De Achttiende Eeuw. Jaargang 43
(2011)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 152]
| ||||||||||||||||||
Hoe een rooms-katholiek boek ‘geprotestantiseerd’ werd.
| ||||||||||||||||||
Ter inleidingIn 1743 verscheen te Amsterdam bij Jacobus Loveringh, een protestants ‘Boekverkoper op den Nieuwen Dyk’, in groot octavo een hervertelling van de bijbelse geschiedenis onder de titel Historische verklaring der voornaamste geschiedenissen van het Oude en Nieuwe Testament. Verrykt met leerzame zedelessen, en tweehondert en zeventig printverbeeldingen; als mede met een kort begrip der gewyde tyd-rekening. In het ‘Aan den lezer’ van het omvangrijke boek (xvi + 576 pagina's) schildert Loveringh zijn verdiensten als uitgever van boekwerken gewijd aan de uitleg van de Bijbel,Ga naar voetnoot1 die door hem getypeerd wordt als ‘een onuitputtelyke bron van aanminnigheden en verkwikkingen’ (vi). Voor de ontsluiting van de bron en het verkrijgen van inzicht in de vele kwaliteiten van de Heilige Schrift is, zo laat hij weten, ‘eene gegronde kennis en ervarenheid in het Woord van God vereischt’ (x). Al jong moet men zich die eigen maken. Voor de jeugd is de beste weg daartoe zich de bijbelse geschiedenis al op jonge leeftijd op een aangename wijze in te prenten. Loveringhs betoog mondt uit in een uiteenzetting over het boek dat hij bij zijn lezers introduceert. Lang had hij gezocht naar materiaal dat voldoet aan de criteria voor een boek voor de jeugd met ten slotte een gunstig resultaat, zo deelt hij mee: Eindelyk zyn my ter hand gekomen tweehondert zeventig Afbeeldingen van Bybelsche Geschiedenissen, in Palmhout gesneden (door een groot meester, wiens wederga huiden ten dage weinig bekent is) en die voorheen nimmer zyn gebruikt geweest. Hier by heb ik middel ge- | ||||||||||||||||||
[pagina 153]
| ||||||||||||||||||
vonden, eene Beschryving te voegen die (...) altyd twee bladzyde beslaat (...). Eenzydigheid is er zoo veel doenlyk is in gemeid, veel liever heeft men het met stigtelyke toepassingen en nutte zedelessen willen verryken. (...) (xi). Mocht de lezer even de indruk hebben gekregen dat het boek dat hij in handen had genomen, de bijbelse geschiedenis voor de jeugd was, uit het vervolg blijkt dat Loveringh het niet direct geschikt achtte als een leerboek voor gebruik op school, maar met zijn uitgave mikte op ‘de vergevorderde jeugd’ en ‘de genen die zich, of niet vergapen aan fraie of uitmuntende konstplaten, (die niet te verachten zyn) of geen 10, 20 ja 30 gulden of meer, kunnen besteden.’ (xii) Loveringh duidt niet aan van welke ‘meester’ de door hem verworven houtsneden afkomstig zijn. Zij zijn geïdentificeerd als het werk van de Fransman Jean B.M. Papillon (1698-1776).Ga naar voetnoot2 Evenmin informeert hij zijn lezers over het auteurschap van de tekst. Voor zover mij bekend is, is de herkomst van de tekst nimmer voorwerp van serieuze aandacht geweest. Bibliografisch is Loveringhs Geschiedenissen in verband gebracht met de Amsterdamse predikant Gerardus Kulenkamp (1700-1775),Ga naar voetnoot3 op wiens naam verscheidene publicaties van Loveringh staan dankzij het feit dat hij verantwoordelijk is voor de beschouwingen in het Woord vooraf.Ga naar voetnoot4 Nergens komt evenwel de naam ‘Kulenkamp’ voor in het onderhavige boek. Zoals zal blijken, is Kulenkamp in elk geval niet de auteur van het boek. Het auteurschap en de geschiedenis van de tekst kunnen getraceerd worden. Zij maken duidelijk dat Kulenkamp op zijn hoogst verantwoordelijk kan zijn geweest voor de bewerking van de ‘Vorlage’ die aan de uitgave van Loveringh ten grondslag ligt. Werkend aan een project ‘Bijbelse geschiedenis herverteld’, bleek mij dat de tekst van Loveringhs Geschiedenissen verrassend veel lijkt op die van een rooms-katholiek, uit het Frans vertaald boek, dat in 1683 ‘Te Antwerpen, Voor de Weduwe J.J. Schippers’ - zo de titelpaginaGa naar voetnoot5 - verscheen met als titel De Historien des Ouden en Nieuwen Testaments, met stigtelijke toepassingen, getrocken uit de heilige vaderen, om de zeden in allerhande staten van menschen te | ||||||||||||||||||
[pagina 154]
| ||||||||||||||||||
reguleren. In 't Frans beschreven door den Heere de Royaumond, overste van Sombreval. Vertaelt, en met vaerzen op yder hoofdstuk verzien. Het in octavo uitgegeven boek (10 + 799 + (5) pagina's) met 267 kopergravures naar Mattheüs Merian (1593-1650) en Pieter Hendriksz. Schut (1619-1662) is een nadruk van het in 1681 te Dordrecht bij François van Hoogstraeten (1632-1696) verschenen boek. De uitgever verzorgde de vertaling uit het Frans. In het Woord vooraf deelt hij mee dat zijn uitgave in tegenstelling tot het Franse origineel (zie beneden) geen prenten bevat. Het gemis daaraan heeft hij gecompenseerd door elk hoofdstukje vooraf te laten gaan door een stichtelijk gedicht. De weduwe Schippers, die verzwijgt wie verantwoordelijk is voor de vertaling en de verzen,Ga naar voetnoot6 heeft haar editie conform het Franse origineel wel met prenten verlucht. Zij gaan in haar uitgave vooraf aan de verzen van Van Hoogstraeten. Historien is door verschillende boekverkopers op de markt gebracht. Zo verscheen bijvoorbeeld in 1695 een nadruk van de uitgave van Van Hoogstraeten zonder gravures en met vermelding van de initialen van de vertaler en de auteur van de verzen op de titelpagina, ‘Door F.V.H.’, bij Joannes Stichter te Amsterdam.Ga naar voetnoot7 In 1739 publiceerde Johannes Leonard te Brussel een kerkelijk goedgekeurde uitgave ‘met schoone printen verciert’.Ga naar voetnoot8 Deze nadruk vertoont, wat betreft de gevolgde spelling, kleine verschillen met de uitgave van Van Hoogstraeten. Historien is onder pseudoniem gepubliceerd. Achter ‘den Heere de Royaumond,Ga naar voetnoot9 overste van Sombreval’ op de titelpagina gaat schuil Nicolas Fontaine (1625-1709), de secretaris van Louis-Isaac Le Maistre de Sacy (1613-1684), theoloog en schrijver. Aangenomen wordt dat de laatstgenoemde zijn medewerking aan de totstandkoming van het boek heeft verleend. Beiden waren vooraanstaande representanten van het Franse jansenisme met als bakermat het ten zuidwesten van Parijs gelegen klooster Port-Royal des Champs.Ga naar voetnoot10 De eerste druk van het Franse origineel was in 1670 bij Jean Le Petit te Parijs verschenen onder de titel L'Histoire du Vieux et du Noveau Testament, representée avec des figures & des explications édifiantes, tirées des SS.PP. pour regler les moeurs dans toute sorte de conditions Afgezien van Historien is er nog een Nederlandse vertaling van Fon- | ||||||||||||||||||
[pagina 155]
| ||||||||||||||||||
taine's Histoire gepubliceerd. In 1739 verscheen bij Henrikus Spruit te Utrecht De Historie des Ouden en Nieuwen Testaments, met stigtelyke bemerkingen (...). Op nieuw uit het Fransch vertaelt en overzien. Door J.S.P. De kerkelijk goedgekeurde uitgave bevat geen prenten en verzen en berust op een enigszins bewerkte versie van de brontekst.Ga naar voetnoot11 De editie van Spruit is klaarblijkelijk een nadrukGa naar voetnoot12 die verder geen opgang heeft gemaakt.Ga naar voetnoot13 Historien dat qua niveau gericht is op een intellectueel behoorlijk ontwikkeld lezerspubliek,Ga naar voetnoot14 biedt een hervertelling van de bijbelse geschiedenis van het Oude Testament (hierna: OT) en het Nieuwe Testament (hierna: NT), doorweven met uitleg en moraal. Reeds een blik in de inhoudsopgave van enerzijds Historien en anderzijds Geschiedenissen maakt duidelijk dat er tussen beide boeken een bijzondere relatie bestaat. Wie doorbladert, stelt vast dat het Kort begrip der gewyde tyd-rekening aan het slot van Geschiedenissen (pagina's 541-576)Ga naar voetnoot15 ontleend is aan het Kort begryp der heilige tydrekeninge in Historien (pagina's 757-799).Ga naar voetnoot16 Bij nadere beschouwing blijkt Geschiedenissen een protestantse hertaling en bewerking te zijn van het rooms-katholieke Historien. Aan de hand van een viertal min of meer willekeurig gekozen voorbeelden/fragmenten uit de bijbelse geschiedenis van het OT zal ik dat demonstreren en een impressie geven van het karakter van de bewerking. De bespreking van de voorbeelden geschiedt door middel van een vergelijking van de gekozen fragmenten. Als volgt ga ik te werk: eerst geef ik onder het kopje Inleiding een korte schets van de episode uit de bijbelse geschiedenis die het voorwerp is van de hervertelling van de paragraaf waaraan een fragment ontleend is in de versie van zowel HistorienGa naar voetnoot17 als Geschiedenissen. Vervolgens worden de fragmenten naast elkaar in kolommen gepresenteerd | ||||||||||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||||||||||
onder het opschrift dat de betreffende paragraaf siert in de bronteksten. Ten slotte worden de fragmenten onder het kopje Commentaar van een toelichting voorzien. De bespreking van de vier voorbeelden wordt afgesloten met een conclusie en een evaluatie. | ||||||||||||||||||
Voorbeeld 1: De ondergang van Sodom (Genesis 19)Ga naar voetnoot18InleidingBeschreven wordt de vernietiging door de Heer van Sodom en nabijgelegen steden (Gen. 19:24-26) vanwege het aldaar bedreven kwaad dat vrijwel alle bewoners geïnfecteerd heeft (vgl. Gen. 18:20-33). De paragraaf die voorafgaat aan de onderhavige is gewijd aan het begin van Genesis 19. Verhaald wordt hoe twee mannen, boden, engelen van de Heer, in de stad Sodom aangekomen, gastvrij ontvangen waren door Lot, de neef van aartsvader Abraham. Zij dreigden echter het slachtoffer te worden van de overige bewoners van de stad die erop uit waren hen te molesteren (Gen. 19:1-11). In de onderhavige paragraaf wordt beschreven hoe Lots gasten hem en zijn familieleden vanwege het op handen zijnde onheil adviseren én zelfs dwingen de stad te verlaten - zonder om te zien en stil te staan - en hoe Lot met zijn vrouw en dochters aan de ramp weet te ontkomen door net op tijd de stad Soar te bereiken. Het gekozen fragment biedt een beeld van de gebeurtenissen vanaf dat moment (Gen. 19:24-38). | ||||||||||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||
[pagina 158]
| ||||||||||||||||||
Afb. 1 en 2. Links de ‘Heilige Tydreekeninge’ uit de Historien des Ouden en Nieuwen Testaments (editie Weduwe J.J. Schippers 1683); rechts de ‘Geweide Tyd-rekening’ in de Historische verklaring der voornaamste geschiedenissen van het Oude en Nieuwe Testament.
| ||||||||||||||||||
CommentaarDe ondergang van Sodom is in zowel Historien als Geschiedenissen gedateerd in het jaar 2107. In Historien wordt het jaartal gewoonlijk voorafgegaan door de zinsnede ‘'t Jaer der wereld’; in Geschiedenissen door ‘In den jare der Scheppinge’; in beide werken volgt daarop gewoonlijk in de beschrijving van de geschiedenis van het OT ‘(en) voor Christus geboorte ....’; in het geval van de in Genesis 19 beschreven geschiedenis is dat het jaar 1897.Ga naar voetnoot19 | ||||||||||||||||||
[pagina 159]
| ||||||||||||||||||
In de bijbelse versie van het verhaal wordt wat de vrouw van Lot overkwam (Gen. 19:26), verhaald na de beschrijving van de aankomst van Lot te Soar (Gen. 19:23). De volgorde van de gebeurtenissen is niet geheel duidelijk. Was de vrouw ook al in Soar aangekomen of had het voorval plaats op weg naar de stad? In de hervertelling is duidelijkheid geschapen en wordt bovendien verklaard, waarom zij omkeek: het ‘kabaal’ (het vreselijke gejammer?) waarmee de ondergang van Sodom en Gomorra gepaard ging, prikkelde haar nieuwsgierigheid. Bovendien wordt zij ten voorbeeld gesteld door een zinspeling op wat over haar in het NT door Jezus wordt gezegd (Luc. 17:36). In de hervertelling wordt Lots vertrek uit Soar toegelicht: angst getroffen te worden door het lot van Sodom drijft hem. Ook zijn keuze voor het gebergte als verblijfplaats wordt verklaard (vgl. Gen. 19:17). Bovendien wordt het aantal verwoeste steden op grond van Deuteronomium 29:33 op vier gesteld (Sodom en Gomora, Adma en Seboïm). Hier en elders biedt Historien en bijgevolg ook Geschiedenissen een hervertelling waarbij rekening is gehouden met relevante gegevens uit de Heilige Schrift in haar geheel. Het motief van de dochters van Lot - in de Bijbel de angst kinderloos te blijven - is in de hervertelling ‘opgewaardeerd’ tot bekommernis om de toekomst van heel het menselijke geslacht. Hun daad wordt in de hervertelling negatiever beoordeeld dan in de tekst van de Bijbel - ‘afgrijselijk’ is het en ‘bloedschande’ (Lev. 18:6-7) -, maar zij wordt vanwege het edele motief niettemin niet volstrekt afgekeurdGa naar voetnoot20 onder verwijzing naar het oordeel van Bernard van Clairvaux (1090/91-1153) aan wie in Geschiedenissen het predikaat ‘heilig’ dat hij in Historien draagt, is ontnomen. | ||||||||||||||||||
Voorbeeld 2: Het huwelijk van Isaak (Genesis 24)InleidingIn Genesis 24 wordt verhaald hoe Abraham vanuit Palestina een knecht naar Mesopotamië stuurt, naar het gebied waaruit hij ooit is weggetrokken, om daar een vrouw voor zijn zoon Isaäk te zoeken. Rebekka, een familielid, is de uitverkorene. Het gekozen fragment biedt een hervertelling van Genesis 24:54-67, het slot van de geschiedenis. De knecht wil snel de terugreis aanvaarden. Rebekka stemt daarmee in. | ||||||||||||||||||
[pagina 160]
| ||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||
[pagina 161]
| ||||||||||||||||||
Afb. 3 en 4. Links ‘Sodoma Verbrand’ uit de Historien des Ouden en Nieuwen Testaments (editie Weduwe J.J. Schippers 1683); rechts hetzelfde verhaal zoals gerepresenteerd in de Historische verklaring der voornaamste geschiedenissen van het Oude en Nieuwe Testament Geschiedenissen.
| ||||||||||||||||||
CommentaarDe in Genesis 24 beschreven geschiedenis wordt in Historien en Geschiedenissen op de gebruikelijke wijze (zie voorbeeld 1) gedateerd in het jaar 2148 = 1856 v. Chr. In Geschiedenissen wordt hier, zoals wel vaker het geval is, een enigszins afwijkende formule gebruikt: ‘voor Christi geboorte 1856’. In het bijbelverhaal draagt de knecht van Abraham geen naam. In de hervertelling is hij geïdentificeerd als Eliëzer, een vooraanstaande knecht, genoemd in Genesis 15:2-3. Rebekka wordt in de hervertelling in het gedeelte voorafgaande aan het fragment expliciet aangeduid | ||||||||||||||||||
[pagina 162]
| ||||||||||||||||||
als een familielid van Abraham: ‘Rebekka, die volmaaktelyk schoon was, en eene dochter was van Bethuël, zoon van Milka, huisvrouw van Nahor, den broeder Abrahams’ (Geschiedenissen, 43; vgl. Historien, 59). Op vier punten is de tekst van het fragment in Geschiedenissen verkort ten opzichte van Historien. In het begin is de verwijzing met een beroep op ‘de Heilige Ambrosius’ weggelaten; in het midden is de zinsnede ‘gelijk de Schriftuur te kennen geeft’ niet opgenomen; voorts is de tweede helft van de zin vóór ‘de Heilige Ambrosius’ weggelaten; hetzelfde is het geval met de slotregels van het aangehaalde gedeelte. De bewerker had voor elke paragraaf, afbeelding en tekst, twee pagina's ter beschikking. Zo was hij, indien de tekst van zijn ‘Vorlage’ meer stof bood dan hij kon gebruiken, genoodzaakt de tekst te verkorten. Als protestant ontnam hij de kerkvader Ambrosius (340-397) de kwalificatie ‘heilig’. | ||||||||||||||||||
Voorbeeld 3: De Reformatie van Josia (2 Koningen 22)InleidingIn 2 Koningen 22 wordt verhaald over wat in de oudtestamentische wetenschap is bekend geworden als de ‘Reformatie van Josia’, het herstel van de zuivere godsdienst in het koninkrijkje Juda door koning Josia, de kleinzoon van de goddeloze koning Manasse die tijdens een lange regeringsperiode aan veel vreemde elementen een plaats in de godsdienst had gegeven. Josia keerde zich daar rigoureus tegen en reinigde het land van de afgodendienst. Onderdeel van de Reformatie was de restauratie van de tempel te Jeruzalem. Het gekozen fragment heeft tot thema een gebeurtenis die plaatsvond tijdens de herstelwerkzaamheden aan de tempel die volgens de nu gangbare chronologie van de geschiedenis van Juda zou hebben plaatsgevonden in het jaar 622/621 v. Chr. | ||||||||||||||||||
[pagina 163]
| ||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||
[pagina 164]
| ||||||||||||||||||
CommentaarDe in 2 Koningen 22 beschreven geschiedenis wordt in Historien en Geschiedenissen op de gebruikelijke wijze (zie voorbeeld 1) gedateerd in 3361; in Historien nader aangeduid als 643 v. Chr.; in Geschiedenissen als 648 v. Chr. Onmiskenbaar berust het laatste jaartal op een drukfout. Historien en Geschiedenissen hebben een verschillend ‘paragraaf’-nummer, respectievelijk 137 en 140. Ook in het geval van voorbeeld 4 is de nummering niet identiek. De betreffende paragraaf draagt in Historien het nummer 169 en in Geschiedenissen het nummer 161. De uiteenlopende nummering heeft twee oorzaken. Ten eerste. Kenmerkend voor zowel Historien als Geschiedenissen is dat de tekst steeds als uitgangspunt een prent heeft. Historien is gebaseerd op in totaal 267 gravures (OT: 183; NT: 84). Voor Geschiedenissen waren 270 houtsneden beschikbaar (OT: 186; NT: 84). Daar de houtsneden van Papillon tot achtergrond hebben de gravures van Merian en Schut kon de bewerker doorgaans moeiteloos de stof uit Historien een plaats geven onder de ‘parallelle’ prent bestemd voor Geschiedenissen. In het geval van drie prenten stond hij evenwel voor de taak die zelf van een passende tekst te voorzien. Wat in Genesis 25 verhaald wordt, Abrahams dood en begrafenis en het eerste verhaal over Jakob en Esau, is in Historien in één paragraaf (XXIII; pagina's 61-64) beschreven. In Geschiedenissen is de verhaalstof in twee paragrafen, elk met een eigen houtsnede, ondergebracht (XXIII en XXIV; pagina's 45-48), terwijl de tekst bovendien is uitgebreid: paragraaf XXIII bevat een overzicht van Abrahams leven dat in Historien ontbreekt. Wat in Genesis 49-50 verhaald wordt: aartsvader Jakob zegent zijn zonen, sterft en wordt in het land Kanaän begraven, wordt in Historien beknopt gememoreerd in paragraaf XXXVI (100-102). De paragraaf is gewijd aan het eerste hoofdstuk van het boek Exodus en biedt na een korte terugblik op de laatste hoofdstukken van Genesis een beschrijving van de onderdrukking van het volk Israël in Egypte. In Geschiedenissen zijn de thema's van Genesis 49 en 50 gemaakt tot onderwerp van twee nieuwe paragrafen (XXXVII en XXXVIII; pagina's 73-76) met elk een prent zonder equivalent in Historien. Het relaas over de slavernij van Israël in Egypte heeft, zonder terugblik, een plaats gekregen in paragraaf XXXIX (77-78). Ten tweede. De afwijkende nummering in het geval van voorbeeld 4, het verhaal over de lotgevallen van de profeet Jona, komt voort uit de verschillende waardering van het gezag van een aantal boeken van het OT in enerzijds het rooms-katholicisme en anderzijds het protestantisme. In rooms-katholie- | ||||||||||||||||||
[pagina 165]
| ||||||||||||||||||
ke Bijbels bevinden zich te midden van de boeken van het OT geschriften, zoals Tobit en Judit, die door de Rooms-Katholieke Kerk als ‘deuterocanoniek’ en als evenzeer gezaghebbend als de andere bijbelboeken worden beschouwd, maar die door het protestantisme als ‘apocrief’ en als minder belangrijk zijn gekwalificeerd.Ga naar voetnoot21 Protestanten hebben de betreffende boeken als een apart corpus een plaats gegeven in hun Bijbels, tussen het OT en het NT of na het NT. Als goed protestant heeft de auteur van Geschiedenissen de hervertelling van de apocriefen een plaats gegeven tussen het OT en het NT met als gevolg de verschuiving in de paragraafnummering. Overigens, ook in het geval van de nieuwtestamentische delen van Historien en Geschiedenissen die gewijd zijn aan de hervertelling van de evangeliën, de Handelingen der Apostelen én de Openbaring van Johannes, is de nummering en de ordening van de paragrafen niet gelijk. Geschiedenissen heeft van het begin tot het einde een doorlopende nummering. In Historien hebben het OT en het NT elk een eigen paragraafnummering. De ordening van de nieuwtestamentische paragrafen in beide werken is echter niet steeds dezelfde. De auteur van Geschiedenissen heeft, klaarblijkelijk omdat hij een ander oordeel had over de chronologie van de gebeurtenissen dan de auteurs van Historien, op enkele punten een wijziging in de volgorde van de paragrafen aangebracht. Zo wordt bijvoorbeeld de Bergrede (Matteüs 5-7) in Geschiedenissen (CCV; pagina's 409-410) in het dertigste jaar van de christelijke jaartelling gedateerd, maar in Historien (XXII; pagina's 570-572) in het eenendertigste jaar met als gevolg dat de paragraaf in Geschiedenissen naar voren is verplaatst. Ofschoon in de opschriften boven de onderhavige paragraaf in Historien en Geschiedenissen verwezen wordt naar de boeken Koningen,Ga naar voetnoot22 is het beeld van het verloop van de gebeurtenissen feitelijk ontleend aan de boeken Kronieken.Ga naar voetnoot23 Daarin wordt verhaald dat het herstel van de tempel te Jeruzalem geschiedde na een grootscheepse zuivering van de godsdienst her en der in het land (2 Kronieken 34). In 2 Koningen is Josia's eerste daad de restauratie van de tempel. Pas daarna krijgt de landelijke Reformatie haar beslag (2 Koningen 23). In 2 Koningen 22 wordt verhaald dat tijdens de werkzaamheden aan het heiligdom ‘het wetboek’ wordt gevonden en aan de koning wordt | ||||||||||||||||||
[pagina 166]
| ||||||||||||||||||
voorgelezen (2 Kon. 22:8-9). In de bijbelse versie van 2 Koningen 22-23 wordt het boek nader aangeduid als ‘het boek des verbonds’ (2 Kon. 23:2-3). In de bijbelse versie van 2 Kronieken 34 wordt het omschreven als ‘het boek des verbonds’ (2 Kron. 34:30-31), maar ook als ‘het boek van de wet van de Heer, gegeven door Mozes’ (2 Kron. 34:14). De identiteit van het gevonden boek is sinds oude tijd omstreden.Ga naar voetnoot24 Het is geïdentificeerd als de Pentateuch, de eerste vijf boeken van het OT (Genesis-Deuteronomium), traditioneel op naam van Mozes gezet, maar ook met het boek Deuteronomium (= herhaling van de wet), het vijfde boek van het OT, dat zich aandient als de afscheidsrede, het testament van Mozes, de grondlegger van Israëls godsdienst. In Geschiedenissen heeft de bewerker ervoor gekozen de woorden van de profetes Chulda ten dele (2 Kon. 22:19-20) weer te geven in de versie van de Statenvertaling, de ‘nationale’ Nederlandse protestantse Bijbel van 1637. Hij heeft evenwel de vertaling enigszins gewijzigd. In de bijbeltekst wordt de Heer sprekend in de eerste persoon ingevoerd. De bewerker heeft de tekst ‘getransponeerd’ naar de derde persoon. Waar in de vertaling sprake is van ‘Ik’ als subject, gebruikt hij ‘de Heere’ (1x) of ‘hy’ (2x). In overeenstemming daarmee ontbreekt het ‘spreekt de Heere’ aan het slot van vers 19. Ook heeft hij de tekst van vers 19 in de Statenvertaling enigszins verkort. Na ‘in wonderen’ is ‘dat zy tot eene verwoesting en vloek zullen worden’ weggelaten. | ||||||||||||||||||
Voorbeeld 4: De profeet Jona en de vis (Jona 1-2)InleidingVerhaald wordt hoe de profeet Jona aan de opdracht van de Heer om het oordeel over de stad Ninevé aan te kondigen, tracht te ontkomen door scheep te gaan naar Tarsis, hoe hij door zijn vlucht het leven van de bemanning van het schip in groot gevaar brengt, daar hij er de oorzaak van is dat er noodweer uitbreekt dat pas wegtrekt, nadat hij overboord is gezet. Het gekozen fragment beschrijft het lot van Jona vanaf het ogenblik dat hij aan de zee is toevertrouwd. | ||||||||||||||||||
[pagina 167]
| ||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||
[pagina 168]
| ||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||
CommentaarDe in het boek Jona beschreven geschiedenis wordt in Historien en Geschiedenissen op de gebruikelijke wijze (zie voorbeeld 1) gedateerd in 3197 = 807 v. Chr. In Historien is de vis die Jona opslokte, geïdentificeerd als een ‘walvis’; in Geschiedenissen als ‘een grote vis’. De bewerker vermijdt het gebruik van het adjectivum ‘heilig’ in verband met Jona en geeft een ‘verantwoording’ voor zijn afwijking van de ‘Vorlage’ onder verwijzing naar de discussie die onder de uitleggers gevoerd werd over het soort vis dat Jona heeft opgeslokt,Ga naar voetnoot25 waarbij hij en passant ook wijst op een inconsequentie in de Statenvertaling (Jona 1:17: grote vis; Mat. 12:40: walvis). Ook biedt hij in onderscheid van de schrijver van Historien een weergave van de inhoud van het lied dat Jona in het binnenste van de vis op de lippen nam. De tekst is ontleend aan Jona 2:2-9 in de Statenvertaling.Ga naar voetnoot26 Niet de volledige tekst is opgenomen. Jona 2:3, 5b, 8 ontbreken. Bovendien is de vertaling bewerkt en tot een echt gebed gemaakt doordat de derde persoon is vervangen door de tweede: ‘tot de Heere’ in vers 2 in de Statenvertaling is geworden tot ‘tot uw ô Heeren’; ‘hy’ is geworden tot ‘gy’; in vers 6 is de aanspraak ‘ô Heere God’ aan | ||||||||||||||||||
[pagina 169]
| ||||||||||||||||||
het slot van het vers naar voren gehaald; in vers 7 is ‘myn God’ toegevoegd. In de hervertelling wordt de diepere betekenis van het verblijf van Jona in de vis (Jona 1:17) in het licht gesteld: het is een voorafbeelding van de overwinning van Jezus Christus op de dood en het dodenrijk (Mat. 12:40; Luc. 11:30).Ga naar voetnoot27 Kleine verschillen zijn aanwijsbaar tussen de twee versies. Historien heeft ‘Duivel’ in het enkelvoud; Geschiedenissen heeft het meervoud. Het beroep op ‘de heilige vaderen’ ter adstructie van de typologie ontbreekt in Geschiedenissen. Opmerkenswaardig is dat de bewerker eenmaal (vlak na het gebed) vergeten is het rooms-katholieke ‘Jonas’ te wijzigen in het protestantse ‘Jona’. Buiten het aangehaalde fragment heeft hij zelfs een keer het woord ‘walvisch’ uit zijn ‘Vorlage’ laten staan. De versie van Historien is tamelijk beknopt. Gebonden aan de verplichting twee pagina's in druk van tekst te voorzien, heeft de auteur van Geschiedenissen de tekst van de ‘Vorlage’ uitgebreid, enerzijds door de inhoud van het gebed van Jona weer te geven, anderzijds door de kwestie van de identiteit van de vis aan de orde te stellen. | ||||||||||||||||||
Conclusie en evaluatieKennisname van de voorbeelden laat slechts één conclusie toe: Geschiedenissen is een protestantse hertaling en bewerking van het rooms-katholieke Historien. De bewerker die tot taak had de prenten van Papillon van een passende tekst te voorzien en daarvoor twee pagina's inclusief de prent ter beschikking had, heeft de tekst van Historien voor ‘zijn’ boek gebruikt. De verzen van Van Hoogstraeten heeft hij weggelaten. Met het oog op de beschikbare ruimte heeft hij de tekst van Historien nu eens integraal weergegeven, dan weer (enigszins) verkort of uitgebreid. Historien heeft hij ‘geprotestantiseerd’ door de daarin gebruikte plaats- en eigennamen (Sodoma, Segor, Isaac, Rebecca, Olda enz.), waarvan de schrijfwijze aan de Vulgata, de officiële Bijbel van de Rooms-Katholieke Kerk, ontleend was, te vervangen door namen in de ‘spelling’ van de Statenvertaling (Sodom, Zoar, Isaak, Rebekka, Hulda enz.), door de apocriefe boeken in een afzonderlijk deel onder te brengen en door ‘de heilige vaderen’, de auteurs van de ‘stichtelijke toepassingen’ te ‘seculariseren’ door hun het predikaat ‘heilig’ te ontnemen. Een protestants ‘aroma’ gaf hij verder aan zijn bewerking door, zij het op vrije wijze - ter vergroting van de leesbaarheid -, de Statenvertaling te citeren Wie met een eenentwintigste-eeuwse blik zijn ogen laat gaan over Histo- | ||||||||||||||||||
[pagina 170]
| ||||||||||||||||||
rien en Geschiedenissen kan geneigd zijn Geschiedenissen te beschouwen als het resultaat van gewiekst plagiaat. Bezien vanuit het perspectief van de tijd van ontstaan moet de genoemde kwalificatie als een anachronisme beschouwd worden. Sinds de opkomst van de boekdrukkunst tot het einde van de achttiende eeuw was niet de bescherming van het geestelijk eigendom van de auteur, maar de protectie van de drukkers-boekverkopers tegen het nadrukken door anderen van de door hen uitgegeven werken het aangelegen punt. Slechts langzaam won de mening veld dat in de eerste plaats de intellectuele arbeid, het geestelijk eigendom van de auteurs bescherming verdiende. Het kopijrecht, het exclusieve recht om een werk door de druk openbaar te maken en te vermenigvuldigen, kon een drukker-boekverkoper verkrijgen door een privilege of octrooi, een door de landelijke, gewestelijke of stedelijke overheid voor een bepaalde tijd verleend monopolie op de uitgave van een boek. Gezien de kosten verbonden aan het privilege werd slechts voor bijzondere en kostbare uitgaven gebruik gemaakt van deze getermineerde en geografisch beperkte juridische bescherming.Ga naar voetnoot28 Op Historien rustte geen kopijrecht. Het was een zonder approbatie uitgegeven, niet-geprivilegieerd boek. Verplichtingen ten aanzien van de Franse auteur en de Nederlandse vertaler bestonden niet. De nadruk ervan was derhalve naar achttiende-eeuwse maatstaven niet onrechtmatig. Ook zal de uitgave van Geschiedenissen door collega-boekdrukkers van Loveringh niet als ‘onbehoorlijk’ zijn beschouwd. Geschiedenissen was geen ordinaire nadruk waarmee collega's concurrentie werd aangedaan. Als bewerking was Geschiedenissen een bijzondere nadruk, door Loveringh geproduceerd ten behoeve van zijn protestantse clientèle. Met zijn uitgave schaadde hij de markt voor Historien onder het rooms-katholieke volksdeel niet Loveringh zwijgt, zoals eerder opgemerkt, in alle talen over de herkomst van de tekst van Geschiedenissen. Dat bevreemdt niet gezien de maatschappelijke constellatie waarmee hij als uitgever te maken had, de door pluriformiteit van geloofsrichtingen én ‘confessionalisering’ gekenmerkte maatschappij van de Republiek, waarin de eigen christelijke identiteit verbonden was aan het lidmaatschap van een bepaalde kerk als een leerstellige en organisatorische eenheid en aan specifieke, herkenbare belevings- en uitingsvormen van het geloof die hun weerslag ook hadden op het maatschappelijke leven en zich o.a. | ||||||||||||||||||
[pagina 171]
| ||||||||||||||||||
manifesteerden in een denominatiegebonden levensstijl en eigen sociale voorzieningen.Ga naar voetnoot29 Als protestants boekverkoper bediende Loveringh de leden van de publieke, de gereformeerde kerk en van andere protestantse geloofsgemeenschappen. Gezien de anti-roomse gevoelens onder protestanten zou het van weinig wijsheid bij hem getuigd hebben openlijk de uitgave van een werk van roomskatholieke signatuur te verzorgen. Het heeft evenwel geen pas Loveringh af te schilderen als een louter commercieel en weinig principieel ondernemer, als iemand zonder inzicht in de geestelijke achtergrond van het werk dat hij nadrukte. Reeds vastgesteld werd dat Historien ontstaan is in Frans-jansenistische kring. Het werk was een vrucht van de daar levende bijzondere interesse voor de vertaling en de uitleg van de Bijbel en van de daar beoefende studie van de kerkvaders. Hun aandacht voor de Bijbel en hun respect voor de uitleg van de kerkvaders deelden de jansenisten met de protestanten en leverde hen onder hun tegenstanders de verdachtmaking op ‘cryptoprotestanten’ te zijn.Ga naar voetnoot30 Kortom, hoewel van rooms-katholieke origine, ademde Historien een voor protestanten herkenbare geest.Ga naar voetnoot31 ‘Gekuist’ en aangepastGa naar voetnoot32 misstond het niet in het fonds van een protestants uitgever.Ga naar voetnoot33 Wie verantwoordelijk is geweest voor de ‘protestantisering’ van Historien, heb ik niet kunnen achterhalen. De bewerker moet een in de bijbelwetenschap van zijn tijd onderlegd mens zijn geweest. Het enige argument haar op conto van Gerardus Kulenkamp te schrijven is dat Kulenkamp in ander werk van Loveringh ‘figureert’. Zo was hij de auteur van de uitvoerige ‘Voorrede’ (i-xlii) in de door Loveringh eveneens in 1743 met approbatie uitgegeven Historische School- en Huis-Bybel of de Geschiedenissen van het Oude en Nieuwe Testament (...), een omvangrijk leerboek in octavo (567 pagina's) voor de jeugd in vraag- en antwoordvorm, dat evenals Geschiedenissen verlucht is met hout- | ||||||||||||||||||
[pagina 172]
| ||||||||||||||||||
sneden van Papillon. Ook in de School- en Huis-Bybel dient Loveringh zichzelf aan als een boekverkoper die zich inspant voor de publicatie van billijk geprijsde boeken ter vermeerdering van de kennis van de Bijbel. In dat verband verwijst hij naar het reeds verschenen Geschiedenissen. De School- en Huis-Bybel genoot kerkelijke goedkeuring. Het boek was ‘Uitgegeven volgens Kerken Ordeninge naa voorgaande Visitatie en Approbatie van het Eerwaarde Classis Amsterdam [van de publieke kerk]’. Uit het feit dat Geschiedenissen het licht zag met uitsluitend een Woord vooraf van Loveringh zelf en het boek het in tegenstelling tot de School- en Huis-Bybel moest stellen zonder approbatie en zonder inleiding van een gerenommeerd predikant, mag men wellicht concluderen dat Loveringh zich enigszins verkeken heeft op de aanvaardbaarheid van Geschiedenissen voor protestantse toonaangevende theologen. Het boek mocht dan wel protestants gestempeld zijn, de oordeelkundige censores van de publieke kerk hebben hun vingers er klaarblijkelijk niet aan willen branden. En wat Kulenkamp betreft, zijn naam komt, zoals eerder opgemerkt, in Geschiedenissen niet voor. Zou hij betrokken zijn geweest bij het ontstaan ervan, dan moet men aannemen dat hij uiteindelijk ervoor moet teruggeschrokken zijn Loveringh van dienst te zijn met een passend Woord vooraf. Waarschijnlijker is het dat de rechtzinnige predikant niets van doen heeft met Geschiedenissen en zijn naam eraan verbonden is geraakt doordat Geschiedenissen verward is met het andere, eveneens in 1743 bij Loveringh verschenen Geschiedenissen, de Historische School- en Huis-Bybel met de ‘Voorrede’ van de hand van Kulenkamp. Als protestants boek heeft Historien in de gestalte van Geschiedenissen geen opgang gemaakt. Het boek heeft slechts één uitgave beleefd. Historien daarentegen heeft niettegenstaande zijn oorsprong in een kerkelijk veroordeeld en bestreden milieu, een bepaald ‘rijke’ geschiedenis gehad in de Nederlanden en elders.Ga naar voetnoot34 In 1743, het jaar waarin Loveringh Geschiedenissen op de markt bracht, werd het te Amsterdam opnieuw aangeboden, ‘met approbatie’ en geafficheerd als ‘twede druk’, door Hendrik Willem van Welbergen.Ga naar voetnoot35 Tot ver in de negentiende eeuw is Historien door diverse uitgevers op de markt gebracht. Al in de tweede helft van de achttiende eeuw verdween elke indicatie van de | ||||||||||||||||||
[pagina 173]
| ||||||||||||||||||
herkomst van het boek van de titelpaginaGa naar voetnoot36 en weer werd Historien het ‘slachtoffer’ van hertaling en bewerking (o.a. van ‘ontseksualisering’), nu door rooms-katholieke handen.Ga naar voetnoot37 | ||||||||||||||||||
Over de auteur:Dr. C. Houtman is emeritus hoogleraar voor het Oude Testament aan de Protestantse Theologische Universiteit. De receptiegeschiedenis van de Bijbel geniet zijn bijzondere aandacht. E-mail: HoutmanterHoeve@gmail.com. | ||||||||||||||||||
Geraadpleegde literatuur
| ||||||||||||||||||
[pagina 174]
| ||||||||||||||||||
|
|