Zon
door Riek Rosenbaum
EEN groot stuk duin in gloeiende zon. In een diepe groengeele duinpan, een zandkuil, zijn ongeveer vijftien meisjes aan 't spelen. Een zuster en een meisje ‘staan’ voor zwarte zwanen, witte zwanen, je mag niet door m'n Engeland varen.’ Een zuster, hoog en hel wit op een zeer zonnige duintop zit toe te kijken. Van verre hoort men jongens gejoel. Een zwierige lange ketting gladde lenige lijfjes op bloote bruine beenen en voeten rutscht onder de poortgebogen lijven en armen door. De spanning is er: Van je ris, sis, sis, sis, daar gaan ze, metend vóór de poort met hun oogen de afstand. Met een vlugge plotselinge buiging van het bovenlijf, harenval dansend over het gebogen hoofd, tjoepen ze onder de handen door. Onder hun sterke voeten stuift zonniggoud het gloeiende zand, verzakken de telkens diep door de veerkrachtige teenen gemaakte kuiltjes: Van je ris, sis, sis, sis, sis,, sis, si-i-i-is, zingen de stemmen in lange glanzend hooge uithaal. Gevangen is ze, kleine Mientje, een en al ontdane spanning haar blonde gezichtje, tranen in de oogen nu zij het eerste gevangen is. Dan gaan ze, gedrieën, Mientje geheimzinnig in het midden, ver van de troepende trappende meisjes: ‘Wat wil je liever, zeg, een zìlveren appel of een goùden appel?’
Lieve blonde meid weet wel dat ze in de hel komt als ze het meeste kiest - en de hel is altijd bij zuster. Want kinderen willen geen hel zijn, hè nee, wel hemel, natuurlijk. En goud is meer dan zilver hè. ‘Een goùden appel zegt ze zangerig en hoog. En tegelijkertijd grijpt ze met beî haar dunbruine armpjes zuster stevig om h'r japon. Dan staat ze, mee levend, trappelend haar lichte smalle voetjes in het heet witte zand: Zwarte zwanen, witte zwanen, je mag niet door m'n Engeland varen. Engeland is geslóóten’. Met leedvermaak-schrik zingt ze: de sleutel is gebró-óken. Er is geen ééne timmerman, die (lieve ongemotiveerde zangklemtoon) de sleutel maken kan. Wie voor is, wie achter is, van je ris, sis, sis, sis. Ze stampelttrapvoet achter zuster, de warme rok knijpend in haar heet-gloeiende handjes.
En juist in dit deel van hernieuwde spanning sliert een lange rij jongens