De Achttiende Eeuw. Jaargang 45
(2013)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 164]
| ||||||||||||||||
Een wereld van verschil.
| ||||||||||||||||
[pagina 165]
| ||||||||||||||||
afstand van zijn vaders voorstelling van zaken. Deze eigenzinnigheid is vaak opgemerkt, en doorgaans in verband gebracht met zijn jeugdige leeftijd.Ga naar voetnoot2 Of dit verschil in visie verband houdt met bepaalde debatten in de Verlichting, is echter niet onderzocht.Ga naar voetnoot3 Die vraag komt in dit artikel aan de orde, en wel aan de hand van de representatie van niet-westerse volken. Hoe komen vader en zoon tot hun interpretaties? Welke theorieën passen zij toe, welke opvattingen over culturele diversiteit houden zij erop na? En ten slotte, hoe verhouden de resultaten zich tot de interne dynamiek van de Verlichting? Afb. 1. ‘Johann Reinhold Forster and his son Georg at Tahiti’, gravure van D. Beyel naar een schilderij van lohn Francis Rigaud (1799).© Victoria University of Wellington Library.
De beschrijvingen van niet-westerse volken worden allereerst geanalyseerd op voorstellingen van cultuur, vooruitgang en gender. Eerst worden impliciete concepten van cultuur expliciet gemaakt. Zo wordt duidelijk welke uitgangspunten vader en zoon hanteren. Dan blijkt de eerste vooral te letten op effecten van het klimaat, en in zijn interpretatie daarvan vast te houden aan gangbare theorieën in de Natuurlijke Historie.Ga naar voetnoot4 Tevens blijkt de laatste complexe sociale processen te veronderstellen, en voor de interpretatie van zijn observaties aansluiting te zoeken bij het werk van Schotse Verlichtingsfilosofen.Ga naar voetnoot5 Dit verschil in visie heeft implicaties voor hun bespreking van vooruitgang. De vraag hoe niet-westerse volken hun levenstandaard kunnen verhogen, wordt door beide verschillend beantwoord. Terwijl de een zijn hoop stelt op de verwerving van kennis en de ontwikkeling van techniek, veronderstelt de ander dat alleen de ontwikkeling van de | ||||||||||||||||
[pagina 166]
| ||||||||||||||||
economie tot vooruitgang kan leiden. Op dit punt raakt het werk van de Forsters aan een belangrijke tendens in de achttiende-eeuwse cultuur: de overgang van een atemporele en naturalistische benadering van culturele diversiteit naar een historische.Ga naar voetnoot6 Uit de beschrijvingen van niet-westerse volken kan worden afgeleid dat beide auteurs gender hanteren om onderscheid te maken tussen volken.Ga naar voetnoot7 Beide kiezen een correcte behandeling van vrouwen als maatstaf voor ‘beschaving’. Maar vader en zoon verstaan daar iets anders onder: de eerste hanteert de relatief egalitaire omgangsvormen tussen de seksen in de openbare sfeer als standaard.Ga naar voetnoot8 De laatste opteert voor recent ontwikkelde theorieën, die stellen dat de sekserollen in overeenstemming dienen te zijn met de natuur.Ga naar voetnoot9 Beide criteria zijn ontleend aan het contemporaine debat over de ‘aard’ van de vrouw. Dat spitst zich zoals bekend toe op de deelname van vrouwen aan de openbare meningsvorming.Ga naar voetnoot10 De oudste deelt de communis opinio dat de deelname van vrouwen een verrijking is voor de publieke sfeer. De jongste kiest de kant van critici die stellen dat het gefeminiseerde klimaat de kwaliteit van het debat ondergraaft. Bovendien zou debatteren vrouwen van hun natuur vervreemden. Op dit punt raakt het werk van de Forsters aan de ontwikkeling van de moderne sekse-identiteiten.Ga naar voetnoot11 De Forsters stelden hun visie op niet-westerse volken op schrift meteen na afloop van de expeditie met Captain Cook (1772-1775). Ter voorbereiding van deze publicaties hadden zij gedurende de reis uitgebreid aantekeningen gemaakt.Ga naar voetnoot12 Forster senior schreef een wetenschappelijk traktaat waarin theorieën uit de Natuurlijke Historie werden getoetst aan het empirische materiaal dat hij onderweg had verzameld. Zijn Observations Made During a Voyage Round the World (1778) was bestemd voor de academische wereld.Ga naar voetnoot13 | ||||||||||||||||
[pagina 167]
| ||||||||||||||||
Forster junior schreef een goed leesbaar en onderhoudend reisverslag.Ga naar voetnoot14 Door te spelen met de regels van het genre kon hij niet-westerse culturen bespreken vanuit de belangstellingssfeer van de Verlichting.Ga naar voetnoot15 A Voyage Round the World (1777) was bedoeld voor een breed publiek. De analyse volgt de voorschriften van het poststructuralisme. Alleen op die manier kunnen impliciet gelaten ideeën expliciet gemaakt worden.Ga naar voetnoot16 Vanwege deze arbeidsintensieve methode moest een selectie worden gemaakt. Gekozen is voor de beschrijvingen van de volken van Tahiti en de New Hebrides - het tegenwoordige Vanuatu - als representanten van respectievelijk de Polynesische en Melanesische cultuur. Deze keuze is mede ingegeven door het onderzoek dat de laatste decennia naar de Forsters is gedaan. Daarin staat de vraag centraal hoe beide auteurs hebben bijgedragen aan de Europese interpretatie van de volken van Oceanië, en vooral aan de ontwikkeling van de constructen ‘Polynesië’ en ‘Melanesië’.Ga naar voetnoot17 | ||||||||||||||||
CultuurZoals gezegd kan uit de reisverslagen worden afgeleid dat Johann Forster en Georg verschillende wereldbeelden hebben. Om die te achterhalen wordt in deze paragraaf eerst hun visie op cultuur geanalyseerd. Hoe benaderen vader en zoon ‘cultuur’? Waar valt hun oog op, en welke betekenis schrijven zij daaraan toe? Kortom, welke uitgangspunten hanteren zij bij het interpreteren van niet-westerse volken? Johann Forster streeft naar een systematisch overzicht van de volken die hij op zijn reis heeft leren kennen. Hij beschrijft elk volk volgens een vast stramien: eerst schetst hij de natuurlijke omgeving van een volk en wijst op belangrijke natuurlijke hulpbronnen. Vervolgens vermeldt hij opvallende aspecten van de uiterlijke verschijning, de algemene habitus, de sociale organisatie en de materiële cultuur. Daarnaast ordent hij de volken op basis van levensstandaard: eerst bespreekt hij het volk dat het beste in haar eerste levensbehoeften kan voorzien. Vervolgens bespreekt hij volken in volgorde van hun kwaliteit van leven. Vanwege deze systematiek is zijn werkwijze wel gekenschetst als taxonomisch: ieder volk wordt beschreven als een variëteit | ||||||||||||||||
[pagina 168]
| ||||||||||||||||
van de menselijke soort.Ga naar voetnoot18 Met deze opbouw van de tekst laat de auteur zich kennen als de botanist die hij van professie is. Afb. 2. ‘The island of Otaheite bearing S.E. distant one league’, gravure van W. Watts naar een schilderij van William Hodges (1777). ©The British Library Board Add. 23921 f.14.
Maar Forster senior laat het niet bij een opsomming van natuurlijke, sociale en culturele kenmerken. In zijn beschrijving suggereert hij verband tussen de natuurlijke omgeving en de kwaliteit van het bestaan. Een voorbeeld is te vinden in zijn schets van Tahiti: eerst tekent hij de contouren van het eiland - enkele hoge vulkanen omgeven door brede laagvlaktes. Al snel gaat hij over van de ongecultiveerde bergtoppen naar de bewerkte velden: The flat grounds surrounding the island towards the sea, contain chiefly the habitations of the natives; and nothing can be seen more beautiful, more cultivated, and more fertile, than these extensive plains. The whole ground is covered with coco-nut and bread-fruit trees, which yield the chief subsistence for its inhabitants: all is interspersed with plantations of bananas, young mulberry-trees for the manufacture of their cloth, and other useful plants; such as yams, eddoes, sugar-canes, and many others too tedious to enumerate. [...]. Food and raiment, the two great wants of the human species, are therefore easily supplied [...].Ga naar voetnoot19 In deze passage wordt meteen de aandacht gevestigd op boomgaarden en akkers, en daarmee op de verbouw van gewassen. Ook volgt onmiddellijk op de vermelding van een bepaalde plantensoort het gebruik dat de eilandbewoners | ||||||||||||||||
[pagina 169]
| ||||||||||||||||
ervan maken. Zo gaat de schets van het landschap over in een opsomming van middelen van bestaan. Of in meer abstracte termen geformuleerd, zo verkeert een schets van het landschap in een beschrijving van een - in dit geval verzorgde - levensstijl. Zo suggereert de auteur verband tussen natuur en cultuur. Bovendien suggereert de auteur verband tussen de natuurlijke omgeving en de mate van ontwikkeling. Dat komt het duidelijkst naar voren in de rangorde die hij aanbrengt onder niet-westerse volken. Op de eerste plaats komen de Tahitianen die mede vanwege de overdadige vegetatie goed in hun levensbehoeften kunnen voorzien. Zo weten zij planten te bewerken tot ‘an easy, light and warm type of clothing; which they manufacture of various qualities, cut into various shapes, and dye with various colours’.Ga naar voetnoot20 Dat staat in schril contrast tot het volk dat op de laatste plaats van de rangorde eindigt. De bewoners van het onherbergzame Vuurland hebben gebrek aan alles. Om bij bovenstaand voorbeeld te blijven: hun enige kledingstuk is ‘apiece of Sealskin, which did not reach so far as to cover half their buttocks, and came barely over the shoulders’.Ga naar voetnoot21 In deze zinsnede wordt niet alleen gecommuniceerd dat de huiden te klein zijn, maar ook dat ze niet bewerkt zijn - terwijl techniek zo belangrijk is in de ogen van het ‘Verlichte’ publiek.Ga naar voetnoot22 Met deze ordening legt de naturalist op impliciete wijze verband tussen de natuurlijke omgeving en de technische vaardigheden van een volk. Overigens legt de auteur dat verband op één moment ook expliciet, en wel na vergelijking van de volken die leven ter hoogte van de evenaar - in de zogenaamde tropische zone. Die geven grote verschillen in levenstandaard te zien: de bewoners van de westelijke Pacific leiden een armoedig bestaan in vergelijk met de oostelijker gesitueerde Tahitianen.Ga naar voetnoot23 Uit die vergelijking trekt de botanist de conclusie dat kennis en techniek verschil maken. Maar daaruit leidt hij tevens af dat een ontwikkeld volk het belang van kennis onderkent. Niet voor niets geven de Tahitianen systematisch onderricht aan een nieuwe generatie om de levenstandaard te handhaven.Ga naar voetnoot24 Als man van de wetenschap pleit hij ervoor om de theorievorming in de Natuurlijke Historie op dit punt bij te stellen.Ga naar voetnoot25 In bovenstaande alinea valt de term ‘handhaven’ niet voor niets: de | ||||||||||||||||
[pagina 170]
| ||||||||||||||||
naturalist gaat er namelijk vanuit dat de culturen van de westelijke Pacific in verval zijn geraakt. Ook bij andere volken in de Stille Zuidzee veronderstelt hij teloorgang. De volken van Nieuw Zeeland geven verschillende stadia van achteruitgang te zien: de stammen op het Noordereiland verbouwen nog verschillende gewassen. Die van de noordelijke kuststreek van het Zuidereiland kennen die planten nog wel, maar verbouwen deze niet meer.Ga naar voetnoot26 Bij wijze van verklaring vertelt hij dat deze volken zijn gemigreerd van de tropische zone in de richting van de Zuidpool. Bovendien veronderstelt hij dat naarmate de afstand groter is, ook het verval toeneemt.Ga naar voetnoot27 Deze gedachtegang is ontleend aan de traditionele verklaring voor het ontstaan van cultuurverschillen. Die gaat terug op het Bijbelse verhaal van de Zondvloed: terwijl de nazaten van Noah zich verspreidden over de aarde, dienden zij zich steeds aan te passen aan nieuwe omstandigheden. Iedere verandering impliceerde een verwijdering van Gods Gebod. In deze redenering betekent elke verandering degeneratie.Ga naar voetnoot28 Op dit punt bouwt de auteur voort op de vroegmoderne perceptie van culturele diversiteit. Uit zijn benadering van niet-westerse culturen kan worden afgeleid dat Forster senior vasthoudt aan een vooronderstelling van de Natuurlijke Historie, namelijk dat de ontwikkeling van een volk in belangrijke mate wordt bepaald door de natuurlijke omgeving. Maar hij ontwikkelt een eigen visie op het verband tussen natuur en cultuur: om tot ontwikkeling te komen dient een volk kennis van de natuur te verwerven. Bovendien dient een volk het belang daarvan te onderkennen. Een volk dat haar vaardigheden om de natuur de bewerken niet onderhoudt, raakt in verval. Met deze redenering borduurt de botanist voort op de vroegmoderne opvatting van culturele diversiteit. Op dit unzeitgemäße aspect van zijn werk wordt in de volgende paragraaf nader ingegaan. Forster junior volgt in zijn verslag het verloop van de reis - zoals de regels van het genre voorschrijven.Ga naar voetnoot29 Regelmatig onderbreekt hij het verhaal om opmerkelijke gebeurtenissen te duiden met theorieën en concepten uit verschillende stromingen: op de eerste plaats zijn dat recent ontwikkelde, speculatieve theorieën binnen de Natuurlijke Historie. Die stellen dat samenlevingen enkel goed kunnen functioneren als de sociale orde in | ||||||||||||||||
[pagina 171]
| ||||||||||||||||
overeenstemming is met de natuurlijke: het gezin dient de hoeksteen van de samenleving te zijn, en de rol van de vrouw overeenkomstig haar reproductieve functie. In deze visie duiden cultuurverschillen op vervreemding van de natuur. Daarnaast put hij inspiratie uit eveneens recente, historisch-georiënteerde theorieën van Schotse Verlichtingsfilosofen. Die beogen de ontwikkeling van samenlevingen te verklaren vanuit historisch-economisch perspectief: elk volk ontwikkelt zich volgens een vast patroon waarin verschillende stadia kunnen worden onderscheiden. Cultuurverschillen treden op omdat de ontwikkeling van volken niet synchroon loopt.Ga naar voetnoot30 En last but not least gaat hij in op kwesties die relevant zijn voor de Verlichting. Daartoe behoort de sociale structuur van niet-westerse samenlevingen - omdat sociale gelijkheid onderwerp van discussie is. Daartoe behoort ook de plaats van de vrouw in deze samenlevingen - om redenen die al zijn genoemd. Al met al put de jonge ontdekkingsreiziger uit verschillende bronnen. Er is echter één constante: zijn keuzes geven blijk van een uitgesproken maatschappelijk engagement. Om Georg's benaderingswijze te kunnen vergelijken met die van zijn vader nemen we zijn verslag van Tahiti. Dat vangt aan met een schets van de natuurlijke schoonheid van het eiland. Evenals zijn vader suggereert hij verband tussen de overdadige vegetatie en de welvaart van de bevolking. Al snel komt Georg's eigen visie naar voren: terwijl zijn vader de bevolkingsdichtheid presenteert als een aspect van de algemene welvaart, weidt hij uit over het geluk dat de huwelijkse staat de bewoners lijkt te bieden. Om nog een voorbeeld te geven: terwijl de eerste de feodale structuur van de samenleving optekent, bespreekt de laatste de gevolgen voor de gemeenschap: We had flattered ourselves with the pleasing fancy of having found at least one little spot of the world, where a whole nation [...] aimed at a certain frugal equality in their way of living, and whose hours of enjoyment were justly proportioned to those of labour and rest. Our disappointment was therefore very great, when we saw a luxurious individual spending his life in the most sluggish inactivity, and without one benefit to society, like the privileged parasites of more civilized climates, fattening on the superfluous produce of the soil, of which he robbed the labouring multitude. His indolence, in some degree, resembled that which is frequent in India and the adjacent kingdoms of the East, and deserved every mark of indignation which Sir John Mandeville expressed in his Asiatic travels.Ga naar voetnoot31 | ||||||||||||||||
[pagina 172]
| ||||||||||||||||
In deze passage creëert de schrijver een analogie met Oriëntaalse pasja's om de indolente levensstijl van Tahitiaanse stamhoofden te beschrijven.Ga naar voetnoot32 Tegelijkertijd heeft hij zijn woorden zó gekozen dat die zowel betrekking hebben op de Oriënt als op de Europese feodale orde: de frase ‘privileged parasites [...] robb[ing] the labouring multitude’ is een parafrase van de Europese kritiek op de eigen aristocratie. Daarnaast verwerkt hij in genoemde analogie een dubbel contrast: de eerste tegenstelling is die tussen een egalitaire samenleving en een hiërarchische, en de tweede die tussen ideaal en werkelijkheid. Zo geeft Forster junior op indirecte wijze aan welke maatstaf hij hanteert. Evenals zijn vader stelt Georg de vraag waarom de verschillen tussen de volken in de Pacific zo groot zijn. In tegenstelling tot zijn vader denkt hij niet in de eerste plaats aan degeneratie. En zelfs als hij aan cultureel verval denkt, blijkt hij daar een andere opvatting over te hebben. Dat komt naar voren in zijn bespreking van de sociale structuur van Tahiti: Still there remains much ancient simplicity in that familiarity between the sovereign and the subject. The lowest man in the nation speaks as freely with his king as with his equal, and has the pleasure of seeing him as often as he likes. This intercourse would become more difficult as soon as despotism should begin to gain ground. [...] How long such an happy equality may last, is uncertain; since the indolence of the chiefs is already [...] a step towards its destruction. Though cultivation is a labour scarce felt at present by the towtows, to whom it is allotted; yet by insensible degrees it will fall heavier upon them, as the number of chiefs must naturally increase in a much greater proportion, than their own class, for the obvious reason, because the chiefs are perfectly unemployed.Ga naar voetnoot33 Hier herhaalt de auteur de analogie tussen Tahitiaanse stamhoofden en Oriëntaalse vorsten, en wel met het gebruik van het woord ‘despotism’. Deze term duidt op een aspect van de Oriëntaalse bestuursstijl, en wel op het tirannieke en willekeurige ervan.Ga naar voetnoot34 Met deze metonymie suggereert hij dat Tahitiaanse chiefs zich op den duur ook zo zullen gaan gedragen. Vervolgens gaat hij over op de sociaal-economische aspecten, en voorspelt dat het gewone volk in de toekomst zal worden uitgebuit. De arbeiders zullen zó hard moeten | ||||||||||||||||
[pagina 173]
| ||||||||||||||||
werken dat hun gezondheid eronder zal leiden. Zo suggereert de jonge Forster dat de Tahitiaanse samenleving op termijn in verval zal raken. Ondertussen is wel duidelijk geworden dat zijns inziens het verval het gevolg is van interne, sociaal-economische ontwikkelingen. Georg Forster deelt zijn vaders mening dat zowel natuurlijke als culturele factoren van invloed zijn op de ontwikkeling van een volk. Maar hij houdt rekening met een breder scala aan factoren. Evenals zijn vader veronderstelt hij dat cultureel verval tot de mogelijkheden behoort. Maar hij legt verband met concrete, sociaal-economische ontwikkelingen in plaats van met migratie en daaruit voortvloeiend verlies van kennis en vaardigheden. Ook al zijn deze verschillen op het eerste gezicht van weinig betekenis, ze hebben implicaties voor hun visie op de mogelijkheden om samenlevingen te verbeteren - zoals we in de volgende paragraaf zullen zien. | ||||||||||||||||
VooruitgangUit bovenstaande analyse kan al worden afgeleid dat de Forsters begaan zijn met het lot van minder ontwikkelde volken. In hun verslagen werpen beiden dan ook de vraag op of volken hun levenstandaard kunnen verbeteren. Beiden beantwoorden die vraag bevestigend, maar verschillen van mening over de wijze waarop dat gerealiseerd kan worden. Beiden doen dat in abstracte exposés die los staan van concrete situaties, waarop zij onderweg zijn gestuit. Toch gaan we nader op hun beschouwingen in, omdat die inzicht geven in de ontwikkeling van het denken over culturele diversiteit, maatschappelijke ontwikkeling en beschaving. Zoals gezegd treden daarin belangwekkende veranderingen op in de loop van de achttiende eeuw.Ga naar voetnoot35 Johann Forster wijdt een paragraaf aan de vraag óf volken vooruitgang kunnen boeken. Zoals dat in een wetenschappelijke analyse betaamt, vangt hij aan met een definitie: die luidt dat vooruitgang de accumulatie is van ‘all the ideas, all the improvements of mankind relative to science, arts, manufactures, social life, and even morality’.Ga naar voetnoot36 Bij wijze van toelichting schetst hij het achterliggende proces: de eerste overdracht van ideeën had plaats van de eerste volken naar de Egyptenaren, en vervolgens naar de Grieken en de Romeinen. En passant raakten ideeën verbreid in westelijke en oostelijke richting - via de Chaldeeën en de Egyptenaren naar Europa aan de ene kant, en naar India en China aan de andere kant.Ga naar voetnoot37 Deze omschrijving is opmerkelijk, omdat de auteur | ||||||||||||||||
[pagina 174]
| ||||||||||||||||
een historisch proces schetst in plaats van een definitie te geven. Verder wekt hij de indruk dat vooruitgang tot stand is gekomen door het historisch proces an sich en niet door specifieke factoren. Vervolgens legt de botanist dit proces van accumulatie van kennis uit. Althans, dat probeert hij. Hij faalt omdat hij al redenerende terugvalt op de boven besproken vroegmoderne visie op culturele diversiteit. En passant dwaalt hij af van het onderwerp ‘vooruitgang’ naar het onderwerp ‘degeneratie’: The more a tribe or nation preserved of the ancient systems, and modified and adapted them to their particular situation, climate and other circumstances, or raised new ideas and principles, upon the first base or foundation, the more improved, civilized and happy must that tribe or nation be. The more a nation or tribe has forgotten or lost of the ancient systems; their situation, climate, and other circumstances, having obliged them to neglect or to depart from them without making up the defect by new principles and ideas founded on the same plan, the more that nation or tribe is found to be degenerated, debased and wretched.Ga naar voetnoot38 In deze passage creëert de auteur een contrast tussen twee soorten ontwikkeling: een positieve en een negatieve. De oppositie is gebaseerd op een veronderstelde, oorspronkelijke cultuur, ‘the first base or foundation’. Een verandering kan alleen een verbetering zijn, wanneer een volk vasthoudt aan de basis. En een verandering verkeert in het tegendeel, wanneer een volk zich daarvan verwijdert. In deze oppositie maakt het handhaven van een traditie het verschil. Daarmee komt deze redenering op een belangrijk punt overeen met de vroegmoderne verklaring voor culturele diversiteit. Volgens die redenering blijft een volk immers alleen beschaafd, als het vasthoudt aan Gods Gebod. In beide gedachtegangen maakt vasthouden aan traditie het verschil tussen vooruitgang en verval.Ga naar voetnoot39 Tot besluit schetst de naturalist de concrete gang van zaken: in de loop der tijd maakten kleine groepen mensen zich los van hun volk en vestigden zich in nog onbewoond gebied. Dat proces herhaalde zich, zodat mensen zich uiteindelijk moesten vestigen in onherbergzame oorden. De groepen werden kleiner omdat in die marginale gebieden de grond weinig vruchtbaar is. Wanneer mensen in een klein verband leven, gaat alle aandacht uit naar het verzamelen van voedsel. Er blijft geen tijd over om kennis van de nieuwe | ||||||||||||||||
[pagina 175]
| ||||||||||||||||
omgeving te verwerven. Ook het barre klimaat laat zijn invloed gelden: lichamen worden ‘harsh, rigid and insensible’.Ga naar voetnoot40 In deze voorstelling van zaken treedt verandering op als gevolg van migratie en aanpassing aan nieuwe omstandigheden. Op dit punt komt Forster's redenering overeen met de vroegmoderne visie op culturele diversiteit. Al schrijvend, al redenerend verplaatst de auteur de aandacht van maatschappelijke vooruitgang naar cultureel verval. Hij kan zich niet losmaken van de vroegmoderne verklaring voor verschil in ontwikkeling tussen volken. In poststructuralistische termen kunnen we stellen dat Johann Forster's visie op vooruitgang een inversie is van de vroegmoderne verklaring voor degeneratie. Georg wijst in zijn antwoord op de vraag hoe vooruitgang gerealiseerd kan worden, naar veelomvattende, sociaal-economische ontwikkelingen als bevolkingsgroei en de ontwikkeling van de landbouw. In navolging van de Schotse philosophes veronderstelt hij een complex proces met verschillende stadia: The ideas of finding happiness and comfort in the bosom of a companion, only arise with a higher degree of culture. Where the mind is continually occupied with the means of self-preservation, there can be but little refined sentiment in the commerce of the sexes, and nothing but brutal enjoyment is known. Infirmity and meekness, instead of finding a protector in the savage, are commonly insulted and oppressed: the love of power is so natural to mankind, that they eagerly seize every opportunity to exercise their superiority over those who are unable to resist. The encrease of population necessarily brings on a greater degree of polish; the cares of self-preservation are in great measure removed from the individual to the community; affluence takes the place of want and indigence, and the mind more unemployed, takes pleasure in the more refined enjoyment of life; it gives a loose to a disposition for mirth and play, and learns to set a value on the amiable qualities of the sex. The savage is not wholly incapable of tenderness and affection; [...] but as soon as he feels the urgent wants of his existence, every other sentiment or instinct is forced to lie dormant.Ga naar voetnoot41 In deze passage wordt een contrast gecreëerd tussen twee fasen: in de ene fase worden mensen gedreven door ‘the love of power’ en in de andere door ‘pleasure in the more refined enjoyment of life’. Dit verschil in mentaliteit komt voort uit de groei van de bevolking: wanneer er veel mensen bij elkaar wonen, kan de gemeenschap de zorg voor de leden op zich nemen. De | ||||||||||||||||
[pagina 176]
| ||||||||||||||||
gedeelde verantwoordelijkheid ontlast de individuele mens en creëert ruimte voor sociaal verkeer met anderen. Interessant is hoe nadrukkelijk de auteur verwijst naar het sociale domein: hij noemt de voordelen van gemeenschapszin en de genoegens van sociaal verkeer. Hier wordt verwezen naar de cultuur van sociabiliteit in kringen van de Verlichting.Ga naar voetnoot42 Ook benadrukt hij het geluk dat mannen kunnen vinden in de omgang met hun echtgenotes. Hier klinkt de contemporaine opvatting van het huwelijk als een partnerschap door.Ga naar voetnoot43 Bovenal wordt het sociale element in verband gebracht met de groei van de bevolking en de ontwikkeling van de economie. Vervolgens gaat de auteur nader in op het verband tussen maatschappelijke ontwikkeling en menselijk gedrag. Op dit punt zoekt hij aanknopingspunten bij het natuurrecht-denken: Self-preservation is doubtless the first law of nature, and the passions are subservient to its purposes. In civilized communities we have tacitly consented to laws and regulations, and delegated to certain individuals the power to redress our wrongs; but among savages every man rights himself, and anger and revenge are implanted in his breast, to repress the injuries and oppressions of others. They are equally natural to him as the sentiments of general philanthropy; and however different and opposite these two impulses of nature may seem, yet they are springs, which by acting against each other, keep the whole system of human society in constant motion, and prevent its total subversion or corruption. A man wholly destitute of philanthropy is a monster, justly detested by all mankind; but another, entirely incapable of anger, is a sheepish wretch, liable to be insulted by every mean-spirited villain.Ga naar voetnoot44 Hier borduurt de auteur borduurt voort op het eerder gecreëerde contrast, maar vestigt de aandacht op de attitude van een volk. In de ene fase wordt het optreden van mensen bepaald door de neiging tot ‘self-preservation’, in de andere door ‘general philantropy’. Beide tendensen zijn in aanleg in ieder mens aanwezig, maar in kleine gemeenschappen wordt de eerste dominant, en in complexe samenlevingen de laatste. Wederom wordt in de verklaring verwezen naar veelomvattende, sociaal-economische processen. In dit exposé wordt een historisch proces geschetst waarbij samenlevingen steeds complexer worden. De motor van dit proces is de groei van de bevolking. Die geeft de aanzet tot de ontwikkeling van de landbouw in de eerste fase. Die stimuleert de ontwikkeling van economie én sociale verbanden in latere fases. | ||||||||||||||||
[pagina 177]
| ||||||||||||||||
Hieruit blijkt dat Georg aansluiting zoekt bij recent ontwikkelde theorieën over de ontwikkeling van de mensheid. Bovenstaande vergelijking leert dat vader en zoon verschillend denken over mogelijkheden van niet-westerse volken om hun leven te verbeteren. Of beter gezegd, Forster senior weet geen concrete voorstellen te doen behalve het verwerven van kennis en het systematisch onderwijzen van elke nieuwe generatie. Om deze leemte te vullen valt hij terug op het vroegmoderne discours van verval als gevolg van migratie en aanpassing aan nieuwe omstandigheden. Dat is consistent met de vooronderstellingen van de academische discipline waarin hij werkt: de Natuurlijke Historie onderzoekt de invloed van het klimaat op de ontwikkeling van volken, en hanteert daarbij een comparatieve, a-temporele benadering. Forster junior kan wel factoren noemen die vooruitgang mogelijk maken. Die betreffen echter veelomvattende, sociaal-economische processen, die buiten de macht van individuele mensen liggen. Het maakt met andere woorden geen verschil of mensen hun best doen, of niet. Zijn visie stemt overeen met recent ontwikkelde theorieën over de ontwikkeling van de menselijke beschaving, vooral van Schotse Verlichtingsfilosofen. Op het eerste gezicht lijken deze exposés weinig relevant voor de interpretatie van niet-westerse culturen. Maar schijn bedriegt - ook in dit geval. | ||||||||||||||||
GenderBeide Forsters bespreken de situatie waarin vrouwen van niet-westerse volken verkeren.Ga naar voetnoot45 Zoals eerder aangegeven is deze belangstelling ingegeven door het debat over de ‘aard’ van de vrouw onder Verlichtingsfilosofen. Die hadden aanvankelijk een emancipatoir standpunt ingenomen: zo hadden ze toegang voor vrouwen tot de academische wereld bepleit. Ook hadden ze de deelname van vrouwen op hun bijeenkomsten verwelkomd.Ga naar voetnoot46 Op dat standpunt was recentelijk de kritiek gekomen dat deze intellectuele inspanning vrouwen zou vervreemden van hun natuur. Vooral naturalisten stelden dat de rol van de vrouw in overeenstemming dient te zijn met haar reproductieve functie.Ga naar voetnoot47 Deze kwestie verdeelt vader en zoon. Terwijl de eerste vasthoudt aan de gevestigde, emancipatoire opvatting, opteert de laatste voor de nieuwe, naturalistische visie. Dat Johann Forster de emancipatoire visie op de vrouw deelt, kan worden | ||||||||||||||||
[pagina 178]
| ||||||||||||||||
Afb. 3. ‘A dance in Otaheite’, gravure van J.K. Sherwin, naar een tekening van John Webber (1768-1780). ©The British Library Board Add. 23921 f.40.
afgeleid uit de thema's die hij aansnijdt. Zo let hij vooral op relationele aspecten, bijvoorbeeld of mannen waardering hebben voor de bijdrage van vrouwen aan de samenleving. Deze maatstaf is ingegeven door het vertoog over sociabiliteit in ‘Verlichte’ kring. Dat benadrukt het belang van enkele, specifiek vrouwelijke kwaliteiten als empathisch vermogen en ethisch besef.Ga naar voetnoot48 Deze waardering dient tot uitdrukking te komen in een correct optreden. Mannen behoren vrouwen met respect te bejegenen en consideratie te hebben met hun mindere eigenschappen - zowel buitenshuis als thuis.Ga naar voetnoot49 Met deze, meer egalitaire omgangsvormen profileert de Verlichting zich ten opzichte van gevestigde instituten als het hof en haar hiërarchische etiquette.Ga naar voetnoot30 Vanuit bovenstaand perspectief bespreekt de auteur het lot van vrouwen in niet-westerse culturen, volgens zijn vaste stramien: | ||||||||||||||||
[pagina 179]
| ||||||||||||||||
We find the women esteemed at O-Taheitee, and its neigbourhood; they mix in all societies, and are allowed to converse freely with everybody without restriction, which enables them to cultivate their minds, and acquire that polish, which afterwards contributes to improve the manners of their young men; for, as it is one of the chief points of female education, in these happy isles, to learn the great art to please, they are instructed in all the means of gaining the affection of the males, of studying every winning art, and of habituating themselves to that sweetness of temper which never fails to merit the return of attachment, of friendship and love.Ga naar voetnoot51 In deze passage wordt een samenleving geschetst waarin vrouwen zich vrijelijk kunnen bewegen en op openbare bijeenkomsten hun geest kunnen scherpen - zoals in ‘Verlichte’ kringen te doen gebruikelijk. Al converserend kunnen zij zich intellectueel ontwikkelen - zoals Europese vrouwen dat ook doen. Vanwege hun bijdrage aan de samenleving worden vrouwen respectvol bejegend - zoals in Europa ook het geval is. Bij andere volken is de situatie minder gunstig: op de New Hebrides worden vrouwen als sloven behandeld, en in Vuurland en Nieuw-Zeeland komt ál het werk op vrouwen neer. Bij wijze van conclusie merkt Forster op: This unhappy situation of the females among the savage and barbarous tribes of the South-Sea, has nevertheless been productive of an advantage, which, in our opinion, should rate them above their surly lords or oppressors; [...] this very oppression, and the more delicate frame of their bodies, together with the finer and more irritable texture of their nerves, have contributed more towards the improvement and perfection of their intellectual faculties than of those of the males. [...] This facilitates to them the various operations of their toilsome, laborious life, and often leads them towards new improvements. Used implicitly to submit to the will of their males, they have been early taught to suppress the flights of passion; cooler reflexion, gentleness, and every method for obtaining the approbation, and for winning the good-will of others have taken their place, and must in time naturally contribute to soften the harshness of manners, which is become habitual in the barbarous races of men; and all this may perhaps prepare them for the first dawnings of civilization.Ga naar voetnoot52 Ook in deze conclusie projecteert de auteur ‘Verlichte’ opvattingen: eerst merkt hij op dat vrouwen een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de maatschappij. Vervolgens noemt hij enkele kwaliteiten die dat mogelijk maken - dezelfde eigenschappen die ook in ‘Verlichte’ kring worden gewaardeerd. | ||||||||||||||||
[pagina 180]
| ||||||||||||||||
Tot slot brengt hij die met zoveel woorden in verband met hun sekse - zoals ook in de Verlichting gebruikelijk is.Ga naar voetnoot53 Bovenstaande beschrijvingen van het leven van vrouwen op Tahiti en op de New Hebrides laten een belangrijke overeenkomst zien: in beide gevallen interpreteert hij de omgang tussen de seksen vanuit de Europese openbare sfeer. Bovendien wordt verwezen naar het vertoog over sociabiliteit: uitwisseling van ideeën bevordert kennisverwerving en dat bevordert op haar beurt weer vooruitgang. De inbreng van vrouwen is daarbij onontbeerlijk - in de Pacific evenzeer als in Europa. Dat Georg een voorkeur heeft voor de naturalistische visie op de vrouw, blijkt uit het belang dat hij hecht aan de sociale context waarin vrouwen functioneren. Hij let er voortdurend op of vrouwen hun dagen doorbrengen in het gezelschap van familieleden of dat zij zelfstandig optreden.Ga naar voetnoot54 Bovendien maakt hij uitvoerige analyses van het gedrag van autonome vrouwen. Dat is consistent met de speculatieve stroming binnen de Natuurlijke Historie, die stelt dat de plaats van de vrouw in het gezin is. Daar kan de vrouw leven in overeenstemming met haar reproductieve functie. Alleen als de vrouw in harmonie met de natuur leeft, kan zij een constructieve bijdrage leveren aan de samenleving. Dit perspectief komt duidelijk naar voren in zijn beschrijving van de avances die vrouwen in de Stille Zuidzee maken naar Europese bezoekers. Uit het verloop van de gebeurtenissen kan worden afgeleid dat Nieuw-Zeelandse vrouwen worden gedwongen om zich te prostitueren. Dat leidt tot een veroordeling van Georg - niet van de vrouwen, maar van de mannen die hun echtgenotes en dochters exploiteren. Op Tahiti is de situatie niet zo eenvoudig te duiden, aangezien hier vrouwen zélf contact leggen: The decks were likewise crowded with natives, among whom were several women who yielded without difficulty to the ardent solicitations of our sailors. Some of the females who came on board for this purpose, seemed not to be above nine or ten years old, and had not the least marks of puberty. So early an acquaintance with the world seems to argue an uncommon degree of voluptuousness, and cannot fail of affecting the nation in general. The effect, which was immediately obvious to me, was the low stature of the common class of people, to which all these prostitutes belonged. Among this whole order we saw few persons above the middle | ||||||||||||||||
[pagina 181]
| ||||||||||||||||
size, and many below it; an observation which confirms what M. de Buffon has very judiciously said on the subject of early connections of the sexes, (see his Histoire Naturelle).Ga naar voetnoot55 In de eerste zinnen wordt verband gelegd tussen de jeugdige leeftijd van de vrouwen en hun hedonistische inslag. Met deze redenering wordt voortgeborduurd op een gangbare opvatting in de Verlichting, en wel dat jeugdige belangstelling voor seksualiteit duidt op een onnatuurlijke seksuele rijping. Hier wordt op indirecte wijze aangegeven dat deze vrouwen zijn vervreemd van de natuur. In het vervolg wordt een verband gelegd tussen de vrouwen en de fysieke verschijning van veel Tahitianen. Met deze gedachtegang wordt verwezen naar een aanname van de speculatieve stroming van de Natuurlijke Historie, en wel dat de samenleving niet kan functioneren wanneer mensen zich onnatuurlijk gedragen. Hier wordt gesuggereerd dat de Tahitiaanse samenleving te lijden heeft onder het gedrag van de jonge vrouwen. Ter adstructie van deze interpretatie verwijst Georg naar het werk van een van de grondleggers van de speculatieve naturalistische theorie, Buffon.Ga naar voetnoot56 Verder vestigt Georg steeds de aandacht op de echtelijke relatie in plaats van de verhouding tussen mannen en vrouwen in het algemeen. Een voorbeeld is te vinden in de eerder geciteerde verhandeling over ‘vooruitgang’. Daarin wordt gezellig, sociaal verkeer tussen de seksen een aspect van een ontwikkelde samenleving genoemd. Dat sociale verkeer wordt echter beschreven als betrekking hebbend op echtgenoten. De frase ‘the bosom of a companion’ duidt immers op de echtelijke relatie, en wel volgens de contemporaine opvatting van echtgenoten als partners.Ga naar voetnoot57 Georg's bespreking van vrouwen in niet-westerse samenlevingen is consistent met de naturalistische opvatting van het sekseverschil. Een goede vrouw leeft voor haar gezin - en niet voor de openbare sfeer. Een kameraadschappelijke echtelijke relatie is een teken van vooruitgang - en niet sociabiliteit. Het gezin is het belangrijkste instituut, aangezien dat functioneert op het snijpunt van cultuur en natuur. Vergelijking leert dat beide Forsters aandacht hebben voor de situatie van vrouwen in niet-westerse culturen, maar dat zij die situatie vanuit verschillend perspectief beschrijven. Forster senior houdt vast aan de emancipatoire opvatting van de vrouw zoals die ingang heeft gevonden in Verlichte kringen. Forster junior geeft de voorkeur aan de naturalistische opvatting van de vrouw als moeder en echtgenote. In beide reisverslagen laat het Europese debat over | ||||||||||||||||
[pagina 182]
| ||||||||||||||||
de ‘aard’ van de vrouw duidelijk sporen na. Ook blijkt dat de situatie van vrouwen bij niet-westerse volken niet op zich zelf staat. De vader ziet verband tussen de participatie van vrouwen aan de samenleving en een ontwikkelde samenleving. De zoon ziet een goede echtelijke relatie als een teken van ontwikkeling. In beide gevallen gaat de opvatting van de vrouw vergezeld van connotaties van ontwikkeling, en daarmee van beschaving. | ||||||||||||||||
ConclusieUit hun beschrijvingen van niet-westerse culturen kan worden afgeleid dat Johann Forster en zijn zoon Georg zich ieder op eigen wijze verhouden tot het Verlichtingsdenken. Die verschillen komen op twee punten naar voren: in de bespreking van vooruitgang en van gender - beide belangrijke thema's in de Verlichting. Beide auteurs stellen de vraag of verbetering van niet-westerse samenlevingen mogelijk is. Beide komen tot weinig concrete antwoorden. Forster senior hamert op het belang van onderwijs voor behoud van kennis en techniek. Hij denkt dat minder ontwikkelde volken kennis en vaardigheden hebben verloren. Die veronderstelling is ontleend aan de vroegmoderne opvatting dat cultuurverschillen optreden als gevolg van degeneratie. Forster junior meent dat vooruitgang het resultaat is van veelomvattende processen van sociaal-economische aard, die op gang komen door de groei van de bevolking en de noodzaak meer monden te voeden. Deze visie is ontleend aan theorieën van Schotse philosophes. Hoezeer de optiek van vader en zoon verschilt blijkt uit de - impliciet gelaten - opvatting van agency, terwijl voor Johann Forster vooruitgang vooral een kwestie van individuele inzet is, gaat voor Georg Forster vooruitgang de individuele mens te boven. Hun bespreking van het lot van vrouwen in niet-westerse culturen geeft een vergelijkbaar beeld te zien. De Forsters hechten aan een correcte verhouding tussen de seksen. Daaronder verstaan vader en zoon een taakverdeling waarin de geringere fysieke kracht van vrouwen is verdisconteerd. Ook hechten beide aan een respectvolle bejegening van vrouwen. Maar daar houdt de overeenstemming op. Forster senior ziet vrouwen graag in de gelegenheid om zich te ontplooien en hun kwaliteiten ten nutte te maken. Volgens hem zijn de Tahitianen het meest beschaafde volk in de Stille Zuidzee, omdat die de bijdrage van vrouwen aan de samenleving waarderen. Forster junior vreest echter voor cultureel verval als gevolg van het autonome optreden van diezelfde vrouwen. Dit verschil van inzicht houdt verband met het contemporaine debat over de | ||||||||||||||||
[pagina 183]
| ||||||||||||||||
plaats van de vrouw in de Europese samenleving. Johann Forster houdt vast aan ideeën en praktijken die zijn ontwikkeld in de publieke sfeer, vanaf de late zeventiende eeuw. Georg Forster voegt zich naar recenter ontwikkelde opvattingen dat man en vrouw van nature tegengesteld maar complementair zijn. Dat beide auteurs onderscheid maken tussen volken in de Pacific op basis van gender is in eerdere analyses genoegzaam aangetoond. De wetenschap dat vader en zoon elk een eigen voorstelling van vrouwelijkheid hanteren verdiept het inzicht in de wijze waarop beiden culturen interpreteren. Gender blijkt sterk verweven met noties van ontwikkeling en beschaving: terwijl Johann Forster verwacht dat vrouwen vanwege hun genderspecifieke kwaliteiten een bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van een volk, lijkt Georg te denken dat het moederschap te alle tijde de bestemming is van de vrouw. Dat alles laat zien dat de interne dynamiek in de Verlichting groot is: vooral voor het debat over de vrouw geldt dat een klein verschil - in dit geval in voorstellingen van ‘vrouwelijkheid’ - grote gevolgen kan hebben. | ||||||||||||||||
Over de auteur:Marja van Tilburg is universitair docent bij de Afdeling Geschiedenis en het Centrum voor Gender Studies van de Rijksuniversiteit Groningen. In 1998 promoveerde zij op een proefschrift over de verbreiding van Verlichtingspedagogiek in adviesboeken voor jongvolwassenen, getiteld Hoe Hoorde Het? Seksualiteit en partnerkeuze in de Nederlandse adviesliteratuur 1780-1890. Nadien is zij onder meer onderzoek gaan doen naar culturele diversiteit in Verlichting en Romantiek, en heeft zij vooral gepubliceerd over Franse interpretaties van de Pacific. Op dit moment werkt zij met M.R. Doortmont van de Afdeling IBIO aan het onderzoeksproject ‘Race, Gender, Culture: Creating Identities in Cross-cultural, Historical Contexts’. Email: m.w.a.van.tilburg@mg.nl | ||||||||||||||||
Geraadpleegde literatuur
| ||||||||||||||||
[pagina 184]
| ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
[pagina 185]
| ||||||||||||||||
|
|