leuk, zoo'n echte Baby, met een lange jurk en luiers en 'n zuigflesch; en Hanja behandelt hem heel moederlijk, precies als ze Mammie Rita ziet doen.
Maar af en toe, als ze eens goed zijn dom, glad gezicht bekijkt, met de waterig-blauwe oogen, het fletse mondje en de bolle, gele wangetjes, dan vindt ze hem plotseling zóó leelijk, dat ze hem ruw in zijn wiegje gooit, met roef, roef de dekentjes er over heen.
Later heeft ze er dan wel spijt van: arme Baby, hij kan 't toch immers niet helpen, dat hij zoo'n akelig, grenzeloos onnoozel gezicht heeft.
En dan legt ze hem zoet op zijn kussentje, vouwt de lakens en dekentjes glad en schuift de neteldoeksche gordijntjes voor 't wiegje.
Een nachtzoek krijgt Baby dan ook maar héél zelden. ‘Och,’ verontschuldigt Hanja zich zelf, ‘hij is tòch nog te klein, om te begrijpen, wat dat is, een nachtzoen.’
Wie er wèl altijd een krijgt, dat is natuurlijk Rita-Rose. Die slaapt ook op het heerlijkste plekje: in Hanja's eigen bed. Maar Rita-Rose is ook immers de àllerliefste, naamgenootje van klein zusje Rita en de lieve, oude Tante Rose.
's Avonds in bed ligt Hanja heel stil; het dek hoog opgetrokken, tot over haar ooren en haar wang tegen Rita-Rose's zijden haar.
‘Rita-Rose, weet je nog wel het sprookje van de molenaarsdochter, die goud moest spinnen uit graan? Dat heb ik je eens verteld, op een Zondagavond, dat wij beidjes niet slapen konden.
Maar nu zal ik je een ander verhaal vertellen, van een, die wèl goud kon spinnen, maar niet uit graan.
Je weet wel, als kinderen erg ziek zijn, héél erg ziek, dan komt oom dokter en knipt àl hun haren af. Dat heeft oom dokter bij mij ook gedaan, toen ik zoo èrg, èrg ziek was, vóór dat ik jou kreeg van Tante Rose, en voordat kleine Rita geboren was.
En weet je Rita-Rose, waar al dat haar van die zieke kindertjes heengaat? Dat gaat in een groote blauw satijnen doos naar het oude toovervrouwtje. Dat woont in een gróót, gróót bosch, hier héél ver vandaan. Het oude toovervrouwtje heeft een groot, gouden spinnewiel, daarop spint ze de haren tot goud. Maar eerst worden ze gespannen op een zilveren raam en dan strijkt het oude toovervrouwtje er langs met een klein diamantje, als een strijkstok over de snaren van een viool. Dan geven de haren geluid en dan kan het oude toovervrouwtje hooren,