De vleermuis, de slang en de wind
Een Madoereesch sprookje door P. van Schilfgaarde
DIT is het verhaal, waaruit ge lezen kunt, waarom de vleermuis in haar slaap aan de boomen hangt met den kop naar beneden, en waarom zij zoo gaarne huist in het opgerolde, nog niet geheel ontplooide blad van de pisang.
Toen de wereld was geschapen en God, de Heer, aan alle dieren een bepaalde bestemming gegeven had, ging de Vleermuis eens naar het verblijf van den Heer. Zij klopte aan de hemelpoort. ‘Wie is daar?’ vroeg de Heer, en de vleermuis antwoordde: ‘Ik, o Heer, de Vleermuis!’ ‘En welke reden voert u tot mij?’ vroeg daarop de Heer. Nu bad de Vleermuis of de Heer haar vergunning wilde geven de menschen te beschermen en te helpen. ‘Want de mensch kweekt de vruchten,’ zoo sprak zij, ‘welke mij tot voedsel dienen. Wanneer de mensch het nu af mocht leggen tegen andere dieren, dan vrees ik, dat ook mijn geslacht ten onder zal gaan; wij zouden allen ellendig van honger omkomen.’ De Heer voelde medelijden met de bezorgde Vleermuis en sprak: ‘Uw verzoek zij ingewilligd.’
Nu hoorde, die alles hoort, de heimlijke Slang, dat de Vleermuis bij den Heer op bezoek was geweest. Terstond trok zij op, hemelwaarts en klopte aan de zware poort. ‘Wie is daar?’ riep de Heer. De Slang antwoordde: ‘Ik Heer, de Slang’. ‘En wat brengt u hier?’ ‘Och Heer,’ klonk het fluisterend, ‘zoo gaarne bezat ik voeten om vlugger te kunnen gaan.’ De Heer keek stil voor zich heen en zei langzaam: ‘Ga eerst terug naar uw woning, slang: over uw verzoek moet ik nadenken.’
Nauwelijks had de Vleermuis, die steeds op haar hoede is, vernomen, dat de Slang een bezoek bij den Heer had gebracht, of ten tweeden male toog zij ten hemel en liet zij den zwaren klopper vallen op de poort. Zij werd binnengelaten en sprak: ‘Daareven hoorde ik, o Heer, dat de Slang bij u op bezoek is geweest. Dit maakt mijn hart ongerust; zeg mij toch, bid ik u, wat kwam zij doen?’ ‘Zij kwam mij voeten vragen,’ gaf de Heer welwillend ten antwoord; ‘want haar schuifelende gang was haar te langzaam.’ Toen riep de vleermuis verschrikt: ‘O ramp! Sta haar verzoek niet toe; ik smeek het u, o Heer! De Slang is valsch en haat den mensch. Zij zal haar vlugge voeten slechts gebruiken om de menschen, die de pisang kweeken, waarvan ik met mijn kinderen leef, te verdelgen.’ ‘Zoo,’ sprak nadenkend de Heer,