Aan mevrouwe Wilhelmina Elisabeth van Markel, wegens het schielyk afsterven van haaren echtgenoot, den welëdelen heere Jacob Douwes, Corneliszoon.
Overleden den 19den Maart, 1792.
Wat ysselyke slag stort u in bittren rouw!
Gy derft uw' Wederhelft, ik derf een' Vrind, Mevrouw!
Gy minde, als Echtgenoote, ik minde, als Vrind, hem teder;