Zomermiddag
door C.M. van Hille-Gaerthe
ALS we 't niet geweten hadden aan het prachtige gave slot, dat elken keer, als we ons hoofd omwendden daar hoog boven op den berg lag, als we maar nooit naar links hadden gekeken, waar de donkere sparren tegen de berghelling groeiden, dan hadden we ons dien middag best kunnen voorstellen, dat we een wandeling deden, ergens langs een zonnigen weg door de heuvelachtige streken op de Veluwe; de weg was niet meer dan glooiend en het uitzicht was wijd tot aan den horizon. Het koren groeide hoog op de akkers, de volle aren bogen onder het rijpe zaad; tarwe stond er en gerst en haver met klaprozen langs het klaverweggetje. De klaver geurde zoet en op den berm bloeide de wilde latyrus.
Er was geen schaduw op den weg; er waren zooveel auto's en stof als op een Hollandschen grintweg in de vlakte.
En toen kwamen we bij het kleine, landelijke dorpje, waar nog een klooster stond, meer dan duizend jaar oud. Een van ons was er geweest en rondgeleid door een jong dienstmeisje.
Het klooster, oudtijds katholiek, was reeds sinds jaren een wereldlijk klooster, bewoond door twaalf stiftsdames, meest leden van aanzienlijke, verarmde geslachten.
Het bewoonde klooster, waar de vensters aan den buitenkant nog zware, ijzeren bouten hebben, is niet te bezichtigen - wel de kerk.
Dof en donker was de klank van den metalen klopper, dien we lieten vallen op de kleine deur en in den kloostergang met de portretten van de oude abdissen, die jaren geleden door deze gangen geloopen hadden, wachtten we op het dienstmeisje.
Toen kwam ze...... met de sleutels, met haar lichte hoofdbuiging, met het vriendelijk verzoek haar te willen volgen.
Waarom deed ze het?... Het was niet het dienstmeisje, het was een van de stiftsdames, een grijs dametje met een geestig, fijn-besneden gezicht. Wat dreef haar als een dienst-bereide gids een paar willekeurige vreemdelingen rond te leiden?
Wie, die op reis de merkwaardigheden van een streek niet ongezien wilde laten voorbijgaan, heeft niet aan den ingang van een slot, van