Bladvulling
de bloemen-school
Als storm-wolken grommelen in den heemel en Juni-buyen neerplassen, De vochtige oostewind komt geschreeden oover de heide om zijn doedelzak te blazen tusschen de bamboe's,
Dan koomen meenigten van bloemen plotseling uit, niemand weet van waar en ze dansen op het gras in wilde blijdschap.
Moeder, ik denk heusch dat de bloemen school gaan, onder den grond. Ze leeren hun lessen met de deur digt, en als ze naar buiten willen gaan om te spelen vóór het tijd is, dan laat de meester hen in de hoek staan.
Als de reegentijd komt, krijgen ze vacantie.
Takken slaan teegen elkander in het woud, en de bladeren ruischen in den wilden wind, de donderwolken klappen in hun reuze-handen en de bloemenkinderen koomen naar buiten, in kleedjes van roze en geel en wit.
Weet je 't wel, moeder, hun huis is in den heemel, waar de sterren zijn. Heb je niet gezien hoe begeerig zij zijn om daar te koomen? Weet je niet, waarom ze zooveel haast hebben?
Natuurlijk, ik kan wel raden naar wie ze hun armen opheffen: Ze hebben hun moeder, eeven als ik de mijne heb.
Uit ‘De wassende maan’ (liederen van het kind) Rabindranath Tagore.