. Het dagboek staat dan ook vol met opmerkingen als: ‘Mabel en ik raken verder uit elkaar’, ‘Onze verhouding wordt steeds onbehaaglijker’, ‘Ik snak naar een jongen, vannacht maakte het me bijna gek. Denken aan haar (...), erotisch denken aan haar maakte me afkerig.’
Een tijdlang spitsen de ruzies van Mabel en Warren zich toe op de vraag of Mabel abortus moet laten plegen. Wanneer zij daartoe be-