Droom en Daad. Jaargang 3
(1925)– [tijdschrift] Droom en Daad– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 372]
| |
Iets over de muziekconferentie in het ‘Oolgaardthuis’
| |
[pagina 373]
| |
OPSCHRIFT BRONZEN GEDENKPLAAT
Aan de nagedachtenis van mijn Vader, Cornelis Schelten Oolgaardt, geb. te Amsterdam 4 April 1824, overleden te Arnhem 1 Juli 1912, wijdde ik dit Huis, opdat daarin tot Zegen van ons Nederlandsche Volk, de Vrijzinnig Godsdienstige Geestesrichting, welke hij zijn leven lang heeft voorgestaan, zal worden bevorderd en blijven gehandhaafd. 9 Januari 1923 A.C.A.E. OOLGAARDT soezen of 't moest zijn in 'n uurtje dat ‘men’ ging wandelen en je stilletjes spijbelde! Daar ik tot mijn spijt de conferentie eind Augustus j.l. slechts gedeeltelijk kon meemaken kan ik u geen volledig verslag der lezingen geven. Dit zou ook wat ver voeren. Ik wil u slechts in 't algemeen een indruk geven van 't werk van ‘het genootschap Muziek en Religie’, een nog jonge instelling die oorspronkelijk (drie jaar geleden) uitging van de V.C.J.B. en tot grondslag heeft, ‘het inzicht, dat een gemeenschap van allen, voor wie de muziek religieuse beteekenis heeft in het leven, wenschelijk is’. Om te | |
[pagina 374]
| |
trachten werkelijk iets van die gemeenschap te beleven, worden menschen voor wie muziek méér is dan oorenstreeling te zamen gebracht in dat zoo bij uitstek tot werkelijke samenleving inspireerende huis. De eerste avond dien ik bijwoonde was bijzonder stemmingsvol en boeiend. Mevrouw Raden Ayou JodjanaGa naar voetnoot*) uit den Haag vertelde ons met haar rustige, melodische stem over Hindoesche muziek. De kenmerkendste eigenschap dezer muziek is, dat zij hoofdzakelijk vocaal is, want ook een solo-instrument als de vinah is in zijn uiting vocaal gedacht. De zangstem wordt begeleid door een of meer instrumenten doch deze zijn niet meer dan een rhytmische achtergrond en geven grondtoon en kwint, met een enkele maal nog de kwart. De Hindoesche liederen zijn meestal improvisaties, in ieder geval gevarieerde zoogenaamde toonpatronen of ‘ragah's’ en, althans bij Tagore b.v., ontstaat eerst de melodie, daarnà de woorden. Er bestaan morgen-, middag- en avond-ragah's en geen Oosterling zal ooit die melodieën op verkeerde daguren zingen. Zoo ook heeft ieder jaargetijde zijn eigen lied. Mevrouw Jodjana zong ons eenige der voor Oostersche ooren bekendste | |
[pagina 375]
| |
melodieën, zich zelf begeleidend op de tambourah, een lang vier-snarig instrument, voor onze begrippen een sterk vergroote guitaar, die 'n heel zachten, wat melancholieken tokkelklank geeft. Voor onze ooren is 't bijna onbegrijpelijk dat een Westersche, zooals deze kunstenares, die vaag-dwalende melodieën onthouden kan en wij bewonderen de energie die zij aan 't instudeeren dezer liederen moet hebben gewijd, te meer nu zij in een particulier gesprek vertelde hoe voor deze muziek geen notenschrift bestaat en ons Westersch schrift daarvoor geheel ontoereikend is. Louter en alleen van 't luisteren naar haar leermeester moest deze leerling de zangwijzen onthouden. Wanneer gij dan weet dat ook de kwarttoon een groote rol speelt, dat in tegenstelling met ons Westersch zingen, de toon niet op den kop maar van onder op moet worden gezongen, kunt u uwe bewondering eerlijk verdeelen tusschen leermeester en leerlinge. De avond waarop de Heer Herman Rutters een inleiding gaf over moderne muziek was misschien minder harmonisch, maar zeker niet minder boeiend! Spreker had de hoorders op zijn betoog voorbereid door een reeks op schrift gebrachte stellingen die met opzet, n.l. met de bedoeling eenig verzet te wekken, wat scherp waren gesteld. Het ‘lukte’ dan ook, want de reactie bleef niet uit hoewel natuurlijk de, in vergelijking met den inleider, niet | |
[pagina 376]
| |
zoo historisch en technisch onderlegde toehoorders de uiteenzetting, die sterk pessimistisch ten opzichte der huidige muziek was gestemd, niet zoo maar ineens in majeur konden transponeeren. Merkwaardig was wel dat 't krachtigst werd betwijfeld de stelling: ‘In haar wezen is de huidige moderne muziek a-religieus’ (a-religieus wil zeggen: zonder religiositeit, niet-religieus). De hoofd-mening was wel dat men eigenlijk van geen mensch zeggen kan dat hij alle religiositeit mist, al zal er soms van de om-zoo-te-zeggen-bekende godsdienstigheid weinig of niets merkbaar zijn. Zoo kan er ook in muziek die in nieuwe taal spreekt, een nieuwe religieuse uiting verborgen zijn, waarvan we de bepaalde uitdrukkingen nog niet geregistreerd hebben, maar die niet minder echt en waar is. Echt en waar! daar komt het in alle muziek op aan. Nu is 't ontegenzeggelijk voor ons heel moeilijk dit in de moderne muziek te onderscheiden. Er komt zóó veel nieuws, dat ons dikwijls nog verward en chaotisch lijkt, op ons afstormen en we hebben nog zooveel werk met de beantwoording van de vraag: Vind ik dat mooi? ligt 't aan mij of aan de muziek dat ik 't niet mooi vind? Natuurlijk werd er in die dagen ook veel, heel veel muziek gemaakt en | |
[pagina 377]
| |
o.a. ter inleiding van Rutters' bespreking een heel programma der nieuwe, nieuwste en allernieuwste muziek voor viool, piano en zang voor 't meerendeel uitstekend uitgevoerd. Sterk was 't verschil in overtuiging van twee pianisten die èn in de keus der werken èn in de wijze van uitvoering (afgezien van de techniek) gaven de twee zijden: geloof en ongeloof in de moderne richting! Het is moeilijk uit te leggen waarin dit hoorbaar was, maar zij die deze middag meemaakten, hebben 't ondervonden. Ik vrees dat de lezeressen van dit blad zullen denken: Lieve hemel! wat zijn ze zwaar op de hand daar in dat veelgeroemde Oolgaardthuis! Nu, niets is minder waar! Laat ik u ter geruststelling en tot slot vertellen hoe 't daar aan de maaltijden toegaat. Dat is 't uur waarop de aanwezige V.C.J.B.'ers hun opgekropt gemoed, soms wat al te luid, lucht geven door 't zingen hunner kampliederen die, hoewel niet altijd van hoog-muzikaal, noch fijn-letterkundig gehalte, dikwijls toch een zekere frischheid van rhytme geven die pittig en levend aandoet. Verder worden onder de maaltijden verloren voorwerpen door de eigenaars met 'n lied of 'n andere kunstzinnige prestatie teruggekocht. Zoo ging eens een bekende Amsterdamsche organist en pianist voor den vleugel zitten en speelde op de klassieke melodie van ‘Toen onze Mop 'n Mopje was’ variatie's zóó muzikaal en zóó geestig, dat 't een fijn genot werd. Eerst gaf hij 't thema heel eenvoudig als 'n kinderstukje, dan met kleine loopversiersels als van Mozart, toen in groote, deftige koraal-accoorden en eindelijk, geheel in 'n modern-dissonanten pakje gestoken, was 't kleine Mopje haast niet meer te herkennen! Bij een andere gelegenheid gaf deze zelfde, veelzijdige musicus aan den vleugel illustratie's van aanwezige personen en liet ons raden wie hij bedoelde. Verschillende dezer portretten waren zóó raak, dat we uit één mond den naam riepen! Onder den laatsten maaltijd werd ten bate van 't vrijplaatsen-fonds een muziekboek, waarop de commissieleden en enkele andere ‘kopstukken’ hun handteekening hadden geschreven, door een der leiders bovenop een tafeltje gezeten, bij opbod verkocht. Hij gaf daarbij blijk van een meer dan gewoon kakadorus-talent. Neen, zwaar op de hand waren we allesbehalve! We hadden bij 't naar huis gaan pijn aan onze lachspieren! Ik eindig met 't refrein: Kent ge 't Oolgaardthuis niet? Gaat het zien, gaat het zien!! |
|