De Achttiende Eeuw. Jaargang 45
(2013)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 186]
| ||||||||||||||||||||
Geluk, geld, geloof en... Pope in de Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart (1782)
| ||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| ||||||||||||||||||||
komen. De centrale figuur is Sara Burgerhart. Ze schrijft of ontvangt 75 van de 175 brieven. De andere briefschrijvers hebben om verschillende redenen direct of indirect met haar te maken, maar staan ook zijdelings met elkaar in contact en schrijven dikwijls over Sara. Iedere correspondent drukt zijn gedachten in zijn eigen stijl uit, waardoor men al lezende de briefschrijvers persoonlijk leert kennen. Mede hierdoor viel de roman destijds op. Ook nu nog komen de brieven levendig over, op sommige plaatsen is het boek een ware pageturner. Helaas geniet de roman onvoldoende - om niet te zeggen: geen - internationale bekendheid. Wellicht heeft dat te maken met het feit dat de roman geen blinde imitatie uit het buitenland is maar zeer veel ‘eigens’ biedt. Er komen typisch Nederlandse, al dan niet verlichte onderwerpen aan bod. Hoewel de titel in eerste instantie doet denken aan Clarissa Harlowe. The History of a Young Lady van de destijds hier te lande zeer bewonderde RichardsonGa naar voetnoot3, wordt de lezer niet verplaatst naar een richardsoniaanse wereld van snode landbezitters die rijke huwelijken beramen en elkaar uitdagen om te duelleren. Integendeel, in de context van Sara's ‘sterke drift tot verstrooijende vermaken’ wordt men geconfronteerd met Nederlandse zeden en gewoonten. Een heel achttiende-eeuws tableau komt tot leven, contemporaine morele en/of godsdienstige onderwerpen worden de lezer geboden evenals gedachten over literatuur en theater waarover men in de spectatoriale bladen las en discussies voerde. Getuige herdrukken van de roman (in 1783 en 1786) en Franse en Duitse vertalingen die al gauw volgden, trok het boek destijds de nodige belangstelling.Ga naar voetnoot4 Ongetwijfeld kwam dat ook omdat de Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart inhoudelijk veel meer bood dan slechts de door de schrijfsters aangekondigde ‘hoofd-bedoeling’. De Nederlandsche Juffers konden beslist meer levenslessen in deze roman aantreffen, waarin drie thema's voortdurend terugkeren: geluk, geld en geloof. Over deze thema's, alsmede de invloed die de deïst Alexander Pope uitoefende op Betje Wolff, gaat deze bijdrage. | ||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| ||||||||||||||||||||
PopeBekend is de tekening van Betje als jong meisje.Ga naar voetnoot5 Haar modieuze kleding is koket afgezet met kant en strikjes. De uitdrukking op haar gezicht is zelfbewust. Vanonder haar brede hoed werpt ze ons een onderzoekende blik toe. Nadrukkelijk en wat uitdagend laat ze een boek zien waarop schrijver en titel vermeld staan: ‘A. Pope - Essay on Man - London’. Dit Essay kon Betje in de oorspronkelijke taal lezen. Ze had een voor die tijd uitzonderlijke talenkennis en een voorkeur voor teksten waar veel van haar leeftijdgenoten nog lang niet aan toe waren en misschien nooit aan toe zouden komen. Het portret werd wereldkundig gemaakt in Dyserincks Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken en volgens de heer P. Molenaar te Zwolle, destijds de eigenaar van de tekening, stelde het Betje voor ‘op ongeveer zestienjarigen leeftijd.’Ga naar voetnoot6 In het boek Vrouwen die lezen zijn gevaarlijk leest men dat een schilderijAfb. 1. Pentekening van Elisabeth Wolff, waarop zij Essay on Man door Alexander Pope toont (onbekende tekenaar, circa 1754). Bron: dbnl.
(of tekening) van vrouwen met een boek op subtiele wijze suggereert dat de vrouw lichaam èn geest is.Ga naar voetnoot7 Onder de grote hoeveelheid lezende - dus gevaarlijke - vrouwen die men vervolgens vindt afgebeeld, is er niet één die expliciet een boektitel toont. Dat Betje Bekker dat wel doet, is op zijn minst opmerkelijk. Het ligt voor de hand aan te nemen dat juist deze tekst op haar, de geportretteerde, een bijzondere indruk had gemaakt en dat ze dat wilde laten weten. Zoals Meijer opmerkt: ‘Pope was her great example in those years and an early portrait shows her with a copy of his Essay on Man’Ga naar voetnoot8 Jan en Annie Romein drukken zich, in hun Erflaters, minder neutraal uit: ‘Zestien jaar oud laat ze zich als een echte aankomende “savante” met Popes Essay on Man portretteren, ze vindt al te bereidwillige waardering voor haar vlot geschreven rijmelarijen (...).’Ga naar voetnoot9 Hoe zit dat nu precies? Laten we in de eerste plaats constateren dat Betjes liefde voor Pope niet van voorbijgaande aard is geweest. Wat haar aansprak ‘was zeker allereerst Pope's | ||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| ||||||||||||||||||||
redelijke, op de mens gerichte wijsbegeerte’, aldus Buijnsters: Know then thyself, presume not God to scan;
The proper study of mankind is man.Ga naar voetnoot10
Pope's beroemde Essay on Man is verdeeld in vier Epistels die ‘de mens’ achtereenvolgens behandelen: ten opzichte van het universum, van het individu, van de gemeenschap en van het geluk.Ga naar voetnoot11 Ieder Epistel is opgedragen aan lord Bolingbroke,Ga naar voetnoot12 wiens ideeën Pope in de tekst verwerkt heeft en die in hun totaliteit een filosofische en natuurwetenschappelijke synthese willen bieden van het Al. Het Essay wordt gezien als het meest gelezen antwoord op de vraag die Pierre Bayle had opgeworpen in zijn Dictionnaire historique et critique van 1697, namelijk, hoe ooit een perfecte en liefhebbende God deze wereld geschapen kan hebben als daar zoveel slechts in te vinden is. Dit heikele probleem had Leibniz in zijn Théodicée van 1710 opgelost door te stellen dat de mens pas na zijn dood, naast Gods troon gezeten, in staat zou zijn de harmonie van het heelal te aanschouwen en de aardse onvolkomenheden te begrijpen.Ga naar voetnoot13 Ook Pope stelde in zijn Essay, uitgekomen in 1734, dat de mens feilbaar is, maar dat dit hem vergeven was omdat hij nu eenmaal vanaf zijn bescheiden plaats in de Great Chain of BeingGa naar voetnoot14 - boven de dieren maar onder de engelen - niet in staat was het Goddelijk plan te doorzien. Say first, of God above or man below
What can we reason but from what we know?
[...]
'T is but a part we see, and not the wholeGa naar voetnoot15
| ||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| ||||||||||||||||||||
Als filosoof was Leibniz weliswaar toonaangevend, maar Popes Essay on Man wordt beschouwd als veel grotere verbreider van dergelijke Verlichtingsidealen. Juist de poëtische vorm waarin het Essay was gegoten trok publiek en bezorgde de beweging van de Rede een toenemende ‘standing’: ‘Voor de eerste keer werd het deïsme poëzie, het kwam te voorschijn uit de binnenkamers van de filosofie en ging, met schoonheid getooid, naar de massa toe.’Ga naar voetnoot16 De verzen lagen goed in het gehoor en wie ze achteloos kon citeren, hoorde ‘erbij’, liet zien waar hij voor stond en won spontaan de sympathie van geestverwanten. Ook dit maakt deel uit van het kader waarin we Betjes portret met Popes Essay in de hand moeten zien. De Europese bestseller werd in het verlichte Nederland maar liefst negen maal vertaald en laat nu één van deze vertalingen van de hand van Betje zijn geweest. Deze dateerde uit 1783, een jaar na de Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart, dus meer dan een kwart eeuw na het bewuste portret waarop zij het Essay toont.Ga naar voetnoot17 Om de Betje Bekker van toen beter te begrijpen, dienen we ons een voorstelling te maken van haar leven in de periode waarin haar kennismaking met Pope zo'n indruk op haar maakte. Ze zou toen ongeveer zestien zijn geweest, maar ik ben geneigd te denken dat zeventien jaar dichter bij de waarheid ligt. Op haar zestiende zat ze midden in de voorbereiding van de daaropvolgende toetreding tot de gereformeerde kerk. Zou dat werkelijk het geëigende moment zijn geweest om te ontvlammen voor Pope's tekst die niets met de Bijbel en nog minder met orthodoxie te maken had? Maar nauwelijks was Betje zeventien, of we belanden in de bekende episode waarin ze zich, in gezelschap van de Franse vaandrig Gargon, op een nacht buiten de Vlissingse stadspoort liet sluiten. Hoewel beiden al gauw met hangende pootjes terugkeerden, had deze escapade tot gevolg dat Betje in het stadje haar goede naam - en dus haar huwelijkskansen - verloor, de censuur van haar kerk moest ondergaan en geconfronteerd werd met de minachting van de aanhangers van de piëtisten, waaronder haar eigen broer Laurens.Ga naar voetnoot18 Ervaringen die haar een ernstige zenuwcrisis bezorgden. In deze fase van haar leven zou Betje, volgens Buijnsters, ‘de grondslag hebben gelegd voor haar belezenheid in de Verlichtingsfilosofie.’Ga naar voetnoot19 Inderdaad kon een tekst als die van Pope tegenwicht bieden aan het offensief dat zij van orthodoxe zijde moest verduren. Met opgeheven hoofd kon Betje, | ||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| ||||||||||||||||||||
Afb. 2. Alexander Pope, gravure door William Hoogland (circa 1820-1830). Bron: Harvard University.
via het portret, laten weten dat de boodschap uit Popes Essay de hare was. Pope immers gaf God alle eer, maar bood tegelijk een levensbeschouwing die vele malen vriendelijker was dan die van haar bekrompen, dogmatische tegenstanders. Betjes uitdagende houding op het portret lijkt daarom geen aanstellerij, maar kan gezien worden als een vorm van zelfverdediging of trots voor een herwonnen gevoel van eigenwaarde: | ||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| ||||||||||||||||||||
Honour and shame from no conditions rise;
Act well your part, there all the honour liesGa naar voetnoot20
| ||||||||||||||||||||
GelukVooral het vierde Epistel uit het Essay - ‘Of the Nature and State of Man with respect to Happiness’ - was erg populair. Ook vandaag de dag komen op internet de meeste citaten uit het Essay on Man uit dit gedeelte. Leert Pope hier niet dat de mens, in harmonie met de plaats in de Great Chain waar God hem geplaatst heeft, het geluk moet nastreven? Meeslepend zijn van dit Epistle de beginregels: Oh, happiness, our being's end and aim!
Good, pleasure, ease, content! Whate'er thy Name:
That something still which prompts the eternal sigh,
For which we bear to live, or dare to die,
Which still so near us, yet beyond us lies,
O'erlooked, seen double, by the fool, and wise.
Plant of celestial seed! If dropped below,
Say, in what mortal soil thou deign'st to grow?Ga naar voetnoot21
Popes tekst inspireert de lezer tot een Pursuit of Happiness en zijn lessen zal Betje in die periode graag ter harte genomen hebben. Lessen die bovendien leren dat het streven naar geluk geen doel op zichzelf kan en mag zijn, maar dat dit hand in hand moet gaan met deugdzaamheid. Die bepaalt uiteindelijk of men gelukkig wordt.Ga naar voetnoot22 Volgens het overbekende citaat uit het vierde Epistle: Betje in die periode graag ter harte genomen hebben. Lessen die bovendien leren dat het streven naar geluk geen doel op zichzelf kan en mag zijn, maar dat dit hand in hand moet gaan met deugdzaamheid. Die bepaalt uiteindelijk of men gelukkig wordt.Ga naar voetnoot22 Volgens het overbekende citaat uit het vierde Epistle: Know then this truth (enough for man to know)
Virtue alone is happiness below.Ga naar voetnoot23
In de Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart zoekt ook de jonge Sara met vallen en opstaan naar de beste manier van leven. Dat leven begint, zoals men weet, als ze het huis van haar gierige tante ontvlucht en, via haar hervonden schoolvriendinnetje Letje Brunier, in het pension van Weduwe Spilgoed-Buigzaam belandt. Eindelijk bevrijd uit haar deprimerende omgeving heeft ze nu de kans iets van haar leven te maken. | ||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| ||||||||||||||||||||
De basis van Sara's Pursuit of Happiness bestaat eruit profijt te trekken van de eenvoudige huiselijkheid die Wed. Spilgoeds pension haar biedt: naaiwerk, muziek. Belangrijk zijn ook de gesprekken over godsdienstige onderwerpen, waartoe het lezen van goede boeken haar inspireert: ‘Of ik nog lees?’ schrijft Sara aan haar vriendin Anna, ‘Wel, dat zou ik geloven! Ik ben zelfs de lezeres van de familie; onze weduwe heeft een allerkeurigst bibliotheekje.’ (br. 37). Daar vindt ze teksten van preken, zoals ‘een fraaie collectie van leerredenen: die van Solicoffer en Doddridge bevallen mij ongemeen.’ Ook vertelt ze van het genoegen om samen met de Wed. Spilgoed en haar vriendin Letje in het Evangelie te lezen. Kortom, binnenshuis: ‘Virtue alone is Happiness below!’ Intussen krijgt de lezer van de roman alle gelegenheid op te merken dat Sara ook al van nature deugdzaam is. Ze vindt immers geluk in spontaan goed doen: ze verpleegt de Weduwe als die ernstig ziek wordt, ze schenkt haar tante Zuzanna royaal vergiffenis voor de slechte behandeling die ze tevoren van haar ondergaan had, ze neemt de trieste Letje en de wat problematische Lotje opgewekt onder haar hoede. Helaas ligt het buiten de deur allemaal moeilijker. Sara is ervan overtuigd dat ook daar haar zoektocht naar spontaan geluk volmaakt onschuldig is. Wat steekt er voor slechts in, mooie kleren uit te zoeken? Door de stad te wandelen? Een uitspanning te bezoeken? Naar een concert te gaan, een toneelstuk? Voor dergelijke uitjes was wel herengezelschap nodig, jonge meisjes alleen konden zich dit alles niet zomaar veroorloven.Ga naar voetnoot24 Echter, daar is Jacob Brunier, Letjes broer die de jongedames graag begeleidt. Sara beschrijft een middag waarin ze samen met Letje aanwipt in Jacobs kosthuis. Ze wachten op hem in zijn kamer en de ongelooflijke wanorde die daar heerst inspireert hen tot het uithalen van kattenkwaad: mouwen dichtnaaien, dingen verstoppen... waarna ze met Jacob en drie andere huisgenoten vrolijk slemp drinken... muziek maken... pas op 't nippertje op tijd thuis komen voor het avondeten... (br. 56). Oei. Sara's vriendin, de wat pedante Anna Willis, die haar brieven toch al vulde met ‘bloempjes’ over deugd en ondeugd (bijv. br. 16), interpreteert Sara's kleine vreugden heel anders en leest haar de les, waaraan ze nog een gratis sneer aan het adres van de Weduwe Spilgoed toevoegt (br. 58). Een tijdelijke breuk zal hiervan het gevolg zijn. Het is duidelijk, Anna is er zich meer dan Sara van bewust dat een jong meisje rekening moet houden met zoiets als haar toekomst, dus de deugd - haar eer - angstvallig moet bewaken. Juist in die periode van verwijdering | ||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| ||||||||||||||||||||
tussen beide vriendinnen zal Sara de heer R. ontmoeten en zich, onbewust van enig gevaar, door hem laten meeslepen. In de jaren die aan het schrijven van de roman Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart voorafgingen, bleef Betje Wolff actief het spoor van de verlichtingsfilosofie volgen. In spectatoriale geschriften droeg ze het hare bij aan een aantal discussies. Zo komt er al in de jaren '60 een algemene gedachtenwisseling op gang over het gelijkheidsprincipe tussen man en vrouw. Ook wordt er gediscussieerd over een gelijke verdeling van de macht binnen het huwelijk, over het recht op een publiek schrijverschap, over het bedrijven van wetenschap, over inspraak in politieke zaken, over wat al niet. Redenerend over het sekseverschil kan het onderwerp ‘geluk’ niet uitblijven. De belangrijkste literatuur hierover was door mannen geschreven, maar nu drong de vraag zich op in hoeverre Popes ‘Good, pleasure, ease, content!’, zo aanvaardbaar voor de heren der Schepping, ook samenviel met het geluk van de vrouw. Wat hierover de heersende mening was, leest men bij Sturkenboom: Haar sekse heeft door God en de natuur een andere bestemming gekregen dan het mannelijk geslacht, namelijk kinderen baren en opvoeden. Zelfs wanneer vrouwen in de (natuurrecht) theorie gelijk zijn aan mannen, dan nog zorgt dit verschil voor andere verantwoordelijkheden en taken in de maatschappij.Ga naar voetnoot25 Deze visie op het specifiek vrouwelijk geluk werd ook door Betje Wolff verdedigd in 1768, onder de schuilnaam Philogunes, in het spectatoriale tijdschrift De GryzaardGa naar voetnoot26 en jaren later in Sara Burgerhart. Inderdaad zal een rijpere Sara, als de episode-R. eenmaal tot het verleden behoort, het hoogtepunt van haar Pursuit of Happiness bereiken binnen het huwelijk. Daarmee propageren Wolff en Deken dat het leven voor de vrouw niet alleen bestaat uit goede boeken, toneel en concertjes. Als Hendrik Edeling Sara een thuis biedt, beseft zij dat het geluk voor haar hierin bestaat, dit nest te vullen. En zo zal de Verlichting tenslotte ook - mede dankzij vrouwen als Wolff en Deken - openstaan voor het concept dat in de Oudheid al gemeengoed was, namelijk dat geluk, ‘felix’, in de eerste plaats vruchtbaarheid inhoudt, dus schuilt in het krijgen van nageslacht.Ga naar voetnoot27 Eenmaal opgegaan in het echtelijke leven kijkt Sara met dankbaarheid terug op haar vele verzetjes, essentieel onderdeel van haar Pursuit, de fase die haar gevormd heeft. Maar naast het kleine geluk zoals dat | ||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| ||||||||||||||||||||
van de huisconcertjes, staat nu vooral het huwelijksgeluk met een groeiend kindertal op de eerste plaats. | ||||||||||||||||||||
GeldHiervoor is de tijdelijke verwijdering tussen Sara en Anna Willis al even ter sprake gekomen, waarbij Anna Sara onder meer de les las omdat ze haar gedrag tegenover Letjes broer Jacob Brunier niet acceptabel vond. Dat gaf hem maar valse hoop, terwijl het haar goede naam zou schaden als ze zich zo losjes gedroeg tegenover een jongeman voor wie ze geen speciale gevoelens koesterde. In hoeverre had Anna gelijk? Mochten en konden jonge vrouwen als Sara vriendschappen aanknopen met jonge mannen als ze verder geen serieuze plannen hadden? Die laatste had Sara in ieder geval niet, ze was nog maar kort tevoren aan haar tante ‘ontsnapt’ en in de verste verte nog niet toe aan een verbintenis voor het leven. Toch wordt ze al gauw omringd door een aantal vrijers: Anna's broer Willem was altijd al verliefd op haar, Jacob Brunier vraagt Sara schriftelijk ten huwelijk, de brave rijke Hendrik Edeling doet zijn intree in Huize Spilgoed en valt direct op Sara, de wereldwijze libertijn R. vat het plan op dit ‘burgermeisje met een stuiver gelds’ aan zijn harem toe te voegen. Behalve mooi en geestig is Sara ook financieel aantrekkelijk. De zeer vermogende Blankaart beheert als ‘eerste voogd’ (met tante Zuzanna Hofland als ‘medevoogdesse’) de erfenis van haar reeds lang overleden vader (br. 17)Ga naar voetnoot28 en de Burgerharts behoorden tot een oude, eersteklas Amsterdamse familie, waarvan de naam nog altijd door de burgerij in verband wordt gebracht met een voorspoedige handel in thee (br. 2). Ook Cornelis Edeling, Sara's uiteindelijke schoonvader, spreekt in brief 75 met respect over wijlen Burgerharts financiën en hij heeft er verstand van. Als zeer rijke reder draagt hijzelf ten volle bij aan de glorie van Amsterdam. Aldus beschrijft Hendrik Edeling in dezelfde brief zijn vaders voldoening over de winst die hij op de beurs behaald heeft: ‘Gisteren kwam Vader met my van een extra goede Beursgang.’ Amsterdamse kooplieden en administrateurs van handelskantoren (om de Rotterdamse niet uit te vlakken, zie brief 43) gaat het in de roman voor de wind. En Sara, die dus in feite ook deel uitmaakt van deze klasse, heeft voor hardwerkende kooplieden als Blankaart en Edeling alle respect. Als Hendrik Edeling haar, met haar vrienden, meeneemt naar de werf om aanwezig te zijn bij de tewaterlating | ||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| ||||||||||||||||||||
van ‘ons’ nieuwe koopvaardijschip, is hij verrukt van haar verstandige vragen, waarmee ze ‘toonde hoe zy begreep, dat de Negotie de bron is van 's Lands welvaren.’ (br. 81): trompetgeschal. Zo houden Betje en Aagje in deze educatieve roman hun publiek een spiegel voor van een welvarend Amsterdam, iets wat Buijnsters typeert als de koopmansideologie in de roman.Ga naar voetnoot29 Deze ideologie richt zich vierkant tegen de overige rijkaards in de roman die een antipathieke rol vervullen. Zoals al die ‘wandelende geldzakken’ in Amsterdam, die Sara in brief 22 minachtend beschrijft. We kunnen veilig aannemen dat zij hiermee doelde op de tegenpool van de hardwerkende kooplieden, dus op leden van de geldaristocratie, de klasse die zich niets aan handel en nijverheid gelegen liet liggen, maar die van Amsterdam een financieel wereldcentrum maakte door de effectenhandel. Vooral het beheer van de overheidsfinanciën stimuleerde dat, staatsobligaties waren zeer gewild. Zo verwierf deze klasse niet alleen politieke invloed, maar ontving bovendien rente van degenen die zich met handel en industrie staande hielden in een periode dat de handel juist ‘in de versukkeling’ begon te raken.Ga naar voetnoot30 Tot deze bevoorrechte klasse behoorde natuurlijk ook de heer R., met zijn minachting voor dat ‘burgermeisje met een stuiver gelds’, terwijl ook zijn bewonderaarster Cornelia Hartog uit deze kringen afkomstig is. Zo becommentarieert de roman van Wolff en Deken ‘en passant’ het probleem dat het systeem van leningen, bestemd voor overheids-financiën, in groeiende mate een politieke tegenstelling creëerde die bijdroeg tot het opkomende patriottisme en de Vierde Engelse Oorlog waar de Lage Landen middenin zaten toen de roman verscheen.Ga naar voetnoot31 Terwijl het personage Sara, via de ideologie van haar herkomst, het ‘oude’ rijke Amsterdam vertegenwoordigt, is het duidelijk dat haar vrienden financieel de wind niet mee hebben. Een onzichtbare kloof scheidt Sara bijvoorbeeld van Anna Willis. Als de laatste Sara op het rechte pad wil houden, doordrongen van het feit dat een meisje heel zuinig met haar reputatie moet omspringen, geef haar dan eens ongelijk! Zelf heeft ze immers geen bruidsschat dus geen zicht op een toekomst vol ‘geluk’. En behalve Anna en haar broer Willem (en niet te vergeten Anna Willis' aanstaande, dominee Smit) worstelen ook Letje de Brunier en haar broer Jacob met de geringe perspectieven die de heersende economische crisis biedt. Hun problemen vinden hun oorzaak in leed dat ooit is veroorzaakt door | ||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| ||||||||||||||||||||
hun inmiddels overleden vaders. Vader Willis viel ‘in de strikken, die men zijn goedvertrouwendheid spande’ (br. 62), een verdriet dat hij niet overleefd heeft (zoals destijds gebruikelijk wordt in deze roman meermaals van verdriet gestorven). Sindsdien stond zijn wijze en deugdzame weduwe alleen voor de opvoeding van haar kinderen terwijl ze slechts het bescheiden bedrag van haar vaders erfdeel ter beschikking had. Ze is er sterk op tegen dat Willem Sara ten huwelijk vraagt, want behalve een botsing van karakters voorziet ze veel achterklap als haar zoon zijn leven aan zo'n rijk meisje zou verbinden (br. 15, 47). Willem schikt zich hierin met grote tegenzin, hij ervaart dit als een onrechtvaardigheid. Hopend op een betere toekomst doet hij intussen zijn uiterste best, zijn ‘Patroon’ van zijn capaciteiten te overtuigen. Voor Anna, zijn zus, staan de zaken er slechter voor, want zoals gezegd, wat moet een meisje zonder bruidsschat? Vandaar haar berustende en in onze ogen zo trieste toekomstvisie: Ik had altoos voorgenomen, indien de Heer Smit voor my niet zyn konde, dan zomaar in den maagdelyken staat zoetjes voor te leven, tot dat ik by myne Vaderen verzamelt wierde. (br. 55) Vader Brunier bezat ooit een bloeiende keten handelskantoren, maar toen er één schakel brak, resulteerde dat, door het domino-effect, tot de ondergang van het hele bedrijf. Het gezin Brunier moest daarna zeer eenvoudig leven, reden waarom moeder Brunier ‘van verdriet aan 't kwijnen sloeg en binnen het jaar stierf.’ Jacob en Letje misten daardoor een zorgzame moederhand en zoiets wreekt zich. Hun opvoeding vertoont lacunes. Geld voor een huwelijk is er voor geen van beiden. Er komt bij dat Letje nog maar enkele jaren geleden een groot verdriet heeft moeten verwerken, want haar vader had haar ieder contact met haar geliefde Van S. verboden: ‘dewijl hij insgelijks zeer misdeeld is van de goederen der fortuin, eist mijn plicht, dat ik u verbied, u verder met hem in te laten.’ En aan deze Van S. geeft haar vader de volgende raad: ‘zoek uw fortuin; de beide Indiën staan voor u open.’ Waarna Van S. in de Oost zal sterven (dit alles in br. 102). Al in het begin van de roman merkt Sara dat Letje veel zucht, waarmee ze blijk geeft van haar bezwaard gemoed (br. 14). Wat nu? ‘Alle jonge gezonde menschen, die een goed bestaan hebben, moeten trouwen’, aldus correspondent Helmers in brief 129, een van de vele plaatsen in de roman waar Wolff en Deken reclame maken voor het huwelijk. Maar zonder ‘goed bestaan’ kon men toch zelfs niet denken aan een huwelijk? Om die reden wordt de plot in Sara Burgerhart in de tweede helft van het | ||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| ||||||||||||||||||||
boek voor een gedeelte bepaald door de oplossingen die Betje en Aagje hun hoofdpersonen aanreiken om uit de misère te geraken. De schrijfsters hebben er hun handen vol aan om de karakters en de financiële problemen van Sara's vrienden zo aan te pakken dat iedereen uiteindelijk goed terecht komt. Om te beginnen doet de positieve invloed van Sara en Hendrik Edeling zich gelden. Dank zij Sara's vriendschap en optimisme wordt Anna Willis wat vrolijker (maar die ontmoet intussen weer haar vroegere geliefde, ook dat scheelt) en krijgt ook Letje Brunier meer zelfvertrouwen. En Letjes broer, de schijnbaar zo oppervlakkige Jacob Brunier, zal zich dank zij Hendrik Edeling niet meer als een dandy kleden en begint door het lezen van goede boeken betere gesprekken te voeren. Kortom, deze terneergeslagen jongeren verwerven een positiever persoonlijkheid en worden gekneed tot de ideale burgers die Wolff en Deken zo graag Nederland zien bevolken. Want in de context van commercie en politiek streefde de verlichte, patriottisch gezinde burgerij ook naar een mentaliteitsverandering. Vaderlandsliefde en koophandel zouden het best gedijen in een verlichte samenleving.Ga naar voetnoot32 Maar de onderlinge protectie gaat nog een stapje verder en speelt in deze roman een doorslaggevende rol. Hoe de vrienden te voorzien van werk en geld? Daartoe volgen enkele kunstgrepen. De hoofdrol is daarbij weggelegd voor Sara's rondborstige voogd Abraham Blankaart, die naar eigen zeggen meer bezit dan hij nodig heeft. Dankzij hem zal Willem Willis voor zichzelf kunnen beginnen (br. 166), wat hem uiteindelijk in staat stelt om Letje Brunier te huwen. Intussen had Blankaart al contact gezocht met Helmers (br. 157), inderdaad degene die van mening was dat alle jonge, gezonde mensen moeten trouwen. Indertijd was hij de boezemvriend van vader Brunier en daarom verklaart hij zich bereid voor Letje een bruidsschat ter beschikking te stellen. Ook Letjes broer Jacob Brunier, intellectueel al door Hendrik Edeling op hoger niveau gebracht, ontvangt financiële steun van Blankaart en Helmers (br. 166). Blankaart neemt hem later zelfs in zijn huis op (in een pension zou hij wellicht met verkeerde elementen in aanraking kunnen komen, br. 170), dus ook al zit hij niet in de koophandel, ook met hem komt het goed. Niets zal tenslotte meer een bruiloft in de weg staan voor Anna Willis en haar broodarme geliefde Smit, want voor deze laatste komt er een erfenis uit de lucht vallen (br. 62). En laat nu ook de berooide Wed. Spilgoed onverwacht een belangrijke erfenis in de schoot geworpen krijgen (br. 141), zodat zij zich met de ook niet zo bemiddelde Mevr. Willis op een buiten kan terugtrekken. De dames nemen | ||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| ||||||||||||||||||||
zich voor om zich hier voortaan samen, in alle rust, voor te bereiden op hun naderende einde (br. 166). Men ziet het, Betje en Aagje voorzien ook in een Conquest of Happiness voor de vrouw op leeftijd. Maar over welke leeftijd spreken we dan? Men bedenke, dat deze vrouwen niet ouder zijn dan een jaar of vijftig. ‘Geld speelt geen rol’, aldus de bekendste Nederlandse kasteelheer, maar in de roman Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart ligt dat anders, in weinig romans is zoveel over geld geschreven. Op de achtergrond bepaalt het de onderlinge relaties en een gebrek eraan frustreert de levensloop van de minder gefortuneerde personages. Nu hadden de dames Wolff en Deken in het dagelijks leven zelf veel met het slijk der aarde te maken, ze leefden immers van de pen. Evenals de meesten van hun tijdgenoten achtten ze de koophandel wezenlijk om te kunnen overleven en hielden ze de beurskoersen goed in de gaten. Hoewel de schrijfsters in bittere armoede stierven, werden ze in hun bloeitijd, net als hun romanpersonages, gered door een erfenis. In die zin zijn die precies op tijd komende erfenissen in Sara Burgerhart minder onrealistisch dan ze op het eerste gezicht lijken te zijn. | ||||||||||||||||||||
GeloofArm of rijk, gelukkig of ongelukkig, vrijwel elk personage in de roman wordt geconfronteerd met zijn of haar geloof. Een blik in de protestantse wereld van de achttiende eeuw is daarom op zijn plaats, want die was nogal in beweging. Naast de ‘publieke’ kerk van de gereformeerden, zoals de calvinisten toen nog heetten, onderscheidde men lutheranen, doopsgezinden en afsplitsingen daarvan zoals remonstranten, collegianten, enz. Alleen de ‘publieke’ kerk werd door de autoriteiten gesubsidieerd en alleen calvinisten mochten staatsambten vervullen. De andere groeperingen (evenals de Rooms-katholieken en de Joden, die in deze protestantse roman nauwelijks aan bod komen) werden gediscrimineerd, reden waarom zij in het roerige laatste kwart van de achttiende eeuw dikwijls tégen de partij van de stadhouder protesteerden en zich aansloten bij die patriotten (niet allen dus) die hun emancipatie bepleitten. Dit bracht verdeeldheid binnen de kerkgenootschappen, zoals ook de opkomende Verlichtingsidealen dat deden. Dat bijvoorbeeld een jonge Betje Bekker, toen zij nog niet zo heel lang tevoren was aangenomen in de ‘publieke kerk’, zich triomfantelijk liet portretteren met Popes Essay kan de ‘fynen’ van haar kerk zeer zeker gestoord hebben. Aan de andere kant kon het samengaan van de rede met het geloof juist stimulerend werken. De rede gaf immers in die | ||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| ||||||||||||||||||||
periode, via vele wetenschappelijke ontdekkingen, telkens meer geheimen van Gods wonderwerken prijs. Dat Zijn Schepping zo prachtig in elkaar bleek te zitten stemde de gelovige tot dankbaarheid en vreugde.Ga naar voetnoot33 Wat was de positie van Wolff en Deken in deze wereld-in-beweging? Aagje Deken was geen lidmaat van de publieke kerk maar groeide op in ‘De Oranje Appel’. Dit was een Amsterdams weeshuis onder hoede van Doopsgezinde Collegianten, waar een vrijzinnig religieus klimaat heerste. Deken voelde zich er goed thuis. Ook de gereformeerde Betje had al vroeg meer sympathie voor de essentie van het geloof dan voor de dogmatische kant ervan. Eenmaal in de Beemster wonend kregen haar letterkundige proeven landelijke bekendheid, waarbij vooral die publicaties opvielen - De onveranderlijke Santhorstsche geloofsbelijdenis, De menuet en de domineespruik - waarin ze op satirische wijze de onverdraagzaamheid van de orthodoxe vleugel binnen haar eigen kerk aanviel. Na de dood van haar man, in 1777, woonde Betje met haar vriendin Aagje in het plaatsje De Rijp en daar bezochten ze zondags samen de doopsgezinde kerk. Het kerkbestuur van de gereformeerde kerk stoorde zich hieraan en stuurde een afgevaardigde op Betje af. Van het gesprek met de ouderling, dat in 1779 heeft plaatsgevonden, bevindt zich in de kerkelijke archieven van De Rijp een verslag waaruit Betjes standpunt blijkt: Juffr: Wolff [...] betuigde te geloven dat men God uit Zyne Werken moeste verheerlijken èn Zyne openbaring, en dat Jezus was de gemeene Zaligmaker. [En dat zij] Verder zig in de leer [van de kerk] niet inlietGa naar voetnoot34 De teerling was geworpen. Dat ze hierna haar kerk verliet was opmerkelijk, zoiets had immers verregaande gevolgen. Iederéén was lid van een kerk, van ‘zijn’ kerk. Haar besluit was dapper en veroordeelde haar tot grote eenzaamheid. In het jaar dat Betje haar kerk verliet, begon ze, samen met Deken, aan de roman Sara Burgerhart die, naar men aanneemt, tot stand gekomen is tussen 1779 en 1782, vermoedelijk in tussenpozen. Religie, die de dames waarschijnlijk in die jaren bijzonder bezighield, speelt in de roman een belangrijke, zo niet doorslaggevende rol. Wie de religieuze opvattingen van de personages bijhoudt, ziet dat Wolff en Deken de lezer een catalogus van verschillende religieuze opvattingen voorhouden. Soms sluiten die opvattingen | ||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| ||||||||||||||||||||
elkaar uit, soms versterken ze elkaar. De sympathieke of antipathieke rol die de personages vervullen, draagt ertoe bij de lezer te overtuigen van het soort geloof waarmee Wolff en Deken zelf sympathiseren. Regelrechte steunpilaren van het ware geloof zijn de wijze moeder van Anna en Willem Willis, de diepgelovige Wed. Spilgoed, Anna's geliefde de proponent Smit die de nieuwe psalmberijmingen zo goed kan uitleggen, de joviale maar in zijn hart zeer ernstige Abraham Blankaart en de ruimdenkende lutherse dominee Redelyk. Al deze personages komen op hun eigen manier op voor een persoonlijk geloof. Tolerantie en sociaal besef zijn hiervan de dragende elementen. En laten we in deze context vooral Stijntje Doorzicht niet vergeten, een alleenstaande vrouw die zich niet laat vangen in het dogmatische net van welke kerk dan ook, maar zich eenvoudig baseert op wat zij beschouwt als de kern van de godsdienst. Met haar zogenaamde ‘werkend Christendom’ brengt ze ook Sara's afgedwaalde tante weer op het (juiste) godsdienstige pad terug. Zoals Buijnsters opmerkt, komt wellicht deze Stijntje, die er ‘zelfs’ geen been in ziet een arme ‘paapse’ vrouw wat te eten te geven (br. 95), nog het dichtst bij de opvattingen van Betje Wolff, die zich Christen blijft noemen maar niet (meer) aan een kerk verbonden is. Wolff en Deken beschouwen de leden van een kerkenraad als mensen zoals zijzelf, dus feilbaar. Waarom slaafs de eisen van dergelijke heren opvolgen? Qua tolerantie gaan Wolff en Deken met de figuur van Hendrik Edeling nog een stapje verder. Als hij halsoverkop verliefd wordt op Sara, telt het voor hem, lutheraan, niet dat Sara gereformeerd is. Tegen de wil van zijn autoritaire en machtige vader wil hij een gemengd huwelijk sluiten, wat in die tijd ongehoord was. Vooral de lutheranen in de roman besteden de nodige aandacht aan deze kwestie en men mag wel stellen dat Hendrik Edelings besluit vele voeten in de aarde heeft gehad. Uiteindelijk komt hij als winnaar uit de bus, mede dankzij Sara's al even ruimdenkende gereformeerde voogd Abraham Blankaart, en dat mogen wij zien als een opmerkelijke prestatie. Hoe ‘erg’ in die jaren een gemengd huwelijk was, laat het schampere commentaar van Hendriks vader, Jan Edeling, zien: Myn Huis moet geen Noachs Ark worden. 't Zou mooi zyn; jy een Gereformeerde Vrouw, je Broêr misschien een Remonstrantsche; Neef Klaas een Menniste; en Neef Gerrit een Kwakerinne. Denk jy dat God weêr een Luter zal zenden, om jou familie nog eens te hervormen? (br. 75) | ||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| ||||||||||||||||||||
Hendrik Edeling, daarentegen, pleit (br. 119) vurig voor meer tolerantie tussen de protestantse kerkgenootschappen onderling. Die zouden onderling in overleg moeten treden om tot een eenheid te komen. Deze optimistische gedachte leefde toentertijd inderdaad in de Nederlanden, maar pogingen hiertoe - ik noem er een uit 1796, die was uitgegaan van de remonstrantenGa naar voetnoot35 - zijn destijds mislukt. In de roman antwoordt Edelings oom, de lutherse ds. Redelyk (wiens programmatische naam op de kwaliteit van zijn standpunten wijst), dan ook per kerende post dat van zo'n eenheid helaas nooit sprake zal zijn: met die verschillende geloofsbelijdenissen en die onderling verschillende bijbels zouden er altijd dwarsliggers zijn die een dergelijke poging zouden verijdelen (br. 120).Ga naar voetnoot36 De piëtisten rond Sara's tante Zuzanna, de zogenaamde ‘fynen’, zijn in de roman het voorwerp van Wolff en Dekens antipropaganda. Evenals Betjes gehate broer Laurens behoren ze tot de rechtervleugel van de gereformeerde kerk, pretenderen eenvoud en waarheid te zoeken, maar zijn in werkelijkheid lui, gulzig en onbetrouwbaar. Ze worden haarscherp geportretteerd in de personages van Broeder Benjamin en Cornelia Slimpslamp. Die lezen de Bijbel, bidden en houden godsdienstige ‘oefeningen’. Hun lijzige taal sieren ze op met verkleinwoorden waarmee ze pretenderen hun eenvoud te onderstrepen. Aan Zuzanna's tafel komen ze beter aan hun trekken dan de arme Sara, degene die via Abraham Blankaart financieel behoorlijk aan het huishouden bijdraagt maar op een hongerdieet gesteld is. Tante Zuzanna wordt door deze ‘broer’ en ‘zuster’ meegesleept tot ze er met haar geldkist vandoor gaan: diefstal met voorbedachte rade. Sara heeft het huis dan al verlaten. Tenslotte vestigen Wolff en Deken in hun roman de aandacht op een ander uiterste binnen de publieke kerk: het als extreem ervaren deïsme. Deze ‘richting’ wordt in de roman vertegenwoordigd door Mejuffrouw Cornelia Hartog, die haar vriendin trots schrijft dat haar ongeloof wortelt in de lectuur van Voltaire, Tindal en Bolingbroke (br. 68), auteurs waarvan de boeken in andere landen op de Index waren geplaatst, zo niet verbrand werden, en die ook in de ogen van Wolff en Deken gevaarlijk zijn. Uit sociaal oogpunt vindt Cornelia het verstandiger, haar ongeloof niet al te hard van de daken te schreeuwen: | ||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| ||||||||||||||||||||
Ik ga, weet gy, zeer naarstig te kerk, en vermaak my met de beuzelingen, die ik hoor, zo wel als met het volkje, dat toeluistert. Het Decorum moet bewaart. Zou ik my hierom brouilleeren? dat's de pyn niet waardig, (br. 94) Eenmaal laat Cornelia zich toch ontvallen dat de bijbel niet veel meer is dan een mooi sprookje (hier duidelijk beïnvloed door TindalGa naar voetnoot37), een mededeling die bij de ijverige bijbellezeressen in huize Spilgoed niet goed kan vallen (br. 122). Deze Cornelia, niet meer piepjong, komt uit de financieel bevoorrechte kringen waartoe ook de heer R. behoort, ze kent haar talen en schrijft daarover, lost wiskundige raadsels op en heeft bovendien zelfs belangstelling voor astronomische onderwerpen. Maar het is nog maar de vraag of ze werkelijk zo intelligent is, in de discussies met Hendrik Edeling over deugd (br. 72), buitenwonen (br. 78) en over noodlot versus vrijheid (br. 94) slaat ze maar een pover figuur. Dat ze noch de juiste argumenten vindt, noch de juiste toon, staat garant voor een paar hilarische brieven. Als klap op de vuurpijl blijkt Cornelia niet terug te schrikken voor achterbakse handelingen, want als Sara in moeilijkheden komt vanwege een anonieme brief (br. 107), zal blijken dat die van Cornelia's hand is (br. 147). Zij kon tot deze laagheid komen na haar vernederende ontdekking dat Hendrik Edeling, op wie zij razend verliefd was, slechts oog bleek te hebben voor Sara: het is de blinde haat van een versmade vrouw (br. 68, 94). Maar de schrijfsters zijn niet uit op enig begrip, ze hebben Cornelia zo gewild: lelijk (haar voorkomen is nogal mannelijk), pseudo-intelligent, grenzeloos antipathiek. En ongetrouwd, dus ‘infelix’, juist zoals een ware vrouw volgens Wolff en Deken niet moet zijn. Er is nog een deïst in de roman en dat is vrijdenker R, degene die Sara bijna ten val weet te brengen. Zijn afkeurenswaardige gedrag verklaren Wolff en Deken uit zijn goddeloosheid. R. behoort tot de hoge adel, heeft zijn rijkdom dus cadeau gekregen (en dat terwijl Gods zegen rust op hen die arbeiden). Cornelia Hartog en de heer R. kennen elkaar enigszins, ze verkeren af en toe in dezelfde kringen. Hartog blijkt grote bewondering te hebben voor deze lichtmis en citeert met instemming diens mening - die in een eeuw waarin de suprematie van het Christendom boven alle twijfel verheven was, uitermate provocerend moet zijn geweest - dat hij, als hij in Turkije ter wereld was gekomen, een perfecte mohammedaan zou zijn geweest (br. 94).Ga naar voetnoot38 Behalve dat ze beiden niet afkomstig zijn uit de stand van de nijvere | ||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| ||||||||||||||||||||
kooplieden en handelaars, hebben Hartog en R. verder met elkaar gemeen dat zij hun religieuze meningen slechts prijsgeven aan gelijkgestemde intimi. Ook delen zij een grote voorliefde voor Popes bekende dichtwerk. Als Cornelia Hartog merkt dat ze stapelverliefd op Edeling is, brengt dat haar zó in de war dat ze haar vriendin schrijft: ‘De Essay on Man zelf kan myn aandagt niet overmeesteren’ (br. 68), waarmee ze te kennen geeft dat Pope dagelijkse lectuur voor haar is. En de heer R. citeert losjes uit Popes dichtwerk (br. 71). | ||||||||||||||||||||
Tot slotUit dezelfde brief blijkt dat ook Sara, die in geen geval voor een extreem deïst kan doorgaan, grote bewondering voor Pope koestert! Waarmee wordt aangetoond dat de werelden van de Verlichting, de extreme en de gematigde, elkaar in Pope konden raken. Sterker: zonder Pope zou het R. wellicht niet gelukt zijn Sara zonder slag of stoot voor zich in te nemen. Ze was immers gewaarschuwd. Niet alleen door de maximen van haar vriendin Anna Willis en later door de intuïtieve antipathie van Mevr. Spilgoed, maar ook haar voogd had haar een gedetailleerde beschrijving gegeven van het verschijnsel ‘lichtmis’. Achteraf bezien bijna een portret van deze R.: Een Lichtmis is een geraffineerde Deugeniet, die zyn roem en vermaak stelt in eerlyke jonge meisjes en brave vrouwen te bederven; die Gods geboden veracht, de wetten der vriendschap schendt; met zyne eeden speelt; met één woord, een allerverfoeilykste man, die te gevaarlyker is, naarmate hy een minlyk figuur, en een aartig vernuft heeft; die de welvoeglykheid zoo lang in acht neemt, tot hy de onnoosle in slaap heeft gewiegt, en die in staat is om schatten aan zyne huurlingen uittedeelen. (br. 67) Waarom heeft Sara deze waarschuwing in de wind geslagen? Eenvoudig. Om te beginnen, juist omdàt R. ‘een minlyk figuur en een aartig vernuft’ heeft. Maar daar komt bij dat hun ontmoeting onverwacht is en doordoor iets verfrissends heeft: zomaar, in die chique winkel waar Sara met een huisgenote komt voor stalen tafzij. De Franse eigenaressen zitten juist aan de thee en bieden ook Sara en haar vriendin een kopje aan. Twee welgeklede heren, één van hen is R., komen om zijden kousen en een haarzak.Ga naar voetnoot39 Ze gaan erbij zitten, het wordt een sympathiek samenzijn dat bij elkaar maar liefst een uur duurt. Van pas uitgekomen werken komt het gesprek op poëzie. De heer R. spreekt in extase (cursief in de tekst) over de dichter Pope en citeert spontaan: ‘Virtue alone | ||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| ||||||||||||||||||||
is Happiness below...’. Een betere zet had hij niet kunnen doen. Even later weet hij Sara zielsgelukkig te maken door haar zijn superbe bibliotheek ter beschikking te stellen (br. 71).Ga naar voetnoot40 En tenslotte zal hij de vrijheid nemen haar thuis, in haar pension, een exemplaar te komen tonen van een recent, maar liefst viervoudige vertaling van het Essay (br. 71). Tonen natuurlijk, niet schenken, dat zou niet passend zijn. Maar wel: drie zetten in één offensief, gespeeld via Pope.
Sommige boeken overschrijden grenzen, rangen en standen. Het Essay on Man was zo'n boek. In Pope hield de ideologische strijd even op: Pope was gezamenlijk erfgoed, Pope viel buiten de antipropaganda van Wolff en Deken, Pope was er voor ieder weldenkend of liever: welvoelend mens, op welk niveau dan ook. Hoewel de Franse historicus Paul Hazard oordeelde dat het dichtwerk wat hem betreft onleesbaar is, blijkt in Sara Burgerhart een gezamenlijke voorliefde voor Popes Essay on Man een complete intrige in gang te zetten.Ga naar voetnoot41 En zo krijgen de huidige lezers - net als de ‘Nederlandsche Juffers’ - onverwacht een belangrijke waarschuwing mee: ‘passie, ook voor boeken, voor literatuur, voor poëzie, kan verblindend werken!’ | ||||||||||||||||||||
Over de auteur:Jeannette Ernestine Koch studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de UVA en promoveerde te Leiden op De koningsromans van Louis Couperus (Napoli 1989). Tot haar afscheid in 2010 was zij hoogleraar in de neerlandistiek aan de Università di Napoli ‘L'Orientale’. Koch draagt graag bij tot de verbreiding van de Nederlandse literatuur in het buitenland. Haar onderzoeksinteresse gaat voornamelijk uit naar genderstudies vanaf de achttiende eeuw, naar aspecten van Indische letteren en dagboeken, en naar Couperus-in-Italië. Email: jeannette.koch@fastwebnet.it | ||||||||||||||||||||
Geraadpleegde literatuur
| ||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| ||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| ||||||||||||||||||||
|
|