Droom en Daad. Jaargang 4(1926)– [tijdschrift] Droom en Daad– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] Mijn woning door A. Hendriks-Kappelhoff Mijn woning is klein als de kleinste kluis, Zoo klein als het fijnste kabouterhuis. Mijn woning is groot, o zoo groot mijn God, Veel grooter dan 't weelderigst sprookjesslot. Luid jubelt er blijdschap haar hoogtefeest - Is ooit wel een woning zóó blij geweest? En toch is zij stil als gewijde zaal Van hooge, geloovige kathedraal. De deur van mijn woning sluit veilig dicht; Het slot voor geen macht in de wereld zwicht. Toch opent de poort zich oneindig wijd: Mijn woning voor mij nog iets heerlijks beidt! Zoo'n wondere woonplaats, waar ik die vind? Ik woon in het hart van een menschenkind. Ik zoek er zoo vroom naar de zuivre wijs, Die zingend kan danken voor zùlk 'n paleis! Vorige Volgende