De kamers
door Tine Cool
WAT scheelt er aan de kamers, hoe zijn zij zoo veranderd?
Waar is al de gezelligheid?
Waar zijn de bloemen met zorg geschikt, waar zijn al de prettige en de mooie dingen om naar te kijken?
Waar is huisvrouw wier hand men overal speurde?
Zit zij niet meer bij het theeblad, schenkt zij niet de kopjes vol, reikt zij ook niet met gracieus gebaar de schaal met koekjes, aanmoedigend tot nemen?
Wat is er toch met de kamers gedaan, wat is er gebeurd, dat een Zondagavond geen genoeglijk bijeenzijn vindt?
Was het de regen van den ganschen dag?
Waren het de belangen van de kinderen die op zij hadden gedrongen de charme van de moeder en haar huis?
Kamers, arme berooide kamers, thans is er geen verademing en komt niet de rust. Onverzorgde kamers, nu doen jullie niet je plicht, die is immers koestering geven, nu moet men maar weer verder gaan.
Is het terug naar het eigen huis? Ja, roept het daar niet; men dacht men kon ergens anders beter zijn, wel, men kan nergens beter zijn dan thuis.