Zoodra sneeuw en ijs verdwenen waren, trok ik naar hartelust de velden in, nieuwsgierig of er al leeuweriken zouden te zien en te hooren zijn.
O, die heerlijke leeuwerikenzang, waarvan in alle talen de beste dichters beproefd hebben, den indruk weer te geven! Het gelukkigst dunkt mij dit benaderd door den ouden Franschman Ronsard, die van dat liefelijk vogeltje getuigt:
‘Qui rit, guérit, et tire l'ire
Des esprits mieux que je n'écris’......
Want ik zelve heb het dikwijls ondervonden, dat, als mij iets was tegengeloopen, of ik bezig was op iemand boos te worden, deze kleine vliegenier binnen heel korten tijd alle ‘ire’, zegge vertoornheid, ontstemming of aanverwante akeligheden, wist uit mijn ‘geest te trekken’. 't Kan wel wezen dat de open lucht en de vrije beweging en de ruime horizon daar het hunne toe bijdroegen; maar ik laat er graag den leeuwerik de eer van. Het verheugt mij altijd als ik hem ergens mag ontmoeten, waartoe in ons vaderlandsch bouwland en weiland, van Maart tot October, ruimschoots gelegenheid is.
Mijn zwerftochten langs wegen en weiden hadden, vroeg in het voorjaar, een bepaald doel: het zoeken van molsla. Mijn vader hield veel van deze groente, die uit de mode is geraakt, sinds het in smaak daarmee veel overeenstemmende cichoreilof, - eerst de gewone en daarna de ‘Brusselsche, of ‘witlof’, daarvoor in de plaats gekomen zijn. Sedert deze laatste in massa tot groote struiken opgekweekt en aan de markt gebracht wordt, loont het de moeite niet, de bescheidener molsla in het wild te gaan zoeken.
Destijds, toen dat nog wel het geval was, zocht ik plaatsen op, die mij bekend waren als het rijkst aan paardebloemen-planten en het sterkst bewoond door mollen. Ik ging daar dan heen eer de paardebloemen-planten bloeiden, ja nog grootendeels onder den grond verscholen zaten, evenals de mollen zelf. Als ik eens een enkelen keer een mol te zien kreeg, vond ik dat het een vrij leelijk diertje is, met zijn donkergrijs lijfje en zijn zes uitsteeksels, waarvan één de kop (een varkenskop in 't klein), één een korte staart en de vier anderen de pooten zijn: twee lange om te loopen en twee korte om te wroeten, alles heel wat minder