De regendrop en de zonnestraal
door H. Behrns
JIJ bent maar gelukkig’, sprak een regendrop tot een zonnestraal, ieder roemt je en is blij als hij je ziet. Maar ik kom den menschen bijna altijd ongelegen. Hebben zij daarom niet het spreekwoord: ‘Na regen komt zonneschijn?’ Ik vind het zeer onrechtvaardig, dat ik juist een regendrop moet zijn en jij een zonnestraal’, en boos drukte hij zich breed uit op het rozeblad waarop hij lag.
De zonnestraal wist niet wat hij antwoorden zou. Het was alles waar, wat de regendrop had gezegd en hij begreep ook niet waarom hij juist een zonnestraal was en geen regendrop.
‘Jij doet den menschen toch veel goed’ sprak hij eindelijk opbeurend.
‘Ja, zeker, misschien meer dan jij en toch ben ik zoo weinig bemind’, antwoordde de regendrop geërgerd, is dat dan niet onrechtvaardig?’
De zonnestraal wilde niet boos worden maar peinsde hoe hij den armen regendrop wat gelukkiger zou kunnen maken.
Hij trilde een weinig op zij, zoodat zijn gloed juist viel in het hart van den regendrop, die nu opeens aan alle zijden begon te schitteren in de schoonste kleuren als zuiver diamant.
De menschen uit het huis kwamen naar buiten en riepen: ‘Zie toch, hoe mooi die regendrop schittert, mooier nog dan juweel’.
De regendrop verheugde zich zeer, maar schaamde zich tevens. ‘Dank je’, zeide hij tot den zonnestraal, ‘jij bent beter dan ik’.