Droom en Daad. Jaargang 4
(1926)– [tijdschrift] Droom en Daad– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
Berlage en onze moderne bouwkunst
LITTERATUUR, Tooneel, Schilderkunst, Muziek -hoeveel ‘leeken’ zijn er niet, die ze met hartstochtelijke belangstelling volgen, en soms beoefenen; die geen belangrijke schilderijententoonstelling, geen tooneelvertooning van beteekenis, geen concert van een groot kunstenaar zouden willen missen! - Die er over lezen en hooren? - En hoe weinigen zijn daartegenover
| |
[pagina 34]
| |
het tweede ontwerp voor het amsterdamsch beursgebouw
| |
[pagina 35]
| |
het derde ontwerp voor het amsterdamsch beursgebouw
| |
[pagina 36]
| |
nullige boeken, geestelooze gedichten, zoutelooze tooneelwerken, slappe schilderijen, liflafferige muziek worden voortgebracht, dan zou dit voor een ieder met behoefte aan wezenlijk groote, of althans goede, kunst nog zeer wel overkomenlijk zijn. Men zou eenvoudig het prutswerk der tijdgenooten voorbijgaan. En zich te goed doen aan het groote werk van vroeger tijdperken. De Bouwkunst - of het bouwvak - evenwel schept jaar in, jaar uit, nieuwe gebouwen, en heele straten en buurten, die daar staan voor vijftig en honderd jaren. Die we niet kùnnen voorbijgaan, ongemerkt. Zijn ze ergerlijk onkunstzinnig, burgerlijk banaal, poenig drukdoenerig, hinderlijkschreeuwend tegen de natuur, wij moeten ze dulden, hun werking ondergaan. Wie Scheveningen bezoekt, moèt wel het beeld van duin en zee bedorven vinden door het plompe Kurhaus, het idioot-schreeuwerige Palace-hotel met zijn malle toren-staketsels, het burgerlijk nuchtere Grand Hotel, en al die kunstlooze villa's verder weg naar het dorp. Wie in Den Haag wandelt door de akelig banale Indische buurt, of de wanhopig leelijke schildersbuurt; in Amsterdam door de Pijp, kan den druk van die omgeving niet ontgaan. En heeft men eenig oog voor stede-schoon, dan is men al te gelukkig dat eindelijk in ons land de bouwkunst weer tot eere, kracht, zuiverheid en schoonheid aan het groeien is, en ergert zich wanneer de burgerlijke geest, die heel de vorige eeuw zooveel aan onze steden bedorven heeft, weer opleeft in onze Gemeenteraden, om er te verdedigen namaak van oude stijlen, wansmaak van eigen bouwers, om het werk te smaden van onze jongere bouwkunst, die onze steden weet te behoeden voor steeds meer woestijnen van banaliteit. Na al wat die burgerlijke geest ons aan stede-schennis bezorgd heeft, past den vereerders ervan toch waarlijk wat bescheidenheid tegenover schoonheidscommissies van architecten, die hun leven wijden aan de bouwkunst.
* * *
Dat onze moderne bouwkunst zich onderscheidt door zooveel karakter, pittigheid, waarachtigheid en daardoor komt tot schoonheid, dat hebben wij niet weinig te danken aan het voorgaan van den man, dien we nu zouden willen huldigen, als hij, de eenvoudig-bescheidene, niet alle hulde had afgewezen. Want Berlage's arbeid, tot op onzen tijd, is vóor alles gericht geweest op het bevrijden van zijn kunst van al wat onecht, onwaar, mooi-doenerig, | |
[pagina 37]
| |
schijn-schoon was, en op het opbouwen van zijn scheppingen uit de eeuwige en eenige wetten van inhoud, structuur, materiaal. Toen hij, tegen het eind der vorige eeuw, dat begon, sterkst-sprekend met zijn Beurs
het beursgebouw zooals het is uitgevoerd
te Amsterdam, was men nog - architecten als publiek - bevangen in den waan, dat een voortbrengsel der bouwkunst moest ontworpen worden in een der bekende stijlen: gothiek of renaissance; zat men vastgeroest in de bewondering voor schijnschoon van na-aperijen; begreep men niet, en wilde niet begrijpen, hoe dwaas het was de vormen van kerken, paleizen, tempels van vroeger dagen te benutten voor een modern zakengebouw als een Beurs, een kantoorgebouw, een fabriek, een hedendaagsch woonhuis. - | |
[pagina 38]
| |
Toen Berlage aan zijn Beursgebouw werkte, - in 1897/98 - heeft hij in de vier ontwerpen, die hij er achtereenvolgens voor maakte, met elk nieuw ontwerp uitgesneden en verwijderd wat kon lijken op behaagzucht in het uiterlijke, om met ieder ontwerp meer te benaderen een hoogen en strakken, eerlijken eenvoud, die van niets zou getuigen dan van wat er in spreken moest: doel, constructie, materiaal. - En zoo kwam tot een stoere, haast stroeve grootheid.
* * *
Wie deze wordingsgeschiedenis van de Beurs niet meebeleefd heeft, kan geen indruk hebben van de karaktervastheid, die het in den bouwmeester vorderde, om dezen weg te begaan. En wie heeft meebeleefd hoe hij om dit werk is gehoond en belasterd - en ik, die van 1901-1911 het geluk had te wonen in een andere schepping van hem, waar het Amsterdamsche publiek ook al niet over zwijgen kon, en die in dagblad en Raad zijn werk verdedigen mocht, weet daarvan! -Ga naar voetnoot1) kan niet nalaten den menschkunstenaar heel hoog te stellen, die, ondanks dien hoon, rustig is voortgegaan op den weg van zijn innerlijk moeten. - En in die 25 jaren, sinds de voltooiing van de Beurs verstreken, is Berlage inderdaad nooit afgeweken van zijn ideaal, al heeft hij geleidelijk, in zijn zelfontwikkeling, deze beginselvastheid meer en meer weten dienstbaar te maken aan schoonheidsdrang en fantaisie, terwijl deze beide toch nooit - als wel bij andere moderne bouwkunstenaars - vrijelijk mochten spelen buiten den eerbied voor doel, constructie, materiaal en vooral voor Echtheid en Eenvoud. - Hoe hij dit alles hanteert, bewijst het kantoorgebouw dat hij nu, op het zgn. land van Bylant in Den Haag, bezig is te maken voor de Assurantie-Maatschappij De Nederlanden van 1842. Naar moderne constructie is het geraamte van dit gebouw van beton. Maar terwijl tot heden zulke geraamten plachten omkleed en verborgen te worden achter vóórmuren van metselwerk (zie het Gebouw der Handelmaatschappij in de Vijzelstraat te Amsterdam, uiterlijk een harmonische constructie van wijlen de Bazel) laat Berlage nu rustig dat betonnengeraamte spreken; weet er door lijn en voorsprong schoonheid mee te bereiken, en brengt alleen metselsteen aan tusschen dit geraamte, waarmee meteen een schoone en sprekende afwisseling van kleurige vlakken en grijze, strenge dragende deelen ver- | |
[pagina 39]
| |
kregen is, terwijl in het geheele ontwerp de verticale en de horizontale strekking elkander prachtig doorkruisen en in evenwicht houden. Over de ‘Schoonheidswaarde’ van werk als dit zullen velen, vóór als tegen,
parkwijck
lang niet uitgepraat raken. Maar wie de waarde begrijpt van waarachtigheid, eerlijkheid en karakter in alle kunst, en beseft hoe alleen uit deze het groote en blijvende groeien kan, zal uit dit werk aanvoelen dat hier een kunstenaar aan het woord is, die tegelijk een prachtig mensch is, en een voorbeeld voor een ieder, die iets wezenlijks in het leven bereiken wil. - Wie zich verdiepen wil in het werk van Berlage en een indruk krijgen van zijn ontwikkelingsgang, zijn werkkracht, zijn fantaisie, kan alles bijeen vinden in het boek, dat de firma W.L. en J. Brusse te Rotterdam, als herdruk en uitbreiding van het in 1916 over hem verschenen werk, kortelings het licht heeft doen zien; nu met een Inleiding van Architect Jan Gratama. Den Haag, Kerstmis, 1925. |
|