Als ik dronken tegen een lantaarnpaal loop, zeg ik:
‘Pardon’.
Nuchter zeg ik: ‘Stik’.
Het kind zegt: ‘Stout’.
De moderne mensch zegt niets: morgen zal hij wel reageeren.
Morgen......
De American girl is een beleediging.
Twee loudspeakers speaken louder dan één.
Stille krachten moeten nu maar eens het verwijt hooren dat ze te stil zijn.
De verdrukte onschuld moet verdrukt worden.
Wijze menschen schudden zachtkens hun hoofd en knappen een luisje.
Zet niet de schaar in het laken alvorens U héél zeker weet dat het patroon goed is.
Het wijze pianokrukje maakt geen onderscheid tusschen het kind en de virtuoos. Het kind schopt tegen het wijze pianokrukje: de virtuoos kraakt het wijze pianokrukje.
De virtuoos?? Welneeen...
Hij speelt alleen met zijn handen, hij slaat nooit mis, hij zit netjes en valt alleen op straat als het geijzeld heeft.
Het is maar gelukkig voor hem dat het niet altijd ijzelt, maar als het nat is en hij heeft schoenen met rubberzolen aan, dan glijdt hij toch uit.
Exit virtuoos.
Alleen de punten van zijn verlakte schoenen hebben een blijvenden indruk op mij gemaakt.
Eindelijk komt 24 dan toch weer uit het lucifersdoosje; ik neem het op en zet:
24, 23, 22, 0.
5 jaar later.
Het tooneel heeft zich verplaatst naar een heel klein rotspuntje van een onbewoonbaar eiland midden in het Tanganjika-meer.
Er is niets te zien, er hangt niets in de lucht, er is zelfs geen radio-golf.
De natuur imponeert.
O, zeker de natuur imponeert, maar hij is stom-vervelend.
Menschen wil ik zien, menschen groot en belachelijk.
‘Menschenfeindlich, bist du Erbärmlicher’.
Wij worden gedragen door de groote massa, wij zijn de tijdsymptomen.
De groote massa draagt geduldig, daar is ze massa voor.
Wij staan in onzen tijd, boven onzen tijd, achter onzen tijd, buiten onzen tijd.
Plomp, we zwemmen.
Wij behandelen onzen tijd zooals Bach zijn melodietjes; hij steekt ze in zijn zak, stopt ze in zijn mouw, bekijkt ze van onder, van boven, en face... plotseling gooit hij ze in de lucht, niet meer dan elf en een halve centimeter.
Kijkt, buigt, glimlacht tegen het volk.
‘Bildhübsche Melodie, was’?
Bach, - wat Bach... Beek.
Beek ontroert ontredderde zielen.
Morgen een andere kindervertelling.