| |
| |
| |
Naar het lichte land
door Marie Schmitz (Slot)
X
Maar dien Zaterdagmorgen vroeg al kwam er een telegram van Felix, meldend dat zijn Oom in Arnhem - de Oom die hem financieel bij zijn studie had geholpen - plotseling was overleden, dat hij naar Arnhem ging en niet terugkwam voor na de begrafenis.
- 't Is spijtig voor den vent, zei Otto. - Hij houdt nu ook niemendal meer over. En die Oom was wel een goeie baas, geloof ik.
Nina voelde Otto's blik een oogenblik op zich rusten, maar zij hief haar oogen niet op van de bloemen die haar handen verzorgden. Zij waren alleen in de kamer en Nina voelde plotseling een schaamachtige beklemming tegenover Otto, die haar bijna uit de kamer joeg. Waarom was hij gisterenavond speciaal bij haàr gekomen om over Felix te praten?....
- Poppetje.... zei hij zacht.
Zij voelde zich blozen en keek langzaam tot hem op. Maar nu zag ze ook zìjn gezicht veranderd in een verlegenheid, jongensachtig, met een blosje en een lach.
- Kijk, zei hij. - Wil je dat maar nemen? Eerste afbetaling van mijn schuld. En hij duwde haar, onhandig, iets tusschen de vingers.
Het waren drie briefjes van vijf en twintig.
Stom zag ze er een oogenblik op neer, als op iets raadselachtigs.
- Ot.... hoe.... hoe kan je dat missen? hakkelde zij dan. En nu schoof plotseling een heete schrik door haar heen en zijn arm grijpend kreet ze gesmoord: - Otto! Je hebt dit toch niet.... je hebt toch niet weer....? Haar oogen keken dringend in de zijne, maar die stonden rustig en helder.
- Nee Poppetje, dàt is voorbij, zei hij ernstig.
- Maar hoe kan je dan zooveel missen, Ot?
- Eerste vrucht mijns ijvers, zuster, schertste hij. - Je broer is aan 't geld verdienen.... wordt 'n Croesus... 'k Schrijf artikeltjes voor 'n weekblad.... pronkjuweelen van taalkunde. En ik werk achterlijke botteriken van jongens bij, opdat ze met vlag en wimpel door hun examens zullen heenzeilen. Zie je....
Nu pakte ze zijn hoofd tusschen haar handen en zoende hem onstuimig.
| |
| |
- Jij lieve jongen.... Maar dat had toch niet gehoeven! Doe je dat nu om mij, al dat werk?.... En je studie dan....
- Hoor 's, dàt zijn mìjn zaken! Zorg jij maar liever, dat ik een kwitantie krijg, plaagde hij.
- Die zàl je hebben, zei ze ernstig.
Toen Nina over haar eerste teleurstelling om Felix' wegblijven heen was, moest ze zichzelf bekennen, dat 't toch eigenlijk maar beter was zóó. Otto trok er op uit om Tony's zaken met haar gewezen patroon te regelen. - 'k Zal dat varkentje wel even wasschen, zei hij, toen hij met grimmig op elkaar gebeten kaken wegging. 't Was stil in huis nog en gedrukt, dit erge was toch immers nog niet geheel uit de voeten! Wat zou die man nog....
Maar Moeder maakte zich allang geen zorg meer: die schurk zou 't wel laten nog een stap te doen! Wat hìj Tony had aangedaan was niets minder dan afpersing.... chantage.... Moeder kon alweer lachen en zag de dingen weer licht. In Nina was nog een vage angst. Tony bleef in bed. Ze lag maar doodstil, met dichte oogen, al sliep ze niet aldoor, genietend van haar rust, van haar eindelijk veilig zijn. 't Leek of er iets in haar geknapt was, of ze niet meer op kon veeren tot haar vroegere vroolijkheid en energie.
- O dat komt wel weer, zei Moeder. - Laat haar maar eerst bekomen. Dat arme kind! Denk eens wat een leven ze heeft gehad....
- En dat om 'n ànder! zuchtte Nina. - 'k Zou wel 's willen weten of die Teunissen nou maar niets gemerkt heeft van dat drama, dat zich afspeelde om zijnentwil!
- Toon zegt immers dat 't zoo'n sukkel is!
- Nou ja.... en 't was voor hem ook wèl zoo makkelijk om maar niets te begrijpen. Arme Toontje.
Otto kwam thuis, grimmig maar voldaan.
- Zoo'n ploert! schold hij. - Die moest je kunnen laten opsluiten! 'k Had verwacht, dat hij iedere verdenking van minderwaardigen opzet van zich af zou willen schuiven.... Maar nee hoor, gaf alles toe met een cynisme, waar je van verstomd stond. Hij had 't voor haar een billijke straf gevonden, zei hij, en voor hem een rechtmatige vergoeding voor de geleden schade. Maar hij zou er geen verder werk van maken, zei die edelmoedige meneer.... Zoo'n hond-van-'n-vent.... moest je kunnen aanklagen! De arme meid moet 'n leven als 'n hel bij hem gehad hebben! Enfin, ik heb hem even bijgelicht en daar hebben ze in 't bediendenkantoor van kunnen meeprofiteeren, want ik heb 't niet zacht gedaan. Nou, dat hebben we weer gehad.
| |
| |
- 'k Zou 't Toon maar niet zoo in kleuren en geuren vertellen, vond Nina bezorgd.
- Natuurlijk niet! 'k Zal wel wijzer zijn. Hoe eer ze die belabberde historie nou maar vergeet, hoe beter 't is.
En Tony monterde zichtbaar op. Nu ze maar eenmaal goed uitgerust was en de dingen afgesloten en afgedaan achter zich wist, kwam haar oude veerkracht weer terug. Zij begon nu weer te lijken op de Tony van voorheen, al scheen toch de doorleden ellende iets wezenlijks in haar veranderd te hebben. Er was soms een zachter, peinzender blik in haar oogen, dan vroeger ooit; zij leek ouder geworden.
Het waren stille dagen die zij gedrieën hadden, en gesproken werd er weinig. Ieder was teveel met haar eigen gedachten bezig. Er was ook zooveel gebeurd den laatsten tijd. Toch voelde Nina haar gedachten meestal maar zoo doelloos wegebben en zij kon lang naar buiten staren en droomen en wist dan niet eens meer waarvan zij had gedroomd. Ans kwam nog niet zoo vaak, want met Nikkie was 't nog oppassen. Nòg scheen het een wonder dat hij gered was, als van het randje van den afgrond.
- Wat een vreeselijke tijd was dàt toch ook, kon Nina nog huiveren.
- 'k Geloof, dat ik het maar half beseft heb, peinsde Tony. 'k Was té vol van dat andere, er kon niet meer bij. Zij zuchtte eens diep en glimlachte dan weer. - 't Is of ik nu pas weer begin te leven en alles zie en voel en begrijp. - 't Leek ook soms net of je niet bij ons was, al zat je naast ons....
- 'k Wàs ook somwijlen ver weg van alles....
- Denk er maar niet meer aan! Wat nù komt zal wel beter worden.
En toen moesten ze allebei lachen omdat in de keuken Moeder weer een van haar malle liedjes zong.
Een enkele maal vroeg Nina zich af wanneer Felix nu zou komen. En of hij alleen komen zou, of wachten tot Otto weer eens naar huis ging. Dàt kon nog wel even duren, want die was ook hard aan 't werk. Maar zij voelde zich verontrust noch gehaast: te stil was de zachte verwachting die in haar leefde.
Halverwege de tweede week kwam een kaartje van Otto hun komst op den komenden Zaterdag aankondigen. Felix had ook niet eerder gekund, daar hij, als naaste bloedverwant van den gestorven, ongehuwden oom, allerlei zaken had te regelen gehad.
Als in een droom gleden de dagen voorbij.
Dien Zaterdagmorgen, nadat zij Tony, die ging boodschappen doen, een
| |
| |
eindje gebracht had, en langzaam langs den zonnigen weg terugwandelde, alleen maar met haar lila sjaal over haar morgenjaponnetje, omdat het nog zoo zacht was, al was 't October nu al, schoot ineens, als een golf van blijdschap, de gedachte door haar heen, dat nu voor 't eerst Felix haar zou zien loopen, dat zij samen zouden wandelen, voor 't eerst, langs dezen weg, langs de kleine boschpaadjes, waar het najaar geurde.... Het klopte in haar van geluk, dit leek opeens het heerlijkste van alles.... het eenige....
Aandachtig koos zij dien middag haar japonnetje uit. Ach, er was er eigenlijk maar eén, dat zij mooi genoeg vond: de zomerjurk van lila crêpe de chine, die haar beter stond dan alles. Maar het was October.... maar zoo zacht nog! Zij gleed er al in, bekeek zich in den spiegel, lang en heel ernstig. Er was een zachte blos over haar wangen, waarlangs luchtig het korte, blonde haar golfde. Toch laat ik het weer groeien, nu ik niet meer hoef te liggen.... dacht zij vaag. Zij bezag haar voeten in de lila-grijze schoentjes en kousen... Hij heeft nog nooit mijn voeten gezien! dacht ze, en lachte zacht. Hij heeft me nog nooit zien loopen! En zij bekeek haar hals, die slank en recht uit de ronde japon-opening rees, zonder sieraad, haar handen, die blank waren en toch niet ziekelijk meer, en waaraan zij alleen den ring droeg, dien Moeder haar gegeven had, met Vaders steen.
Stil en ernstig bijna ging zij naar de huiskamer.
Daar hing het gedempte licht van den neveligen najaarsdag, die grijs en goud en doodstil daarbuiten was. De straling van den morgen had zich in een fijnen damp verhuld en dit was bijna nog mooier.
Maar toen Otto en Felix den voortuin kwamen instappen, toen zij Felix' zacht-ernstige gezicht - hoe precies had zij 't zich herinnerd al die weken! dat besefte ze nu pas! - daar opeens, na al wat er gebeurd was, na al wat zij gedroomd had, weer in de kamer zag, greep een bange onrust haar aan, en het liefst was ze weggehold naar haar eigen veilige kamertje.
Doch in de drukte van het oogenblik voelde zij zich met haar verwarring toch wel veilig. Dat Felix in zoo lang niet was geweest, en dat hij nu in zijn nieuwe waardigheid verscheen.... en het sterfgeval dat hij pas achter den rug had.... Nikkie's ziekte.... en - hoewel niemand het aanroerde - Tony's avontuur.... en dat zìj weer stond en liep, een gewoon mensch was in huis.... het was zoo veel allemaal.... zoo veel! En zij praatten allen tegelijk in blijde opwinding, maar daaronder was toch ook een zacht ontroerd-zijn, dat hen dicht aan elkander bond.
Het werd Nina een wonderlijke middag. Vroeger was zij 't, aan wie Felix
| |
| |
zijn aandacht gaf, hij zat bij haar, las haar voor, praatte met haar. En nu richtte hij geen enkele maal tot haar het woord; hij sprak met Moeder, met Tony.... vertelde van zijn promotie, hoe zooiets er precies aan toe ging, van zijn oom, die gestorven, doch tot aan zijn meerderjarigheid zijn toeziende voogd geweest was, en hij luisterde aandachtig naar Moeder's verhalen over het verloop van Nikkie's ziekte. En zij zat er maar stilletjes bij en luisterde en voelde niet de minste behoefte om mee te praten, ja, ze was blij, dat hij niet op haar lette en tot haar niets zei, maar ze wist zelf niet waarom....
Met Ans en de jongens kwam de drukte in huis; Nikkie, schoon nog wat smalletjes, had alweer evenveel praats als ooit, en wou met alle geweld ‘truieniertje’ spelen met Oom Felix of, toen dit een onvervulbare wensch bleek, doordat Oom Felix niet zoo ras een bloeiende kruidenierszaak uit den grond wist te stampen, wandelen met Tantina.
- Aanstonds hoor, beloofde Nina, zijn tenger lijfje dicht tegen zich aan houdend.
- Nee noù bedelde het manneke aan haar oor. - Jij heb 't Nittie zelf beloofd.
- Ja maar.... dat ìs al gebeurd. Verleden week nog, weet je wel? lachte Nina zachtjes.
- Weet Nittie niès meer van.... loog hij schaamteloos.
- Nou, kom dan maar, fluisterde zij.
Zij had alleen haar wollen sjaal omgeslagen, die was groot en warm genoeg. Zij hield hem met één hand tezamen, in haar andere hand zat het warme kinderknuistje geborgen. Nikkie babbelde honderd-uit, als een stroom van brabbelklankjes rolden zijn woordjes langs haar heen, maar luisteren deed ze maar half en op goed geluk zei ze ja of nee op Nikkie's vele ‘hé Tantina's’. - Tot de bocht daar, dan gaan we terug, zei ze.
Nikkie vond 't goed. Nu hij zijn zin maar had gehad wou hij eigenlijk wel weer naar huis, waar, toen hij wegging, Oom Otto een papieren boot aan 't vouwen was voor Jan. Je kon nooit weten wat er nog meer kwam.... Toch liepen ze nog éen villaatje verder den hoek voorbij en keerden toen om. Er liepen bijna geen menschen en het was heel stil rondom; roerloos hingen de laatste blaadjes aan de bijna kale boomen.
Toen zij den hoek weer omsloegen, en de weg open voor hen lag, kwam daar een man hen tegemoet loopen. Hij was al heel dichtbij.
- Oom Felix! kreet Nikkie en rukte zijn handjes los.
En Nina was blij met dien kreet van het kind, want het scheelde niet veel of
| |
| |
zij had zelf geluid gegeven. Onder haar hand, die de sjaal vasthield voelde zij het bonzen van haar hart.
- Ik heb nog nooit met Tantina gewandeld, schertste Felix, toen hij naast haar meeliep, en in den vluchtigen blik, dien Nina naar zijn gezicht gewaagd had, had zij juist nog de bevangenheid bespeurd, die zijn mond, zijn oogen zoo vreemd-anders maakte dan zij ze kende, en haar blik daalde snel tot het grint van den weg.
- En ik had me zoo voorgesteld, zei hij zachter, - dat dit vandaag voor 't eerst gebeuren zou.
Een warme vreugde schoot in Nina omhoog: hij ook! hij ook! De woorden sprongen van haar lippen:
- Ik óok!
En toen schrok zij en vóelde haar blos.
- Zeg Nikkie, vertelde hij met plotseling andere stem. - Oom Otto is toch zulke mooie dingen aan 't maken voor Jan....
- Watte dingen? informeerde Nikkie onrustig.
- Nou van alles.... Eerst een stoomboot, met een pijp en een pluim.... en toen een slee.... en toen....
Nikkie luisterde al niet meer. - Guns!.... zei hij, zijn oogen wijd. Toen rukte hij zijn hand los uit die van Nina. - Nittie gaat tijten! riep hij, en zette 't op een loopen. Zij keken hem na tot zij hem ginds in het tuinhekje zagen verdwijnen.
Langzaam en zonder een woord liepen zij verder. Nina voelde geen onrust meer, geen beklemming; denken deed ze niet, ze liep maar, tuurde naar opzij, waar tusschen de kale boomstammen de herfstnevel rossig getint werd door het verholen namiddaglicht.
- Laten we hier even ingaan.... zei Felix, voor het smalle zijlaantje, dat naar het bosch toekronkelde. - Of wordt je dan te moe?
- Oh nee.... zei ze zacht.
Zij liepen langs het mossige pad, eenzaam nu tusschen het beschuttend struikgewas en eikenhakhout. Zoo stil was 't om hen heen, dat zij hun eigen adem hoorden.
Toen was plotseling zijn hand om haar hand en zij stond stil of zij niet meer verder kòn. Zacht zei hij:
- Niny....
- O Felix.... stamelde zij met bevende lippen.
Hij boog zich tot haar over, zijn oogen in de hare.
| |
| |
- God! zei hij. - Is 't dan tòch waar?.... En zoo trillend-diep klonk zijn stem, dat 't Nina was, of die diep in haar borst iets aanraakte.
- Ja.... fluisterde zij alleen. Maar nu moest zij haastig het hoofd afwenden, want vlugge tranen zwollen naar haar oogen. Doch dan nam hij haar gezichtje tusschen zijn handen en hief 't tot zich op.
- Niny.... schrei je nu....?
- Ja.... nokte ze, met een lachje dat bijna een snik werd, - van geluk... En hij kuste haar oogen, en met teedere voorzichtigheid haar mond, zoodat zij den zilten smaak van haar eigen tranen op haar lippen proefde.
Hand in hand liepen ze, zonder te spreken. Eindelijk zei Felix:
- Nu moeten we terug.... Het is te ver om heelemaal om te loopen.
- Ja.... antwoordde zij droomerig, doch hun voeten liepen almaar verder. Waar het pad op den breeden boschweg uitkwam keerden zij. - Kom, zei Felix, de sjaal vaster om haar heen trekkend, - Je zou te moe worden en te koud. Zij liet hem begaan en glimlachte zonder een woord. Hoe heerlijk was het, die koesterende bezorgdheid om je heen. Onder de sjaal lag zijn arm in de hare.
- Niny, vroeg hij, - heb je al lang van me gehouden?
- Ik geloof, altijd, zei ze eenvoudig. - Maar ik heb 't niet altijd geweten. En jij?
- Ik óok: altijd. Maar ik wist 't wèl! lachte hij.
- Oh! zei ze, en bloosde. - Maar waarom heb je dan je belofte niet gehouden?.... Je verzen.... zei ze zachtjes er achter.
- Wel drommels!.... Wat ben ik toch een sukkel! Hij liet haar los, zocht in zijn binnenzakken. Nina lachte. - Ja lach maar, zei hij met een grappigverlegen gezicht, maar met een twinkeling toch achter zijn brilleglazen. - Je krijgt een raar soort man.... Je zult nog wel spijt krijgen....
Maar nu was de stilte weer om hen; zijn hand zocht onder de sjaal de hare weer.
- Dit is voor je, zei hij. - Ik wilde je niets geven voor ik dìt had.
Het was een tijdschrift-overdruk van 'n twaalftal verzen. Op het eerste blaadje, bovenaan, las ze in zijn kleine, dunne letters ‘Voor het liefste meisje van de wereld’. En haar blik daalde naar het vers daaronder, dat heette ‘Naar het lichte Land’ en zij las de beginregels:
Stil, als licht-omspoelde landen, hangen
Zomerwolken boven verre kimmen.
| |
| |
Smachtend ziet de ziel 't geluksland schimmen,
't land van immer-onvervuld verlangen.
- O Felix! fluisterde ze, en een herinnering ontroerde haar. - Wanneer... heb je dit geschreven?
- Dien Zaterdag, toen ik hierbuiten bij je gezeten had en ik jouw oogen had zien wegturen naar die ‘landen van geluk’. Weet je nog?
Ze kon alleen maar knikken. 't Leek zoo làng terug en zooveel donkers lag er tusschen toen en nu. Met bevenden mond fluisterde ze:
- Wat heb je me toch lang alleen gelaten!
- Och kindje.... kindje.... troostte hij verschrikt en zijn arm was koesterend om haar heen. Maar zij glimlachte alweer.
- En ik heb je nog zoovéel te vertellen.... En te vragen.... Van je promotie.... en je werk.... en alles. O o, wat ben je toch een leelijke achterbakscherd geweest!
- Je krijgt m'n dissertatie.... als je 'm tenminste hebben wilt.
- Waarover.... Felix? vroeg ze, en zag ademloos tot hem op.
- ‘Het geestelijk lied in de Middeleeuwen’.... zei hij, wat kortaf, of hij er zich een beetje voor geneerde. Als je er nou maar wat aan vindt....
Zij lachte zachtjes voor zich heen, zonder te antwoorden. 't Was of het lichte geluksland zich àl wijder voor haar opende.
Zij waren nu weer op den villa-weg terug en dicht bij huis. - Jammer, zuchtte Nina, - we moesten 't nog voor onszelf kunnen houden.... 'n heel klein poosje maar....
- Née, zei Felix. - Ik zou 't van alle daken kunnen schreeuwen!
Door den voortuin liepen ze zacht en vermeden 't naar binnen te zien. - Kom mee! fluisterde Nina, - achterom.... En zij trok hem mee naar den achtertuin tot bij de keuken, waar ze Moeder nu wel dacht te vinden. Samen keken ze naar binnen. Moeder stond een pan met iets dampends te schudden, zij trok allerlei leelijke gezichten boven den heeten wasem, maar toen zij de pan weer had neergezet, spitste zij haar lippen en floot.
Zij schoten gelijktijdig in een lach en in datzelfde oogenblik bemerkte Moeder hen. Zij wierp de keukendeur open: - Wat voeren jullie hier uit?
Zij zeiden niets en stapten naar binnen, hun handen hielden elkander vast. - O! kreet Moeder, en sloeg haar handen ineen. - Jij dief!
- Màg ik haar hebben? vroeg Felix' diepe stem.
- Ach wat.... je hèbt haar immers al genomen!.... júllie.... Zij lachte
| |
| |
en huilde tegelijk, haar armen omknelden Nina, en Felix' armen waren om haar beiden heen.
't Was op dit oogenblik, dat de keukendeur openging en Otto's hoofd door den kier kwam steken.
- Duivels! vloekte hij en bleef toen een oogenblik roerloos en stom.
- Nou, kom maar! tartte Felix uitdagend.
Maar Otto floot eerst een schel fluitsein naar binnen. Nikkie en Jantje waren de eersten, toen ook Tony en Ans, en Bas, die intusschen gekomen was. Het keukentje was meer dan vol.
- Zúlke gebeurtenissen worden er hier uitgebroed in de keuken! schetterde Otto's stem. Maar hij zwaaide Felix' arm haast uit het lid en Nina had geen wangen genoeg om zich te laten zoenen.
Tony was de eenige, wie het nieuws verraste. - 'k Kan wel zien, dat ik er maar half bij geweest ben, de laatste maanden, zei ze zacht aan Nina's oor. - Er komt geen eind aan de gebeurtenissen! verzuchtte Ans.
- Enfin.... 't is allemaal nogal goed afgeloopen....
- Dus dìt vindt je ook niet àl te onrustbarend! ving Felix handig haar woorden op. En ze lachten allemaal.
- Tantina! schreeuwde Nikkie, toen de situatie hem eenigszins duidelijk begon te worden, - tommen er nou toet en taartjes?
- En limonade.... vulde bescheidener Jantje aan.
- Alles wat jelui maar wilt, lievelingen, beloofde Nina, hen in haar armen sluitend.
- Dan suiterbeesies! maakte Nikkie rap van de gelegenheid gebruik.
Tony schudde nog haar hoofd over de onverwachte wendingen van het leven. - Alle bommen zijn tegelijk gebarsten; wat 'n redelooze materiaalverspilling van het lot! zei ze met weer een glimp van haar ouden humor. En Bas zei, als verstandigste woord van alles, dat ze toch allemaal naar den goeden kant gesprongen waren.
- En gaan jullie nou alsjeblieft allemaal uit mijn keuken! kreet Moeder. - Alles staat aan te branden!
- Smakelijk verlovingsmaal! dolde Otto.
- Wìj proeven vandaag toch niets, lachte Felix, zijn oogen in die van Nina.
- Nee, zuchtte ze zalig, - vandaag proef ik alleen mijn geluk....
|
|