Droom en Daad. Jaargang 3(1925)– [tijdschrift] Droom en Daad– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 168] [p. 168] Verzen door Lien de Vries Wij kunnen strijden voor ons groot verlangen, En idealen vormen voor 't verschiet, En wachten om van 't leven te ontvangen, Maar wa 't ons geven zal, wij weten 't niet. Als w'om ons heen het leven voelen bangen, Dan strijden w'onzen strijd en falen niet, Maar gaan met vasten tred de zware gangen Berustend in het leed, dat 't leven biedt. Ik wensch je niet een leven zonder zorgen, Maar moed en kracht, om alles te doorstaan, De groote smarten en de stil-verborgen. Dat, als je ziet op d'afgelegde baan, Herinn'ring aan je frisschen levensmorgen, Dat je dan zeggen kunt: ‘'k Heb wèl gedaan.’ II Nu kan ik je niets meer zeggen, Nu kan ik je niets meer noemen, Ik kan alleen maar leggen Veel zachte, witte bloemen Op je eenzaam-stille grave; De bloesems - de jonge, bleeke, De blaren - de zachte, weeke, Mijn laatste kleine gave. Hoe donk'ren de droeve dagen In arm'lijk zongemis. Mijn hart is vol weemoed en klagen Om àl wat schijnt - en niet is. Vorige Volgende