minst geslaagde, er zijn zoo heel veel jassen en wanten en waaiende kleeren, dat in al die onrust de kindertjes wat in de verdrukking komen, maar de anderen: ‘Speelgoed opknappen’, met de zielige onbeholpen verfvingers van 't kleintje; de paarse ‘vogelvriendjes’ in de sneeuw met de geduldige vogeltjes op de schutting, de fleurigheid van den zomer, van de kleurige bloemen, en glooiende akkers in de verte als achtergrond van ‘'t gescheurde broekje’ en de beteuterde kindertjes, de warmte van kleuren bij ‘paddestoelen zoeken’ met de teedere gelende berkjes en 't slingerend paadje door de hei, zullen wel voor elk kind een groote vreugde zijn.
En al zijn ze dan niet meer bedoeld voor de jonge-meisjes kamers, het is nu eenmaal zoo, dat vele van onze jonge meisjes in hun werk met kinderen in aanraking komen, misschien zelf wel eens voor de mooglijkheid staan een kamer, voor kinderen bestemd, te moeten inrichten. Welnu, onthoudt dan deze serie!
C.M. v. HILLE-GAERTHÉ