zucht, 't kind, koppig, gaf geen antwoord, keek halstarrig naar beneden en bleef de rest van den middag onnatuurlijk gehoorzaam achter de juffrouw aan loopen.
Eens op 'n middag, na 't melkdrinken, stonden de rijen alluminiumbekers leeg op de lange tafels.
Apie kon niet mee wandelen. Z'n schoenen waren kapot en hij had maar één paar. ‘Als je nou zoet ben, Jacob’ had de directrice gezegd, ‘mag je in de serre spelen met die heele mooie spoortrein op rails, die kan wel drie maal de serre rondrijden, fijn hè?’
Apie had niks geantwoord, alleen maar mal-lacherig z'n eigen juffrouw aan de mouw staan trekken en was even daarna plotseling verdwenen.
Toen de juffrouw den trein in de serre had neergezet en de doos met de rails ernaast, riep ze 'm nog, maar Apie liet zich niet zien.
‘Hij zal wel terugkomen, mal kind toch’, dacht ze en ging naar de andere kinderen toe, die al ongeduldig wachtten.
Apie, van achter de kast, had alles gezien; hoe de juffrouw 't speelgoed netjes had uitgezet op den grond en hoe ze 'm nog geroepen had.
Maar Apie was niet gekomen, had, vanaf zijn schuilplaats, de juffrouw gadegeslagen met blikken vol bewondering en, nadat ze weg was, was hij schuchter voor den dag gekomen en, de baan veilig wetende, in dolle vreugde al maar vurige kushandjes geworpen naar de deur, waar achter de juffrouw verdwenen was. Toen, als 'n jong veulen, was-ie al de lange tafels omgehold, en zonder 'n oogenblik te aarzelen van één voor één, rrrrts, 't heele rijtje bekers afgeslagen. Zonder zich verder om z'n daad te bekommeren, ging hij in de serre met den trein spelen, reisde in z'n fantasie van Indië naar Afrika en haalde Sinterklaas uit Spanje.
Den heelen middag zat hij zich daar in z'n eentje te vermaken, toen plotseling de deur openging en de directrice hem riep.
Zich van niets kwaads bewust voelend, maar dood-verlegen met hoog-rooie kleur, zich schurkend en schurend in z'n kleeren, kwàm hij.
‘Jacob, waarom heb je al die bekers van de tafels af gegooid, foei, ik vind jou 'n heel ondeugenden onaardigen jongen, had je niet genoeg aan den trein om mee te spelen en moest je daarom weer kattekwaad doen? Maar ik wil weten, waarom je dit nu gedaan hebt, begrepen?’ en ze pakte Apie bij z'n schouder, zoodat-ie uit gewoonte inèen kromp en zijn handen al afwerend voor slaag, opstak.
Maar antwoord kwam er niet. Eerst had hij de Directrice niet goed begrepen,