Droom en Daad. Jaargang 3
(1925)– [tijdschrift] Droom en Daad– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 87]
| |
Bij de Van Gogh-reproductie
| |
[pagina 88]
| |
hartstochtelijke natuur, werkt hij. Steeds is het de mensch, figuur en portret, dien hij zoekt weer te geven, en al zijn zijn uitingen dikwijls heel onvolmaakt van techniek, al voelen wij dat hij worstelt met zijn ‘kunnen’, Vincent is nooit onbelangrijk, hij heeft altijd iets te zeggen. Hij beeldt het innerlijk leven uit, omdat hij zelf een sterk karaktervol mensch is, niet tevreden met de oppervlakte der dingen. Maar behalve figuur heeft Van Gogh bloemen, stillevens, een enkel intérieur en landschap geschilderd en geteekend. Vooral zijn teekeningen waarin de lijn zoo krachtig spreekt, treffen door hun directe weergave, en door hun waarheidszin. Er is bij deze teekeningen nooit eenig effectbejag, nooit een zekere opgesmuktheid, die een holle ijdele weergave, zou genoemd kunnen worden, integendeel, Vincent van Gogh geeft heel eenvoudig en waar, het héel ware eenvoudige. Wanneer wij ons het even voor den geest brengen in welken tijd hij leefde, zullen we beter beseffen hoe alleen hij moet hebben gestaan, hoe anders zijn uitingen zijn dan van de kunstenaars om hem heen. In Den Haag waren Mauve, Maris, de Bock, en de andere schilders van de Haágsche school, terwijl in Amsterdam Breitner met zijn inpressionistisch werk Vincent wèl boeide maar hem toch sterk deed beseffen dat er een andere kant in de kunst naar voren kon gebracht worden - een meer van uit het innerlijk gerichte kunst. De impressionisten toch, onderscheiden zich juist sterk door hun manier van ‘zien’. Het is een kunstrichting welke gebaseerd is op het waarnemen van licht en lichtwerking, kleur en toon. Vincent van Gogh laat dit alles in zijn werk niet onbestudeerd maar hij wil verder zoeken, en komt in zijn latere werken, wanneer hij in Parijs en in 't Zuiden van Frankrijk de andere richtingen welke dit ook zoeken ontmoet, - tot een veel sterker uitbeelding waar het niet is het ‘zien’ dat hem leidt doch het denken, het voelen - en zoo schept hij in die werken de sfeer ‘van binnen uit,’ niet ‘van buiten af’. Hij wordt de expressionist, hij die de uitdrukking, boven alles wil. Wanneer wij een teekening als bijgaande, van hem, goed bekijken, treft ons ook alweer onmiddellijk, de krachtige uitdrukkingsvolle weergave van dezen winterdag. Alles is hier winter. Wij denken aan niets anders. De kale weg, waar het figuurtje tegen den wind optornt, de ijle naakte stammetjes, bevend in de kille lucht, de tuintjes daarachter, afwachtende stukjes grond, waar wij in 't voorjaar de nette rijtjes groenten ons kunnen voorstellen, de matten | |
[pagina 89]
| |
omheiningen, waar je den wind hoort fluiten, en daar achter wat struikgewas, met de kerk als massaal vormbegrip, terwijl ver de duinen in 't verschiet teer en zilveriglicht een gezichteinder geven zooals alleen 't Hollandsch landschap die kent! En dit alles belicht van onder een zware wolkenmassa. Zoo kennen wij onze laat-winter luchten, als de wolken door den bollen wind tot massa's gedreven worden, en als het late middaglicht nog fel en scherp den horizont en het verschiet voor ons verscherpt en heel die atmosfeer ons naar buiten jaagt, in den wind en de zon en den regen straks, met de blijde gedachte dat tòch de dagen lengen, en alles in de lucht verborgen ligt!
Vincent van Gogh is geboren 1853 te Gr. Zundert in Nr. Brabant, opgeleid voor den kunsthandel, werkt hij eerst in Holland, later in Londen en Parijs, daarna weer in Den Haag - in 1876 is hij onderwijzer aan een Engelsche kostschool voor jongens, daarna weer in Holland korten tijd bij een boekhandelaar in Dordrecht. Maar handel is niets voor hem en hij werpt zich ten slotte met groote energie op de studie voor predikant, doch ook hierin ligt voor hem geen bevrediging, na een moeitevollen tijd in Amsterdam, predikte hij onder de armsten der armen in Brussel en in de mijnstreek de Borinage, en bestudeert altijd den mensch. De mensch in al zijn ellende, maar ook in zijn vreugden - en 't is tenslotte dat hij zichzelf vindt, besluit zijn leven voortaan aan de kunst te wijden. Zijn kunstenaarsloopbaan is kort maar hevig, ruim tien jaar schildert hij, maar zoò fel, zoo onstuimig productief dat al zijn werken een dertig veertig tal jaren zouden kunnen vullen, en dan zou men nog kunnen spreken van véél arbeid. Een hevig zenuwlijden door de groote spanning drijft hem rusteloos de laatste jaren door het leven, maar in de kalme uren ondergaat hij sterk de rust van de natuur, en de kracht van het werken. In 1890 sterft hij zoekend in den dood de eeuwige rust voor zijn afgetobd lichaam. En om hem heen stonden al zijn werken sterke getuigen, geestkracht en diepe naastenliefde. |
|