Genietingen van een nat najaar
door C. Vernède
EEN mensch heeft in zijn leven meer buitenkansjes dan hij dikwijls opmerkt.
‘Zoo heb ik sedert een paar maanden ziekteverlof en eerst leek mij het geheele feit een vrij groote narigheid. Maar zoo langzamerhand ben ik er toch weer de goede zijden van gaan zien. Ik leef thans temidden van een groepje menschen, dat zich tot doel schijnt gesteld te hebben om lederen nieuwen dag te begroeten met uitroepen als: ‘wat een natte zomer hadden we toch en is dìt nu een najaar,’ om verder dit thema in tallooze variaties uit te werken, zichzelf verongelijkt en tekort gedaan voelende.
En nu moet ik toch eerlijk bekennen, dat ik, althans van dat ‘natte najaar’ nog heelemaal geen nare dingen heb ondervonden, integendeel een groote dosis vreugde.
Het treft mij zoo dikwijls, dat het bijna regel is onder ons menschen, om, als ons leven niet gaat volgens het levensprogramma dat wij voor ons zelve maakten, geleid door onze wenschen en onze droomen, te klagen ‘ik heb tegenslag’ of ‘wat heb ik nu nog aan mijn leven’, of ‘wat moet ik nu dan toch beginnen’ en we worden moedeloos en ongelukkig. Maar we vergeten dan hopeloos erg, dat we ook zoo maar losjes weg een programma opstelden geheel naar ons verlangen en er heelemaal geen rekening mee hielden, dat dit mooie programma wel eens van ons waarachtige levensprogramma zou kunnen afwijken. En als dan alles anders loopt dan wij dachten, meenen we het recht te hebben onszelve diep te beklagen.
Nu is het de kunst te leeren zien, dat een ander levensprogramma even mooi en zelfs nog rijker kan zijn dan het eigengemaakte en we zullen dit zien als we maar niet bij de pakken neer gaan zitten, maar wijd onze oogen open zetten in onze nieuwe omstandigheden, dit vreemd en onverwacht gebeuren met ijver onderzoekende.
Zoo ging het nu ook. ‘Ziek worden’ zet een mensch gewoonlijk niet op zijn levensprogramma en als je dan vacantie krijgt en naar buiten gaat, ook geen ‘regenweer’. Maar toch kwam ‘ziekte’ en kwam ‘regenweer’ en nu moest dit in ‘vreugde’ worden omgezet. En 't werd vreugde.
En zoo zit ik dan, als iederen morgen, weer in het bosch, het kletsnatte
[Zie verder p. 259]