Droom en Daad. Jaargang 2
(1924)– [tijdschrift] Droom en Daad– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
De vrouw uit het verledenGa naar voetnoot1)
| |
[pagina 44]
| |
winter met onze ouders, drie maanden onder haar gastvrij dak vertoefden. Ik heb ze gekend de Zusters Swellengrebel, waarvan de eene aan het Utrechtsch Diakonessenhuis, de andere aan Zetten hunne beste krachten hebben gewijd. Ik heb veel gehoord van Juffrouw Voûte die zoo nuttig te Zetten, gedurende tal van jaren onder miskenning en afkeuring gearbeid heeft; om niet te spreken van velen, wier namen niet zijn opgeteekend, waaronder eene, die in stilheid, in 't verborgen 40 jaren het slecht humeur, de moeilijke karakters van afgedwaalde vrouwen en meisjes heeft verdragen. En wier namen zeker zijn opgeteekend in het Boek des levens. Iemand heeft eens gezegd dat Groen v. Prinsterer geworden is, hetgeen hij voor Kerk en Maatschappij geweest is, aan de hand eener vrouw: zijne hoogstaande gade, die overal rond ging om te helpen en te troosten, in persoonlijk contact. Van mevrouw Koenen-Pauw (moeder v. Mr. H.J. Koenen), die als weduwe ongewone energie ontwikkeld heeft aan 't hoofd van eene handelszaak, van haar zegt Isaac Da Costa, bij haar graf: Zij was een dier zuilen, een dier verborgen grondpilaren, waarop de Oude Kerk en Staat, hier te lande gevestigd stond - (let op het woord verborgen.) Men zal mij antwoorden: deze zijn de bizondere vrouwen; hoe stond het met de alledaagsche? Een feit is, dat in mijn jeugd (ik ben 80 jaar oud) bij ziekte of ongeval, er niet aan gedacht werd naar eene verpleegster om te zien, men paste z'n zieken zelf op. In een huishouden, dat ik gekend heb, lagen er 13 ziek aan de mazelen; er waren 6 ziekenkamers! Ze zijn allen verzorgd geworden, door de moeder, de gezond gebleven dochter en het dienstmeisje. Was er een familie-lid ziek, zoo schreef b.v. de oom of een der nichtjes kon komen om het huishouden te doen en tante op te passen. De koffer werd gepakt - het nichtje vond het heel gewoon en natuurlijk, alle vroolijkheid te verlaten en te gaan helpen. Waar vooral op gelet werd, behalve dat alle huiselijke werkzaamheden moesten geleerd worden, was, verantwoordelijk werk aan de dochters op te dragen. - Zorg voor jongere broers, op tijd klaar zijn enz. enz. Onder mijn vriendinnen was de een nuttiger bezig dan de andere naar | |
[pagina 45]
| |
omstandigheden. Mijn beste vriendin verloor hare moeder op 17-jarigen leeftijd, zij nam terstond de huishouding op zich, zorgde voor de jongere zusjes en broertjes. Later hield zij zich met maatschappelijk werk bezig - ik heb veel van haar geleerd. Hoe zij met weinig middelen nog tijd vond (zonder geld te geven) met raad - met moeite, voor velen, in moeilijke omstandigheden, een geschikte uitweg te vinden. Vrouwen die met een breikous achter een spionnetje zich zaten te vervelen en wier levensideaal was suikerpotjes te vullen of die door een kruier in dezelfde straat naar een theetje werden gebracht, heb ik nooit gekend. In vrijheid zijn we opgegroeid, we mochten door de bosschen, met ons beiden, wel een uur ver, naar onze vrienden toe wandelen en terug. Iets dat men nu niet meer durft toe te staan! Ik wil nog dit er aan toevoegen: Hetgeen waarop gelet en gezien moet worden is zóó te arbeiden, zóó te leven, te werken, dat de mannen betere en hoogere meening zullen gaan koesteren van de plaats, die de vrouw in huis en samenleving toekomt. Het wordt reeds beter, doch verouderde elementen zijn er nog! Waar het in alle tijden op aankomt is de taak te weten, door God ons op de schouders gelegd en waartoe wij te allen tijde, kracht van boven kunnen krijgen. Het vrouwelijke in de vrouw, het bij uitstek mannelijke in den man moet niet gedood maar geëerbiedigd, erkend en in dienst gesteld worden van de levensroeping. Maar als hoogste bestemming staat en voor de man en voor de vrouw ‘de mensch’ de waarachtige menschelijkheid, die het vrouwelijke en het mannelijke in zich besluit. Eerst dan is de eenheid herwonnen en de mensch tot het waarachtig leven der heerlijkheid, zijn oorspronkelijke bestemming, weêr opgestaan. Zooals Lange het zoo schoon uitdrukt: ‘Zooals d'eeuw'ge eens de geesten, met Zijn geestesoog zag,
‘Zooals eenmaal, voor haar went'len, in Gods oog de wereld lag,
‘Zoo zal 't einde haar aanschouwen, niet gemengd en niet gedeeld
| |
[pagina 46]
| |
‘Vrije leden van een lichaam, waar des geestes licht door speelt.
‘Op mijn ziele, op naar boven!
‘Hier is 't nog uw wordenstijd,
‘Laat d'Almachtige u herscheppen voor en in en door den strijd,
‘Gaat ze door d'ontwikkelingstrappen
‘Voerend naar Gods heiligdom,
‘Gaat het aardsche voorbij met d'aarde
‘Keer mijn ziel tot God weerom.
(Vertaald door Ten Kate) |
|