De Achttiende Eeuw. Jaargang 43
(2011)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 209]
| ||||||||||||||||||
‘Geef acht! - (mijn spleen!) - rechtsom keer!’
| ||||||||||||||||||
[pagina 210]
| ||||||||||||||||||
van den Helicon. Een aangename uitzondering daargelaten. Knuvelder spreekt met een zeker enthousiasme en doortastendheid over het weekblad in 1977 in zijn Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde.Ga naar voetnoot8 En dat terwijl De Post van den Helicon uniek is qua taal, soepelheid van stof en lef. Zó uitzonderlijk schrijft Kinker dat hij, zoals hij het zelf zegt, door ‘een groot getal lezers den verheven’ naam van onverstaanbaaren Autheur gegeven’ is.Ga naar voetnoot9 Misschien is dit de reden waarom het tijdschrift weinig is bestudeerd? Of komt dat misschien door de politieke lading die dit literaire tijdschrift meekreeg? Die heeft tot nu toe nauwelijks aandacht gekregen. In dit artikel bespreek ik daarom achtereenvolgens hoe de contemporaine politieke context een rol speelde in De Post, hoe een literaire strijd opvallende parallellen vertoont met de strijd tussen patriotten en orangisten en hoe Kinker politieke werken recenseerde. Eerst echter in het kort iets over de werkwijze van Kinker en zijn uitzonderlijk originele manier van literaire kritiek bedrijven. | ||||||||||||||||||
Een eerste kennismaking met Johannes Kinker en De Post van den HeliconJohannes Kinker (1764-1845) was pas 24 jaar oud toen hij begon aan zijn eerste eigen tijdschrift, De Post van den Helicon. Hij had rechten en medicijnen gestudeerd in Utrecht, en verhuisde in 1788 naar Den Haag om er aan de slag te gaan als advocaat. Over deze periode uit zijn leven is relatief weinig bekend. Er is meer bekend over de ‘late’ Kinker. Zo toont André Hanou in Sluiers van Isis aan de hand van Kinkers genootschapsleven aan dat Kinker een man was met grote betrokkenheid voor de maatschappij.Ga naar voetnoot10 Hij spande zich in voor het toelaten van Joden en vrouwen binnen genootschappen, overigens zonder succes, en wilde het ook makkelijker maken voor de minder bedeelde intelligentsia om bij te kunnen dragen aan het genootschapsleven. Hij raakte onder de indruk van de praktische verlichtingsfilosofie van Kant en probeerde de Nederlander hiermee bekend te maken. De genootschappen waren voor hem in grote mate een middel voor zijn doel: het volk verlichten en beschaven. Kinker was ook een echte kosmopoliet: hij wilde een betere samenleving voor iedereen en was bereid zich hier voor in te zetten.Ga naar voetnoot11 Hier is de praktische kant van de ‘late’ Kinker in actie te zien. In zekere mate verschilt die van de Kinker van De Post van den Helicon, zoveel jaren eerder. Wat niet wil zeggen dat hij in zijn twintiger jaren en in De Post géén geëngageerd man was. Inte- | ||||||||||||||||||
[pagina 211]
| ||||||||||||||||||
gendeel: het nam slechts een andere vorm aan. In De Post van den Helicon (en in zijn tijdschriften in het algemeen) komt meer het speelse karakter van Kinker naar voren; zijn ‘drive’ om zich op een originele manier te uiten.Ga naar voetnoot12 Bovendien staat Kinker hier nog aan het begin van zijn ontwikkeling tot een uiterst betrokken persoon met zeer verlichte idealen. De Post van den Helicon is een van zijn eerste voortbrengsels waar die betrokken houding al te constateren is. In het eerste nummer van het 40 afleveringen tellende blad, stelt de auteur zich voor: ‘[n]u zal ik mijn ampt en naam zeggen. Ik ben daar boven [op de HeliconGa naar voetnoot13], moet ge weeten, niet als Poëet; maar als eerste Deurwaarder, en tegelijk Nouvellist. Dit laatste ampt had Thalia te begeven, en is mij te beurt gevallen. Mijn naam is Mercurius. -’.Ga naar voetnoot14 Hier spreekt de klassieke gevleugelde boodschapper tussen goden en mensen tot de lezer. Ook in De Post van den Helicon is hij de schakel tussen de god (Apollo) op de, in dit geval, literaire Nederlandse Helicon en de lezers in de gewone wereld. Hij is in die zin inderdaad een nouvellist. Maar Mercurius noemt zichzelf ook eerste deurwaarder. Dit kan twee dingen betekenen. Enerzijds kan hij daarmee verwijzen naar de functie van gerechtsambtenaar in dienst van de heersende rechtsmacht: Apollo en de muzen. In deze functie is hij min of meer loopjongen van de Heliconrechtbank. Anderzijds kan hij met ‘deurwaarder’ naar de oude betekenis verwijzen: die van persoon die een deur bewaakt. Dan is het Mercurius die beslist welke werken de figuurlijke deur naar de Helicon passeren en dus door Apollo en de muzen gezien en gerecenseerd worden. In deze betekenis heeft Mercurius ineens geen dienstbare maar een leidende en doorslaggevende rol. Van deze dubbelrol, zo zal blijken, maakt Mercurius in De Post van den Helicon graag gebruik. Overigens heeft Mercurius naar eigen zeggen zijn ambt toebedeeld gekregen van de ‘dartele’ Thalia, muze van de komedie.Ga naar voetnoot15 In De Post van den Helicon is uitgerekend zij de meest eigenzinnige muze. Ze staat meestal tegenover haar zusters en broer qua opvattingen en is het minst ‘klassiek’. In zijn hoedanigheid van ‘nouvellist’ maakt Mercurius al het nieuws van de Helicon wereldkundig. Het zal de lezer niet verbazen dat dit nieuws zal gaan over literaire zaken. De Helicon is immers een van de bergen waarop Apollo, beschermheer van de schone kunsten, en zijn negen muzen huisden. Maar dat is niet het enige: Apollo is eveneens de god van de oorlog. Iemand die de pijl | ||||||||||||||||||
[pagina 212]
| ||||||||||||||||||
Afb. 1. Fictieve landkaart van een Hollands Helicon, ‘naar de Jongste Ontdekkingen’, bijgevoegd aan het 25e nummer van De Post van den Helicon (1788). Universiteitsbibliotheek Amsterdam.
en boog niet schuwt om recht te trekken wat scheef is. Geen onbelangrijk gegeven in acht nemend dat De Post van den Helicon voor het eerst de ‘duisternis’ ziet in 1788: slechts een jaar nadat de Bataafse revolutie was losgebarsten én de kop was ingedrukt.Ga naar voetnoot16 Een gebeurtenis die indirect sporen nalaat door de hele Post. Voor een goed begrip van De Post van den Helicon is het belangrijk te zien op wat voor manier de literaire kritiek vorm krijgt. Dat is in de allereerste plaats via Mercurius die bij monde van de ‘Nederlandschen’ Apollo en de negen muzen zijn oordeel uitspreekt.Ga naar voetnoot17 Hoewel Apollo en zijn muzen de recent uitgekomen literaire voortbrengsels doorlezen en beoordelen vanuit hun func- | ||||||||||||||||||
[pagina 213]
| ||||||||||||||||||
tie en hun klassieke achtergrond en Mercurius deze vonnissen zogenaamd doorgeeft aan de lezer is het al snel duidelijk dat Mercurius zélf een flinke vinger in de pap heeft. De klassieke setting is binnen dit kader ook een bewuste keuze: Apollo als god van de kunsten en de verschillende muzen zijn de ideale figuren om de nieuwe literaire verwikkelingen te beoordelen. In hun kritieken zullen zij keer op keer de klassieke maatstaf hanteren (behalve misschien Thalia) waarvan nog maar moet blijken of die levensvatbaar is. Veel van de recensies in De Post worden opgehangen aan een opmerkelijke landkaart die Kinker toevoegt na het 25ste nummer (zie afbeelding 1). Het gaat om een totaal verzonnen literaire landkaart waarop de zangberg met daarop Apollo en de muzen staat afgebeeld. Rondom de zangberg lopen allerlei wegen die deel uitmaken van het ‘zangkundig Territoir’. Deze wegen - deels bestaand, deels verzonnen - hebben veelal ‘speaking names’. Zo is er bijvoorbeeld de Translateurstuin, het Oratoriekasteel maar ook de Heilige Weg, de Sentimenteelen Weg, de Treurige Dwarsstraat, de Brievenlaan, het Franschen Pad, de Rijmelaarshoek, de Duivelshoek, 't Zwaanenburgereiland en de Martelaarsgragt. Het Zwaanenburgereiland is de thuisbasis van de beruchte dichter Willem van Swaanenburg. 't Lagendaal is een verwijzing naar de dichter Lagendaal. In de Brievenlaan lopen die zangsters rond die zich hebben toegelegd op het genre van de briefroman, zoals Elisabeth Maria Post. De Heilige Weg is, naar verwachting, de weg waar gelovige zangsters ronddolen en de Oude Kerkstraat zet daar meteen een kritische kanttekening bij. De kaart geeft Kinker de mogelijkheid om op een creatieve en originele manier te recenseren. Hij kan een werk bijvoorbeeld als prul afdoen louter en alleen door de mededeling dat de zangster van een bepaalde schrijver zich voor een werk in de Rijmelaarshoek heeft begeven. Dat is totaal nieuw en heel wat anders dan de rechttoe rechtaan kritiek van collega-recensenten. Ook lijken de opvattingen over wat goede literatuur is of moet zijn in De Post van den Helicon af te wijken van die uit de andere recensiebladen. Ze zijn minder traditioneel (klassiek), langer ook, met meer aandacht voor persoonlijke stijl en altijd kritisch. Dat laatste kan niet worden gezegd van recensies in bijvoorbeeld De Nieuwe Nederlandsche Bibliotheek of de Vaderlandsche Letter-oefeningen. Omdat achter De Post van den Helicon maar één schrijver zat, in tegenstelling tot veel andere recensiebladen, waar de redactie bestond uit verschillende personen met allen hun eigen mening, is het blad consistent wat betreft literaire theorie en visie op hoe literaire kritiek moet worden bedreven. De kritiek in De Post van den Helicon richt zich onder andere op de Feithiaanse Senti- | ||||||||||||||||||
[pagina 214]
| ||||||||||||||||||
mentalisten (die in oorlog zijn met de prozaïsche Reuzen), de dichtgenootschappen, toneel, muziek, rijmelarij en navolgingen. Vooral Kinkers kritiek op het sentimentalisme heeft de literatuurgeschiedenissen gehaald. Toch worden Apollo zelf en zijn muzen evenmin gespaard. Deze klassieke figuren hebben in De Post van den Helicon niets verhevens meer en worden voortdurend bespot. Daarmee wordt in De Post van den Helicon het gezag van het klassieke beoordelingsmodel ernstig ondermijnd. Volgens Kinker staan de klassieke opvattingen de eigen expressie en creativiteit in de weg. Bovendien leidt het imitatio-model tot onoriginaliteit en na-praterij. De klassieke werkelijkheidsweergave die in de praktijk een geïdealiseerde natuur opleverde, ruilt Kinker liever in voor een navolgen van de natuur waarbij ruimte is voor individuele verschillen. Niet voor niets woedt er in De Post van den Helicon een literaire oorlog tussen de Sentimenteelen en de Prosaïsmieten, een oorlog die een bedreiging vormt voor het bestaan van Apollo en de muzen op de Helicon. Op deze manier wordt in De Post van den Helicon aan de zogenaamd onaantastbare reputatie van het neoclassicisme getornd totdat moet worden geconcludeerd dat het klassieke toetsingsmodel verre van bruikbaar is voor de nieuwe literatuur anno 1788. Hoe vernieuwend ook, de verkoop van De Post van den Helicon viel tegen, althans wanneer we de schrijver mogen geloven. In nummer veertien schrijft hij in een brief aan de boekverkoper ‘[g]ij zegt mij, door verscheiden lieden gewaarschuwd te zijn, dat er bij het drukken van mijn Weekblad geen rijkdommen te behalen vallen’.Ga naar voetnoot18 Een en ander blijkt ook uit de oplagecijfers van De Post. Van de eerste nummers verschijnen in totaal 850 exemplaren: een redelijke start. Maar al gauw wordt dit aantal teruggeschroefd en van de rest van de nummers worden in totaal slechts 400 exemplaren gedrukt.Ga naar voetnoot19 Het allerlaatste nummer wordt op 12 maart 1789 uitgegeven. Wat de precieze reden is van het einde van de Post van den Helicon is niet helemaal duidelijk. Een aannemelijke verklaring bieden Kloek en Mijnhardt in hun studie 1800. Blauwdrukken voor een samenleving. Hierin beargumenteren zij dat de grote invloed van leesgezelschappen en bibliotheken tot een verstarring op de leesmarkt zorgde. Deze grootste afnemers van genres voor ontwikkelde burgers stemden hun aanschaf van boeken af op de wensen van de meerderheid. In de praktijk betekende dit dat er een veilige middenkoers werd | ||||||||||||||||||
[pagina 215]
| ||||||||||||||||||
gevaren en er weinig ruimte was voor werken ‘die controversiële opvattingen verdedigden of literair vernieuwend waren’.Ga naar voetnoot20 Bijkomend probleem was de omvang van de markt buiten de leesgezelschappen om. Nederland was nu eenmaal een klein land dat daarbij ook nog eens moest concurreren met een internationale stroom aan boeken. De marktsituatie in Nederland bevoordeelde dus de middelmaat en maakte het experiment op deze manier zo goed als onmogelijk.Ga naar voetnoot21 Het is denkelijk dat De Post van den Helicon, als literair vernieuwend tijdschrift bij uitstek, te lijden had onder deze specifieke marktbeperkingen. Dit kan van directe invloed zijn geweest op het eindigen van De Post als ook op het feit dat het na De Post enkele decennia duurde voordat een soortgelijk literair vernieuwend tijdschrift waarin een nieuwe literaire kritiek werd bedreven (De Gids) weer op de markt kwam. In zijn laatste nummer geeft Kinker zélf een verklaring voor het failliet van De Post van den Helicon. Hij zegt daar dat ‘tegen wind en stroom in te zeilen, weinig doet vorderen’ en vraagt de lezer met hem in te stemmen ‘dat een werk dat men niet meêr leest - onder de nuttelooze ballasten der aarde geteld moet worden’.Ga naar voetnoot22 Dit strookt met de desillusionerende ervaringen waar hij van tijd tot tijd over spreekt in zijn nummers. Zijn vernieuwende schrijfstijl, zijn spel met de lezer, zijn Sterniaanse ironie kwamen blijkbaar niet over op het grote publiek dat in 1788 misschien niet zat te wachten op allerlei complexe toespelingen en een nieuwe manier van literaire kritiek leveren. Interessant is dat ook de boekverkopers op een gegeven moment Kinkers tijdschrift niet meer wilden verkopen. Waarom niet?Ga naar voetnoot23 Om puur economische motieven of omdat men doorkreeg dat men met De Post van den Helicon eigenlijk ook een zeer maatschappijkritisch blaadje in handen had, dat in de huidige tijdsomstandigheden misschien zelfs moeilijkheden kon opleveren? Kinker vermeldt in nummer 32 dat advertenties voor De Post van den Helicon worden geboycot. Hij relateert dat aan de omstandigheden waarin de Republiek verkeert: maar zelfs weigert men, mijn noodlottig werk te adverteeren - het geld en de advertentie te rug’, als of geen van beiden gangbaare waar was. Waarom toch? - Waarom heeft dit plaats in de Republiek der letteren? Een Republiek?... Kom laat ik er het mijne ook eens van zeggen. 't | ||||||||||||||||||
[pagina 216]
| ||||||||||||||||||
Is een Despotismus, een Aristocratie, een familieregeering, een Onomarchie, en er mogen omwentelingen komen (dat juist niet zeldzaam is) maar deeze laatstgenoemde regeeringsvorm blijft.Ga naar voetnoot24 | ||||||||||||||||||
Politiek in De Post van den HeliconBovenstaand citaat geeft de politieke verwevenheid van De Post van den Helicon al aan. Die verwevenheid is niet verwonderlijk, want het blad verschijnt voor het eerst op 25 april 1788. Ruim een half jaar nadat de eerste Bataafse revolutie resoluut de kop in is gedrukt door militair ingrijpen van de Pruisen. Kinker zit dan inmiddels in Den Haag na ruim zes jaar Utrecht: ooit het epicentrum van de revolutie. Daar werd het grote pijnpunt, het regeringsreglement van 1674, op zijn felst en met succes bestreden. De vele verschillende partijen - regenten, aristocraten, patriotten, burgers - met hun verschillende belangen, zorgden voor veel onrust en tegenstellingen.Ga naar voetnoot25 Die roerige periode heeft Kinker duidelijk geïnspireerd, gezien de vele politieke zinspelingen in De Post.Ga naar voetnoot26 In nummer elf bijvoorbeeld heeft Mercurius last van spleen. Een brief van het genootschap Met een verdronken kalf is goed sollen en een brief van een lezer die vraagt om een beoordeling van het, overigens orangistische, toneelstuk De Edelmoedige, of de Waare Voorstander van het Vaderland maken het er niet beter op. Wanhopig roept hij in militaire termen zijn spleen aan: Geef acht! - (mijn spleen!) - rechtsom keer! Vel het geweer! marsch! - ik weet van kwaadaartigheid niet wat ik doen wil - akelige gesteldheid! - ik wenschte gaarne den een' of den ander' een inpertinentie aan te doen om mijn bloed te koelen! Er zijn er zo veel die het verdienen, en ongelukkig komt er mij nu geen een in gedachten.Ga naar voetnoot27 Of neem nummer negen. Daarin wordt een literaire waarschuwing in de vorm gegoten van een officieel regeringsplakkaat. Met plakkaten kwam de achttiende-eeuwer, zeker in politiek onrustige tijden, regelmatig in aanraking. Het was de manier bij uitstek voor de Staten (gewestelijk en landelijk) om het volk van veranderingen op de hoogte te stellen. In De Post van den Helicon wordt het plakkaat uitgevaardigd om lezers te behoeden voor verveling: | ||||||||||||||||||
[pagina 217]
| ||||||||||||||||||
WAARSCHOUWINGE. Hier wordt superieur gespot met ambtelijk taalgebruik en ambtelijke verboden. Want het verbod aan boekdrukkers en handelaars om niet steeds nieuwe vertalingen van oude stukken te drukken of te verkopen zal de lezer hebben doen denken aan al dieandere teksten die verboden werden op gezag van de soeverein. Slechts een enkele keer verwijst Kinker direct naar recente politieke gebeurtenissen. Zoals naar de aanhouding van prinses Wilhelmina van Pruisen bij de Goejanverwellesluis door (patriotse) leden van een exercitiegenootschap. De prozaïsche reuzen in De Post van den Helicon hebben een soortgelijk plan opgevat en willen Thalia ontvoeren: 't Zou niet voor 't eerst zijn dat men een vorstelijk Persoon om diergelijke oogmerken gearresteerd heeft; en schoon men nog versch in 't geheugen moet hebben, hoe onlangs een soortgelijk plan, bij gebrek van verstand of moed, of wel van beide, mislukt is: zo verbeelden zich echter de reuzen vrij wat beter doorzicht in hunne zaaken te hebben, dan die lieden. Wat | ||||||||||||||||||
[pagina 218]
| ||||||||||||||||||
hier van zij is mijn zaak niet te onderzoeken; zeker is 't dat zij niet minder verward in alles te werk gaan, en even als die niet makkelijk kunnen te kennen geven; hoe zij het eigenlijk gaarne begeerden.Ga naar voetnoot29 Veel talrijker zijn de indirecte steken onder water naar de politiek. In nummer 34 lezen we: nb. Zo lang de vorst aanhoud zal deeze Post alle veertien dagen uitgegeven worden bij J. ten brink Gz.Ga naar voetnoot30 Nu verscheen nummer 34 inderdaad op 19 december 1788 in de dan zeer strenge winter waar J. Buisman naar refereert als ‘absolute topper in drie eeuwen’. Er werden temperaturen tot wel -20°C gemeten. Op het moment dat de bedoelde aflevering verschijnt, zaten er al drie weken op waarin het kwik niet boven het nulpunt was gekomen.Ga naar voetnoot31 Maar afgezien daarvan, ‘vorst’ had natuurlijk ook een andere betekenis. Ook een onschuldig ogende opmerking over het Franse aanhalingsteken, de guillemet, blijkt een politieke lading te krijgen. De guillemet lijkt op een liggende chevron en is vernoemd naar de drukker die het teken uitvond: Guillaume (Willem). Mercurius: Hiermee verwijst Mercurius aan de ene kant naar de eigenaam Guillaume maar tegelijkertijd natuurlijk ook naar Willem V. Dergelijke voorbeelden laten zien hoe de politiek dit literaire tijdschrift binnensloop, zonder dat Kinker daarbij politieke kleur bekende of propaganda maakte. Dat was ook precies zijn bedoeling zoals hierna zal blijken. | ||||||||||||||||||
[pagina 219]
| ||||||||||||||||||
Een literaire oorlog?De politiek liet meer sporen na in De Post. Het is althans opmerkelijk dat de rode draad van het blad wordt gevormd door een heuse oorlog, waarbij twee partijen met elkaar in strijd zijn. Deze zogenaamde Prosaïsmieten en Sentimenteelen verstoren het leven op en rond de Nederlandse zangberg danig. Net als de patriotten en orangisten voeren ze een machtsstrijd. Mogen we inderdaad deze vergelijking maken? Moeten we in de Sentimenteelen eigenlijk orangisten zien? De meeste sentimentele zangsters spreken immers ‘zo goed Hoog als Nederduitsch’.Ga naar voetnoot33 Net zoals de Pruisen die zeer recent hun inval hebben gedaan, verovert het sentimentalisme Nederland vanuit Duitsland. Of wordt in De Post van den Helicon slechts een algemeen oorlogskader gebruikt, zonder dat we de literaire partijen kunnen identificeren als orangistisch of patriottisch? Wat te denken van de mededeling dat de prosaïsche reuzen zich vanuit het westen, via de genootschappelijke trekvaart, bij de Prosaïsmieten in de Duivelshoek hebben gevoegd? Dat westen zou kunnen staan voor Amerika, waar in 1776 de Amerikaanse Vrijheidsoorlog werd gestreden. Moeten we in de Prosaïsmieten nu patriotten zien?Ga naar voetnoot34 Duidelijk is dat de Sentimenteelen gezworen vijanden zijn van de Prosaïsmieten, die met termen als ‘allesverwoestenden’ en ‘ijsselijke reuzen’ worden aangeduid. Verder is het opmerkelijk dat de Sentimenteelen zich met hand en tand verzetten tegen elke verandering van de bestaande situatie, zich daarbij beroepend op hun ‘partnerschap’ met Apollo. Die laatste houdt vooral zijn eigenbelang scherp in het oog: Onze inwoonders [van de Sentimenteele Weg: A.O.] zijn brandend om te weeten hoe zich apollo hier in gedragen zal. Immers kan hij zijne handen niet geheel van ons aftrekken? Want schoon wij al eens valsch of verkeerd gevoelden - is het dan onmogelijk dat in 't midden, van dit gevoel, eenige ware schoonheden uitschitteren? En zo het omhakken der boomen zo zeer aan den Zangvoogd mishaagt heeft, kunnen er dan, om zijn gunst te herwinnen, geen anderen geplant worden?Ga naar voetnoot35 Een stuk verder gaat het als volgt: De zangvoogd kan zich immers niet langer aan ons onttrekken, indien hij zijn eigen belang | ||||||||||||||||||
[pagina 220]
| ||||||||||||||||||
niet geheel en al uit het oog verliest. - - -Ga naar voetnoot36 Kan de lezer in deze Apollo, de hoogste bestuurder van de Zangberg, die als een prins behaagd moet worden, van wie de gunst moet worden gewonnen en die vooral aan zichzelf denkt iets van de stadhouder herkennen? En is het, met voorgaande informatie in het achterhoofd, niet opmerkelijk dat Apollo uit de translateurstuin een leger van amazones wil opstellen om de Helicon te beschermen tegen de omringende zangbergen/landen: één van die landen het prosaïsmietenland zijnde? Er zijn zekere Zangbergen, naar welken meer wegen gevonden worden. Doch daar tegen hebben wij ook een Translateurstuin, die ons gebrek weêr rijkelijk vergoeden kan: want van dien tijd af dat er Poëten bestaan hebben, tot nu toe - is er nog nooit een Helicon geweest, bij welken zo een groote Translateurstuin aangelegd is geweest. In deeze worden alle taalen gesproken, en zij is zo volkrijk, dat Apollo reeds een Plan gemaakt heeft, om er een geheel leger Amazoonen uit op te richten, om er de andere Zangbergen, zo zij tegen alle verwachting eenige vijandelijkheden in zin hadden, mede te be-oorlogen.Ga naar voetnoot37 Naar aanleiding hiervan zou men de Sentimenteelen kunnen identificeren als orangisten. Toch lijkt dat niet de bedoeling. Ook de Sentimenteelen trekken namelijk ten strijde tegen Apollo. Bovendien lijkt het nieuwsbericht uit de Sentimentele Weg opvallend veel op het in de achttiende eeuw zeer bekende patriotse pamflet Aan het volk van Nederland van Joan Derk van der Capellen-tot den Pol. Wie denkt hier niet aan bij het lezen van de volgende zinnen afkomstig van de Sentimenteelen? Waakt op Zangsters! waakt op! slaapt niet langer! Laat uw tijd in vluchteloos treuren niet gesleten worden! De meesten uwer vijanden hebben geen gevoel: en wat kunnen zij dan over ons valsch gevoel klagen? Zij zoeken ons alleen te verdelgen, om in 't vervolg met sterker aanhang, allen gevoeligen wezens te verjagen. Prosaïsche Reuzen, nadert nu ras! - thans zijn wij woedend, verzuimt dit oogenblik niet, of ... gij - Neen wij - zijn verlooren!Ga naar voetnoot38 | ||||||||||||||||||
[pagina 221]
| ||||||||||||||||||
Deze parodiërende beschrijving van de heldhaftigheid van de Sentimenteelen kan overigens goed teruggaan op een anekdote over Feith.Ga naar voetnoot40 In het 76ste nummer van De Nassausche en Pruissische Couriers van H. Sterck wordt de patriotse Feith, die in zijn gedichten maar al te vaak aangeeft zijn bloed te willen laten stromen voor het vaderland, belachelijk gemaakt.Ga naar voetnoot41 Hij zit blijkens het nieuwsbericht in de patriotse batterij die Hattem moet verdedigen en kiest net zoals de rest van zijn exercitieleden razendsnel het hazenpad wanneer de stadhouderlijke troepen in aantocht zijn. Sterck grapt dat deze ervaring Feith in een poëtische verrukking heeft gebracht waar hij tot op heden in zit. Ook verderop in De Post laat de zangster van Feith zich als een bangig type kennen, waarmee Kinker voortborduurt op Feiths imago. Wanneer de Prosaïsmiet in het toneelstuk De Prosaïsmiet op de Sentimenteele Weg de zangster van Feith vraagt om naar hen over te lopen zegt die onzeker: ‘Wij zullen strijden?’ Een niet echt moedige repliek. En niet zonder reden vraagt de Prosaïsmiet aan Feith of hij wil overlopen. Deze patriot die zogenaamd alles wil geven voor de strijd blijkt toch meer te geven om zijn eigen hachje en is wellicht gevoelig voor omkoperij. Ondertussen wordt het land van de Prosaïsmieten vergeleken met het, voor de eerste Bataafse revolutie, zo belangrijke Utrecht: 't Ziet er daar eveneens uit als het er voorleden jaar om deze tijd, in 't prosaïsmitenland - te Utrecht - uitzag. Niets dan batterijen en wapenen daar men van hoort.Ga naar voetnoot42 Ook de gerichtheid van de Prosaïsmieten op Frankrijk is opmerkelijk. Niet alleen spreken ze geregeld met Franse tongval, ook hebben ze het gebod om tijdelijk met Boileau samen te werken braaf opgevolgd.Ga naar voetnoot43 Hoewel het slechts de bedoeling was dat Boileau de agressie van de Prosaïsmieten wat zou bedaren, blijft hij tot het einde van De Post van den Helicon bij het reuzenvolk en krijgt hij zelfs een soort leiderspositie. Franse ‘smaak’ blijkt ook uit het toneelstuk De Prosaïsmiet op de Sentimenteele Weg waarin de prosaïsmiet in een monoloog het volgende zegt: Ik moet hier nu alles eens opnemen; en dan vervolgens de andere wegen gaan bezichtigen: want het is ons zo zeer om deezen weg alleen niet te doen. Die chimêre van Dichterlijke genie moet een einde nemen; en dan onze afgemeten en wel beredeneerde smaak er voor in | ||||||||||||||||||
[pagina 222]
| ||||||||||||||||||
de plaats! - Dan zullen wij er zoo'n Frans Zangbergjen van maaken, daar wij den ton zullen geven, en ieder met de schim van BOILEAU bang maken. - Klaar zijn we! - Doch laat ik stil houden. Ik hoor iemand.Ga naar voetnoot44 Hieruit blijken ook de ambities van de Prosaïsmieten: ze willen niets minder dan de hele zangberg (Nederland?) in handen zien te krijgen en deze vervolgens naar Franse smaak inrichten. Dit alles kan verwijzen naar de pogingen van de patriotten om Frankrijk te mobiliseren in hun strijd tegen de staatsgezinden. Vooral de Sentimentele Weg is hen een doorn in het oog: Dit laatste [de woestheid van de Sentimenteele Weg: A.D] verveelt de Prosaïsmieten, en 't is dus zeer licht na te gaan, dat zij - daar bij in aanmerking neemende, dat hen het terrein, van oude tijden af, toekomt - alles aan zullen wenden om het weder te verkrijgen.Ga naar voetnoot45 De zangberg komt dus van oudsher aan de Prosaïsmieten toe! Zij waren al heer en meester voordat de Sentimenteelen hun invloed lieten gelden. Vertaald: Nederland komt van oudsher aan de Patriotten toe. Hun stamvaders zijn immers de Bataven: een zelfkiezend en zelfbesturend, republikeins volk. Zij waren er al lang voordat de Oranjes naar de macht dongen. Niets is echter zwart-wit bij Kinker want in de daarop volgende opmerking laat hij zich weer uiterst kritisch uit over de Prosaïsmieten: ‘Men kan uit dit bovenstaande opmaaken, waar men het heen zoekt te wenden, en in hoe verr' men zich aan een ijsselijk gevaar bloot stelt, door de reuzen zo brutaal den baas te laaten speelen’.Ga naar voetnoot46 Dat de patriotten worden beschreven als ‘reuzen’ en ‘reuzenvolk’ was in de jaren tachtig van de achttiende eeuw overigens niet ongebruikelijk. Zo schrijft E.J.B. Schonck in 1788 een dichtstuk in zeven zangen: De strijd der reuzen, of de gestrafte Heerschzucht. De tekst gaat over de strijd tussen de titanen en de goden van de Olympus en is een allegorie op de politieke omwentelingen. Dat laat Schonck zelf weten in zijn voorwoord: Daar dit dichtstukje juist te voorschijn komt, kort na eenen tijd, in welken ons Vaderland zich zoo geweldig geschokt voelde, en door de heerschzucht, die zich met den schoonen naam van vrijheid vermomde, op den rand haares ondergangs gebracht zag, zal men misschien in het zelve eenige toespeling op deze treurige omstandigheden zoeken, en door Titéa met haare zoonen en aanhang, de zoo genoemde Patriotten, door Jupiter en verdere Goden, den Prins van Oranje met de zijnen, door Minerva, Haar Koninglyke Hoogheid, door Febus, den Koning | ||||||||||||||||||
[pagina 223]
| ||||||||||||||||||
van Pruissen, door Memfis, ons vreedzaam Nijmegen willen verstaan, enz.; Ik laat den Allegoristen volkomen deze vrijheid [...].Ga naar voetnoot47 In het dichtstuk van Schonck laten de goden (dus de stadhouder en zijn gevolg) zich voortdurend kennen als zeer vredelievend en redelijk. Zij willen met de reuzen praten om een eind te maken aan de strijd. De reuzen echter zijn ‘onbeschofte muitelingen’Ga naar voetnoot48 en ‘opgeruide woeste baaren’Ga naar voetnoot49 die van zin zijn de troon van de Goden over te nemen met een flinke portie geweld. Zij nemen daarbij zelfs Minerva (prinses Wilhelmina) gevangen en bedreigen de goden in hun veilige thuishaven Memfis (Nijmegen). De teneur is duidelijk: de reuzen (patriotten) zijn een barbaars en ontembaar woest volk dat helemaal ten onrechte de oranje God het ‘wet en erflijk Rijksbestuur’Ga naar voetnoot50 wil afpakken. De afloop is, door het mythologische verhaal van de Titanomachie te gebruiken als kader, van meet af aan bekend: de goden overwinnen uiteindelijk en beschaving zegeviert over barbaarsheid, wettig gezag over anarchie. In De Stryd en Val der Reusen is iets soortgelijks aan de hand. Dit anonieme pamflet uit 1787 dat uit een gedicht in drie zangen bestaat, opent met een satire op de patriotten. Deze ‘Reusen-rey’ bestaat uit ‘Helden, die om stryd daar zopen’. Hun leider ‘een groote Sterfling’ spreekt de ‘Vryheids- Zoonen’ toe over een eventuele aanval van de vijand op Utrecht en hoe zij tot de dood zullen strijden. Onder geroep van ‘G..dome volgen wy,/ 'K Verdomd d'Oranje slaverny’ worden er borrels ingeschonken ‘[e]n voor de Vryheid uitgedronken’. De sfeer van onversaagdheid en strijdlust wordt haastig onderbroken wanneer de schaftklok half één slaat. Ook de dichter, die nu naar ‘Hemels Zaalen’ moet opstijgen besluit met: ‘Maar, zegt myn Zangster. -- Eerst gaan Eten.’Ga naar voetnoot51 In de tweede zang volgt een discussie tussen de goden over het wedervaren van Utrecht. Mars wil de ‘keezen’Ga naar voetnoot52 uit ‘Utrechts wallen jagen’ maar Venus ‘vind se wel charmante luiden’. Ook Bacchus is over ze te spreken: de drankverkopers boeren goed en danken daarbij Bacchus voor het oprichten van de keezenorde, hij wil ze dus wel bescherming verlenen tegen de woede van Mars. Jupiter is ‘juist ook geen vriend van Keezen’ maar wil het noodlot laten bepalen wie de strijd gaat winnen.Ga naar voetnoot53 Behalve satirisch is dit gedicht politiek veel explicieter en actueler dan het | ||||||||||||||||||
[pagina 224]
| ||||||||||||||||||
dichtstuk van Schonck. In De Stryd en Val der Reusen vallen met regelmaat namen, zoals: van Eyk, Blank, rijngraaf Salm-Kirbourg [Zalm] en Hamelsveld [Hamersveld].Ga naar voetnoot54. Uit dit alles kan worden geconcludeerd dat de binnenlandse strijd tussen patriotten en orangisten model heeft gestaan voor de literaire oorlog in De Post. Daar vindt namelijk ook een strijd plaats tussen twee opponerende partijen en er is ook sprake van een omverwerpen van het bestaande regime, dat van de klassieke Apollo en zijn muzen. Een sluitende identificatie tussen bijvoorbeeld de Sentimenteelen en de orangisten is evenwel niet mogelijk: in De Post zijn het de Prosaïsmieten én de Sentimenteelen die de heersende machtsstructuur omver willen werpen. Ook kan Kinkers politieke kleur niet worden afgeleid uit de beschrijving van de opponerende partijen. Hij geeft bij beide partijen kritische kanttekeningen. Wat daar vooral uit blijkt is Kinkers afkeer van politiek fanatisme. Uit de satirische karakteriseringen van Feith in De Post van den Helicon valt op te maken dat hij in ieder geval met het doldwaze en radicaal patriotisme niets op heeft. En dat de Prosaïsmieten reuzen worden genoemd is voor Kinker een manier om subtiel te verwijzen naar het woeste en brute imago van politieke fanatiekelingen. Dit alles overigens met de nodige ironie, want wanneer aan het einde van De Post nog geen einde is gekomen aan de literaire oorlog sluit Kinker af met de volgende woorden: ‘Vaart... wel.. dan!.. Hemel! met de traanen in mijn oogen schrijf ik deeze woorden. Hoe zal het Kalvergenootschap lachen! Wie zal nu voortaan den verschrikkelijken oorlog bezingen! Wie zal alle gebeurtenissen welke hij opleevert, aan de vergetelheid onttrekken!’Ga naar voetnoot55 | ||||||||||||||||||
Politiek gekleurde recensiesDe Post van den Helicon besprak ook de politieke literatuur van die dagen, hoewel twee orangistische werkenGa naar voetnoot56 van De Witte worden afgedaan in twee regels. Cynisch noteert Kinker: ‘'t zal weêr wat zijn’. Er zijn ook politieke werken die op meer aandacht kunnen rekenen, bijvoorbeeld Eugenia of dichtmaatige Redenvoering (1788) van de heer Kumpel: een soort lierzang op de verjaardag van prinses Wilhelmina waarin de liefde voor God, Oranje en Nederland op vele manieren uit de doeken wordt gedaan. | ||||||||||||||||||
[pagina 225]
| ||||||||||||||||||
Dit werk is volgens De Post van den Helicon het resultaat van het geraas dat de zangster van Kumpel met haar tamboerijn heeft gemaakt. Bedoelt Kinker hiermee politiek geraas? Veel aandacht krijgt Gedenkzuil, opgericht, ter gedachtenis van Neêrlands heil en Oranjes zegepraalGa naar voetnoot57 evenals het orangistische toneelstuk De Edelmoedige, of de Waare Voorstander van het Vaderland. Bij die werken wordt echter nauwelijks ingegaan op de politieke betekenis ervan.Ga naar voetnoot58 Politiek gezien is een bespreking van een werk van Schonck in aflevering twintig van De Post veel interessanter. Dit werk is getiteld: Lierzang, op den eersten Verjaardag van haare koninglijke hoogheid Wilhelmina de Groote en bevat ook nog een Lofzang op het Jaarfeest der Eerstelingen onzer herstelde vrijheid. Mercurius recenseert dit werk op de gebruikelijke geestdriftige en lollige manier. Hij stelt dat de zangster van Schonck in plaats van voorzichtig in de kuil Lagendaal te klimmen, zoals andere zangsters plegen te doen, er ‘hals over kop in nedergestort’ is. Vervolgens wordt de val van de zangster van Schonck minutieus uit de doeken gedaan. Zij begint op het springpleintje waar ze geen onaardige sprongen maakt en in De Post worden dan twee coupletten uit de Lofzang geciteerd. Maar dan wordt ze duizelig, er wordt een nieuw couplet geciteerd, ‘[t]ot zo verr' ... hier raakte ze weg - keerde zich om, en Pof daar leîze, zich wentelende in den kuil om 't hart te scheuren. Maar nam het springen hier een einde, (zo er namelijk aan begonnen was) het spartelen nam hier een' aanvang. Ja mijn lieve lezer! ze maakte het elendig - het begon in 't oog te loopen’.Ga naar voetnoot59 Hierna wordt een stuk uit de Lofzang geciteerd en nu wordt het interessant. Het geciteerde stuk gaat namelijk over ‘schorre kikkers’, een door Schonck al eerder gebruikte term voor patriotten in zijn De strijd der reuzen, of de gestrafte Heerschzucht:Ga naar voetnoot60 Dan... Gij verwenschte schorre kikkers!
't Zij U Latona heeft vernoemd,
Het Zij ge uit vrijheids tuin-verstikkers,
Hier tot den slijkpoel zijt gedoemd!
Wat doet U thans zoo morrend kwaaken?
Zoekt gij den zangtoon vals te maaken
Van mijn welmeenend eendragts lied?
| ||||||||||||||||||
[pagina 226]
| ||||||||||||||||||
Neen schreeuwers? neen, de stem en snaaren,
Die zich voor Wilhelmina paaren,
Verdooven door uw wrokken niet.
Hadt gist'ren, uit uw' schorre longen,
ô Haatverwekkers! in 't moeras
Dien barren noodkreet opgezongen;
Toen kwam hij meer dan nu te pas.
Hadt toen, tot de Oorsprong van uw leven,
Om wraak de stemmen opgeheeven,
Dien dag, waarop de Landgenoot,
Wat... neen, de Hel, met eigen handen,
De blanke deugd zelfs aan dorst randen,
En in de bangste kluisters sloot.Ga naar voetnoot61
Deze passages doen meteen denken aan het bekendste werk uit de klassieke tijd waarin kikkers een hoofdrol spelen: de Batrachomyomachia. In deze parodie op het grote epos Ilias van Homeros zijn het kikkers die in hun oorlog met muizen het onderspit moeten delven en alleen door hulp van de goden uit hun netelige positie worden gered.Ga naar voetnoot62 Hoewel de afloop vanuit orangistisch standpunt niet helemaal van toepassing is op de afloop van de eerste Bataafse revolutie (de kikkers krijgen hulp en overwinnen) en de patriotten dus net zo makkelijk hetzelfde verhaal zouden kunnen gebruiken voor hun eigen argumentatie (de kikkers als orangisten die hulp kregen van de Goden/Pruisen omdat ze het anders niet konden winnen) laat het karakter van de kikkers zoals beschreven in de Batrachomyomachia zich uitermate goed vergelijken met dat van de patriotten. Met name het verhaal van kikker Dikkaak die met Kruimeldief op zijn rug door het water zwemt, maar op de vlucht slaat en Kruimeldief achterlaat midden in de vijver wanneer hij een vijand ziet, om dat later te ontkennen en zijn aanhang grof te misleiden, toont hoezeer kikkers bekend stonden als bedrieglijke en laffe sujetten. Schonck maakte er dankbaar gebruik van. Kinker daarentegen komt in een recensie in De Post van den Helicon op voor de vrijheid van meningsuiting van ‘kikkers’: Er is bij het Genootschap met een verdronken kalf is goed sollen een request van wel meer dan twintig kikkers ondertekend ingekomen, waar bij zij ootmoediglijk verzoeken om gemainti- | ||||||||||||||||||
[pagina 227]
| ||||||||||||||||||
neerd, gestijfd en gesterkt te worden in hunne deugdelijke possessie vel quasi van te mogen kwakken, zo sterk en zo dikwils als zij zulks zullen goedvinden, immers en ten minste bij alle zodanige gelegenheden als bij welken hun accompagnement niets ter vervalsching van een obligate partij te weeg kan brengen; En dat voorts de turbateur of turbateurs belast en bevolen werd, alle empêchement, turbatie of hindernis hen in de voorsz. Possessie vel quasi aangedaan, kost en schadeloos af te doen met interdictie van gelijke meer te doen, enz. Van goeder hand wordt ons verzekerd dat de kwakker van de Vaderlandsche Morgengedachten een, en wel de voornaamste, dier kikkers is. Hoe of dat af zal loopen? -Ga naar voetnoot63 De Vaderlandsche Morgengedachten waarnaar in deze passage wordt verwezen is een kort patriottisch pamflet uit 1785 (het telt slechts vijf pagina's) waarin het stagneren van de welvaart, het beknotten van de vrijheid, de slavernij en verdere misstanden in het land worden toegeschreven aan ‘dat troetelkind’,Ga naar voetnoot64 stadhouder Willem V en de aristocraten in het algemeen. Het roept op tot het strijden voor vrijheid ook al heeft dat de dood tot gevolg want het ‘is God die Vryheid geeft’.Ga naar voetnoot65 | ||||||||||||||||||
ConclusieDe Post van den Helicon was een literair-kritisch tijdschrift, waarin de actuele politiek doordrong. Dat blijkt uit de vele impliciete en expliciete verwijzingen naar de contemporaine politiek, het militaire woordgebruik, de oorlog tussen Sentimenteelen en Prosaïsmieten en de besprekingen van politiek geladen werken. Er valt geen eenduidige politieke voorkeur op te maken uit het werk. Wel plaatst Kinker een aantal kritische noten bij het bewind van de stadhouder en bij de bestaande bestuursstructuren. Opmerkingen over de Guillemetjes, de contemporaine regering als despotisch en onomarchisch en ‘Apollo’ die alleen aan zijn eigenbelang denkt moeten zeker niet worden gebagatelliseerd. Ook de oorlog tussen Sentimenteelen en Prosaïsmieten duidt hier en daar op begrip voor de patriotse zaak. Toch krijgen de patriotten ook kritiek te verduren. De Prosaïsmieten bijvoorbeeld zijn baldadig, meedogenloos en wel erg vechtlustig. De Sentimenteelen blijken de helft van de tijd lafaards te zijn. Ze zorgen samen in De Post voor heel wat onrust. Uit de recensies over politiek geladen werken kunnen evenmin harde conclusies worden getrokken. Duidelijk is wel dat Kinker vooral orangistische werken bespreekt. Maar dat is in 1788-1789 misschien niet eens zo gek. De Pruisische inval was achter de rug en het koninklijk gezag hersteld. De markt werd | ||||||||||||||||||
[pagina 228]
| ||||||||||||||||||
overspoeld met orangistische werken. Wat wel opvalt is dat dergelijke recensies relatief kort zijn en altijd negatief. Of Kinker hiermee de orangisten afwijst, is zeer de vraag. Het kan ook zijn dat deze werken niet literair genoeg waren en daarom het bespreken nauwelijks waard in Kinkers ogen. Bovendien is Kinker in De Post van den Helicon zelden positief over een werk. Dat de orangistische werken uitsluitend negatieve besprekingen krijgen zegt daarom niet zo veel. Een mogelijke conclusie is dat Kinker het vooral niet op had met al te fanatieke politieke aanhangers, hetzij orangistisch, hetzij patriots. Dat kan verklaren waarom Kinker steeds boven de partijen blijft staan en op beide partijen kritiek heeft. Toch laat Kinker af en toe wel zijn gezicht zien. Als hij het opneemt voor de vrijheid van meningsuiting of wanneer hij zich samen met de Sentimenteelen en Prosaïsmieten richt tegen de klassieke normen die gelden op de Helicon. Een nieuwe tijd met een nieuw geluid is aangebroken - althans wat betreft Kinker. | ||||||||||||||||||
Over de auteur:Amber Oomen-Delhaye (1983) is docent Nederlands op het Maaswaal College in Wijchen en als promovendus (promotiebeurs voor Leraren) verbonden aan de Vrije Universiteit van Amsterdam (promotor prof. dr. I. Leemans; copromotor: dr. A. de Haas). Zij doet onderzoek naar de evolutie van klassieke helden op het toneel in de politiek woelige periode van eind achttiende eeuw. In haar onderzoek bekijkt ze hoe die klassieke helden (o.a. Brutus) politiek geherinterpreteerd werden en welke rol zij speelden in het politieke debat. E-mail: a.oomen@maaswaalcollege.nl | ||||||||||||||||||
Geraadplegende bronnen en literatuur
| ||||||||||||||||||
[pagina 229]
| ||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||
[pagina 230]
| ||||||||||||||||||
|
|