De Achttiende Eeuw. Jaargang 1999
(1999)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Thomas H. von der Dunk
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Amsterdamse burgemeester Pieter Rendorp (1703-1760) had daarvoor met zijn kritiek op de vigerende abominabele bouwpraktijk mede de grondslag geleverd,Ga naar voetnoot3. en om die reden de stadsfabriek grondig gereorganiseerd - en op termijn met het gewenste artistieke resultaat. Weelderige balustrades met beelden, cartouche en kuif maakten nu als gevelafsluiting plaats voor scherpgesneden schilddaken en hoekige frontons, geblokte lisenen voor authentieker klassieke pilasters, de zogeheten Nieuwe Zwier week voor de Edele Eenvoud. In een radicalere tweede, mede door de internationale Greek Revival van die dagen geïnspireerde fase van dit nieuwe neoclassicisme zouden die pilasters zelfs een enkele maal voor echte zuilen plaats maken. Juist in en om Amsterdam vond deze nieuwe vaderlandslievende trend in het Nederlandse bouwen zijn oorsprong en veelvuldige navolging,Ga naar voetnoot4. van waaruit hij zich langzaamaan over de rest van het land heeft breed gemaakt. Ofschoon over oplage en verspreiding van de zoëven gememoreerde gravurereeksen nog niets bekend is, mag men aannemen, dat vooraanstaande vakgenoten uit alle Zeven Provinciën ermee vertrouwd waren. Amsterdam was in die jaren overigens in dat opzicht toch al relatief goed bedeeld, dankzij het vanaf 1768 in meerdere afleveringen verschenen Grachtenboek van Caspar David Philips (1732-1789) en de in 1783 voor het eerst in gebundelde vorm uitgegeven atlas met stadsgezichten van Pierre Fouquet (1729-1800), waarin temidden van de middeleeuwse kerken en de grote bouwwerken, poorten en torens uit de Gouden Eeuw tevens een plaats was ingeruimd voor de stedelijke gestichten en gebouwen die juist in deze decennia nieuw opgetrokken werden en die vanzelfsprekend merendeels eveneens door de stadsfabriek waren gerealiseerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De algemene opzet van de MercuriusDe beide zojuist genoemde folianten zijn genoegzaam in architectuurhistorische kring bekend, maar een derde belangrijke bron voor de architectuur van Amsterdam en omstreken uit die jaren is tot dusverre nog geheel aan de aandacht ontsnapt: de Maandelykse Nederlandsche Mercurius. Dit was een tijdschrift dat van augustus 1756 tot juni 1807 in zestien afleveringen per jaar - op zich maandelijks, maar met in maart, mei, augustus en oktober twee nummers - verscheen. Het werd opgericht en tot zijn overlijden uitgegeven door de man die ook Philips' Grachtenboek het licht had doen zien, Bernardus | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mourik (1709-1791), vijfenvijftig jaar lang een bekende boekverkoper in de Amsterdamse Nes bij de Vleeshal. Na zijn dood op 26 september 1791 kocht Jan Augustijn Swalm (1762-1807), boekhandelaar op de Leliegracht tussen Herengracht en Keizersgracht, de uitgeefrechten op.Ga naar voetnoot5. Toen Swalm op zijn beurt eind februari 1807 overleed, meldde zich geen gegadigde voor overname, en zodoende werd de uitgave in de bestaande vorm gestaakt.Ga naar voetnoot6. Zowel in de tijd van Mourik als van Swalm leverde het blad een wezenlijke bijdrage aan de verspreiding van de kennis van de nationale bouwkunst van de late(re) achttiende eeuw, door de publicatie van soms vrij uitvoerige beschrijvingen, en vooral de illustratie daarvan op gezette tijden met een in koper gegraveerde ‘Kunstplaat’. Een groter publiek raakte zo met een hele reeks van voorname Nederlandse gebouwen uit die dagen vertrouwd. Maar ook minder voorname, relatief onbekende of sindsdien zelfs volstrekt vergeten bouwsels vonden soms eenplaatsje, als daar een artistieke of actuele aanleiding voor was. De prenten uit de Mercurius treft men vandaag de dag dan ook in de topografische atlassen van vele archiefinstellingen aan, ook al is ter plekke de herkomst van de bewuste afbeelding niet altijd bekend. De Maandelykse Nederlandsche Mercurius was overigens zeker geen gespecialiseerd kunsttijdschrift, maar een algemeen nieuwsblad, gevende een volledig bericht van alles, wat 'er aanmerkenswaardig, ieder Maand, in Europa is voorgevallen, nevens de Origineele Stukken en Bewyzen daar toe dienende, als Placaten, Memorien, Besluiten, Verweerschriften, Declaratien, Tractaten, Capitulatien, Ontwerpen, Beschryvingen en accuraate Lysten van veele nuttige Zaaken, met de noodige Aanmerkingen, &c., zoals de ondertitel bij de start in 1756 luidde. De Mercurius combineerde, m.a.w., de functie van periodiek vol politieke binnenlandse en buitenlandse berichten met die van officieus publicatieorgaan voor al dan niet ambtelijke - Amsterdamse - mededelingen. De Mercurius hield de lezer zo, zoals een alzijdig nieuwsbulletin betaamde, zowel op de hoogte van de Amerikaanse en Franse Revoluties als van de handel en wandel van Willem V en zijn gezin. Het blad viel wat dat betreft met de neus in de boter, want juist in het jaar dat het van start ging, brak de Zevenjarige Oorlog uit. Men vond er verslagen van belangrijke staatkundige gebeurtenissen naast beurs- en overlijdensberichten, waarbij de redacteur - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoogstwaarschijnlijk Mourik zelf - de grootst mogelijke objectiviteit en zakelijkheid beloofde na te streven, juist door die in het vooruitzicht gestelde publicatie van ‘Origineele Stukken en Bewyzen’, en door bij voorkomende politieke conflicten te trachten te vermijden om partij te hoeven kiezen. Toen dit in de Nederlandse context na 1780 met de opkomst van de Patriottenbeweging, die in 1787 immers - tot de oude ‘orde’ door de Pruisen werd hersteld - in een halve burgeroorlog zou resulteren, steeds moeilijker vol te houden viel, had Mourik het zichtbaar zwaar.Ga naar voetnoot7. Angstvallig poogde hij zijn neutraliteit te bewaren, zoals uit de voorberichten bij de jaargangen van 1784, 1785, 1786 en 1787 blijkt. Zijn sympathie voor de Oranjes - die Mourik ongetwijfeld in Amsterdam beter maar niet al te luidruchtig kon uitdragen - schemerde desondanks door. ‘God geeve ons land’, zo schreef hij in 1785, nadat hij ‘de ongelukkige gesteltenis’ ervan had beklaagd, ‘met het Nieuwe Jaar, Vrede van buiten en Rust van binnen, hy sterke onze Vaderen met zyne kracht, en bevredigen het Doorluchtige Huis van Oranje, met dat gedeelte der Natie, waardoor hetzelve aangevallen wordt’.Ga naar voetnoot8. Al eerder had hij afstand genomen van de onheuse bejegening die zich zijns inziens menig vorst in binnen- en buitenland moest laten welgevallen; ‘gekroonde Hoofden verdienen meerder eerbieds, hoe schadelyk en nadeelig derzelver handelwyzen anders ook mogen zyn voor ons Gemeenebest’.Ga naar voetnoot9. Dat het nu juist dat laatste was, dat er zo toe bijdroeg dat het eerste van de meeste Verlichte geesten op het eind van de achttiende eeuw eindelijk teveel gevraagd was, is Mourik kennelijk ontgaan. Het mocht dan ook niet zo zijn. Het werd alleen maar erger, en het volgende jaar jammerde Mourik: ‘de Regenten zijn niet alleen onder elkander onëens, maar ook blijven de ingezetenen nog op veele plaatsen tegen hunne Overheid opstaan; telkens bersten er vonkjes van het smeulende oproer-vuur uit’.Ga naar voetnoot10. Waarna de uitgever nogmaals beklemtoont, dat hij zich tot het onpartijdig en onverminkt weergeven van authentieke stukken beperken zal. De selectie van die stukken impliceert echter ook reeds een partijkeuze, en die keuze blijft niet verborgen, waar Mourik in dit verband verkondigt: ‘Wat betreft de algemeene zucht voor den wapenhandel, welke in onze dagen zo ieders hart heeft ingenomen, daarvan zullen wy mede, gelyk wy ook tot nog toe gedaan hebben, niets anders boeken dan het geen betrekking heeft tot de wettige en geregelde schutteryen, zonder te gewaagen van de veelvuldige Exercitiegenootschappen, welken thans in onze Republiek gevonden worden’.Ga naar voetnoot11. En daarmee, door de patriotse vrijcorpsen openlijk te negeren, onthield de uitgever zijn lezers nu juist het meer pikante politieke nieuws. Mourik mocht dan qua woordkeuze een neutrale berichtgeving beloven, door zijn selectie was deze dat niet. Hij koos | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
partij voor de Prinsgezinden niet door de Patriotten te beschimpen - hij zweeg hun activiteiten eenvoudig dood. Erg geholpen heeft dit niet. De Patriotten wonnen in de loop van 1786 alleen maar terrein, en bij de aanvang van de volgende jaargang had Mourik dan ook nóg meer te steunen en te zuchten. Overal heerst de verdeeldheid, tussen de Staten en binnen de Staten, tussen de steden en binnen de steden, en ook nog eens tussen de Staten en steden onderling. Er is echter, zo schrijft hij, één lichtpuntje: zijn neutraliteit heeft de Mercurius temidden van de vele partijdige bladen steeds meer achting en aanzien verschaft.Ga naar voetnoot12. Tegelijk zijn echter juist de patriotse successen voor de uitgever een reden, om ook de deur naar de veroorzakers van het ‘smeulende oproer-vuur’ enigszins open te laten, en daarom verklaart hij, dat hij ‘ook somtyds den burger vergezellen [zal] in zyn loflyk yveren tot herstel van vryheid en rechten’.Ga naar voetnoot13. Zodoende was er temidden van de verslagen over stadhouderlijke intochten en verplaatsingen in april 1785 ook ruimte voor een lang bericht over een initiatief van ‘het aanzienlykst gedeelte des Nederlandschen Volks’ om voor de zojuist overleden patriotse schutspatroon Johan Derk van der Capellen tot den Pol (1741-1784) ‘ten blyke van deszelfs erkentenis en ongeveinsde dankbaarheid, voor de uitmuntende diensten van dien grooten en belangloozen voorstander van 's Volks rechten en vryheid, een Gedenkteken ter zyner eere op te richten’, en wel in de vorm van een ‘Nationaal Monument’, gevolgd door de informatie, waar men als Amsterdammer met zijn vrijwillige bijdrage daartoe terecht kontweemaal in de week hielden enige enthousiastelingen daartoe in de namiddag tussen vijf en zeven in de Doelen op de Garnalenmarkt zitting.Ga naar voetnoot14. In deze geest werd in 1787 de lezer eveneens de beschrijving van de ephemere Feesttempel die de plaatselijke Patriotten in september ter beëdiging van de nieuwe meer democratische stadsregering op de Grote Markt te Haarlem hadden opgericht niet onthouden.Ga naar voetnoot15. Na de Restauratie werd dit alles weer snel vergeten, en deed Mourik openlijk zijn instemming met het herstel van de oude orde blijken. De eerste gebouwen die het volgend jaar in beeld werden gebracht, waren niet geheel toevallig twee wachtgebouwen (afb. 17) waarin de Pruisische bezetter en bewaker in Amsterdam was ondergebracht.Ga naar voetnoot16. In de begeleidende tekst werd in het ene geval in mei 1788 gesproken van een ‘heuchelyke ommekeer van zaaken’, in die zin dat het ‘eene onvermydelyke noodzakelykheid was gewor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den, dat er Staats militie in de Steden inrukte, wilde men anders het lang verhoopt, en eindelyk gebeurde herstel van zaaken niet wel rasch weder onder den voet gesmeeten zien’. Het verbaast dan ook niet dat de auteur zich gecharmeerd toont van de beide ervoor geplaatste schildwachten: ‘dat alles geeft eene allerbehaagelykste vertooning; die te aangenaamer wordt, wanneer men in gedachte houdt, hoeveel de weldenkende Ingezetenen aan de ingebragte Staats militie te danken heeft’.Ga naar voetnoot17. Dat vervolgens in augustus 1788 juist de feestverlichting van het Stadhuis van Amsterdam ter gelegenheid van de verjaardag van prinses Wilhelmina in beeld werd gebracht, was zodoende vermoedelijk evenmin toeval.Ga naar voetnoot18. In oktober dat jaar volgde namelijk het tweede wachtgebouwtje, waarvan eveneens een constructievere bijdrage aan ‘de wenschelyke rust voor het Vaderland’ werd verwacht, dan van ‘de geëigende woelingen van eenige nieuwigheid zoekers’, omdat ‘wy het der ingebragte Militie voornaamlyk te danken hebben, dat een geducht vuur, op ééns gedempt, niet weder ontbrand, en heviger dan te vooren uitbarst, het welk zekerlyk de volkomen ondergang van Stad en Land, ten gevolge zou hebben’.Ga naar voetnoot19. Daarna was de voorraad hoofdwachten op en vond de redactie het kennelijk welletjes. De eerstvolgende architectonische prent toonde een vredig buitenverblijf (afb. 13). Swalm zou zich vanaf 1792 aanvankelijk ook niet in het politieke midden ophouden; zijn berichtgeving inzake de voortgang van de Franse Revolutie was sterker door een felle antirevolutionaire toon gekleurd. Toen echter in de winter van 1794 op 1795 de oude Nederlandse Republiek bezweek, berichtte hij al snel vrij afstandelijk over de Bataafse Omwenteling. Daarbij was het opmerkelijk, dat in het zeer uitgebreide verslag van de gebeurtenissen (het blad verscheen in januari zelfs bij wijze van uitzondering twee maal!) met geen woord over de vlucht van Willem V gerept werd, zelfs niet in de fait divers-rubriek ‘Aanmerkelyke Zaken’, waarin naast mededelingen van het kaliber wonderbaarlijke genezingen en pasgeboren drielingen ook een plaatsje voor personele ambtswisselingen was ingeruimd. Zijn leven lang was de prins van verjaarspartij tot werkbezoek in tekst en prent door de Mercurius achtervolgd, maar zijn overtocht naar Engeland had hem kennelijk van semi-staatshoofd tot willekeurige particulier gemaakt, wiens even particuliere lotgevallen in de nieuwe Bataafse Republiek niemand meer interesseerden, dan wel niemand meer interesseren mochten. De tot dusverre zo voortdurend nadrukkelijk aanwezige stadhouder leek medio januari 1795 plotseling in het niets te zijn opgelost.
De Mercurius was vooral een praktisch blad, zoals uit de zojuist geciteerde ondertitel moge blijken. Die ondertitel veranderde overigens regelmatig, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afhankelijk van wat er in de loop der jaren aan mededelingenrubrieken werd afgehaald of toegevoegd.Ga naar voetnoot20. In 1758 was dat de afdeling ‘Luthersch Kerknieuws’, die werd opgenomen, omdat het, aldus de uitgever, nergens anders werd gedrukt.Ga naar voetnoot21. Het was in feite een soort informatiebode voor de Lutherse Kerk in Nederland, waaraan in de Mercurius dientengevolge veel meer aandacht werd besteed dan aan de min of meer officiële hervormde kerk, of aan gebeurtenissen in katholieke kring. Mourik zelf was overigens gewoon hervormd, en dat maakt de speciale status die de Lutheranen aldus in zijn blad verwierven des te opmerkelijker. Men vond er vermeldingen inzake nieuwe orgels of nieuwe dominees, maar ook berichten over de bouw van Lutherse kerken in de hele Republiek. De Mercurius was ook vooral een Amsterdams blad. De lijsten met overledenen en verkochte huizen, die vanaf 1760 werden opgenomen, alsmede de overzichten van obligaties en schepen die daaraan in 1766 werden toegevoegd en de lijst met aanstaande bruidsparen die vanaf 1781 de overledenen vergezelden, hadden allen alleen betrekking op Amsterdam. De nieuwe ondertitel, die het tot het einde volhield - ‘Staatkundige Historie van Holland, Behelzende eene Staatkundige Bespiegeling van de voornaamste Gevallen der Nederlandsche Geschiedenissen’ - lijkt zelfs op een zekere nationale inperking van het blikveld te wijzen: niet langer werd informatie aangaande ‘alles, wat 'er Aanmerkenswaardig ieder Maand, in Europa is voorgevallen’ aan de abonnees in het vooruitzicht gesteld. Ook de bevoorrechte positie van de Lutheranen in de redactionele kolommen verminderde; Swalm, net als Mourik zelf van hervormde huize, liet expliciet weten, voortaan het nieuws van alle kerkelijke gezindten op te zullen nemen.Ga naar voetnoot22. Deze van een oecumenische geest dan wel commercieel inzicht getuigende belofte had overigens vooreerst niet veel concrete gevolgen; de Lutheranen hielden hun eigen rubriek, en informatie over de andere kerkgenootschappen werd bij het gewone nieuws ondergebracht, waar belangrijke berichten inzake de hervormde Heerschende Kerk al voordien te vinden waren geweest. Daarmee kreeg de Mercurius natuurlijk wel - in godsdienstig en geografisch opzicht - een wat nationaler karakter dan voorheen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De illustraties van de MercuriusEen voor die dagen niet onaanzienlijke ruimte werd al weldra ingeruimd voor de Nederlandse bouwkunst. De berichtgeving kon geschieden in de vorm van korte mededelingen over aanbestedingen, eerstgelegde stenen en inwijdingsrituelen, maar ook enkele malen per jaar in de vorm van een uitvoeriger beschrijving van een interessant gebouw die vergezeld ging van een prent. Waar het aantal losse bouwberichten zonder illustratie vanaf de jaren tachtig | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
duidelijk verminderde, nam de omvang van deze beschrijvingen wanneer een bouwwerk eenmaal een afbeelding waardig was bevonden juist geleidelijk toe. Reeds kort na de start van de Mercurius in de zomer van 1756 werd het blad met een eerste gravure geïllustreerd, van de zwierige nieuwe marmeren preekstoel van de Grote Kerk in Dordrecht (afb. 1), voorafgegaan door een lange verhandeling over de totstandkoming ervan.Ga naar voetnoot23. Vanaf dat moment werd het gewoonte om op gezette tijden een ‘kunstprent’ aan te bieden, en wel in de regel in die maanden, waarin het blad tweemaal verscheen, en daarmee dus vier maal per jaar. Slechts een enkele maal werd daarvan afgeweken, soms met als gevolg, dat er liefst vijf of zes prenten in een jaargang werden bijgebonden, maar in later jaren ook wel eens drie. Niet altijd toonden deze gravures bouwwerken of zelfs maar kunstwerken in algemenere zin. Het eerste decennium bleef de architectuur zelfs geheel van de prentpagina's geweerd. En de prent van maart was elk jaar, tot het einde van het Ancien Régime, bijna steevast voor de meidecoraties van de Haagse schutterij gereserveerd. Na de Bataafse Omwenteling beschikte men aanvankelijk over voldoende alternatieve feestdecoraties om deze leemte te vullen - de nieuwe uitgever Swalm overwon kennelijk spoedig zijn weerzin jegens het revolutionaire gedachtegoed - en zij waren zelfs zo overvloedig voorhanden, dat zij enige jaren lang ook in de andere seizoenen de architectuur vrijwel volledig van de beeldpagina's verdreven: maart 1795 was het het Feest der Vrijheid in Amsterdam, in mei de Vrijheidsboom op het Burgerplein aldaar, in juli en augustus waren het de feestversierselen op de Noordermarkt en de Nieuwmarkt, in oktober die op het Kadijksplein.Ga naar voetnoot24. Maart 1796 werd de nieuwe Bataafse vlag in kleuren in beeld gebracht, en pas in mei 1796 kreeg de lezer weer voor het eerst in anderhalfjaar tijd een gebouw te zien. Vooral in de beginjaren gaven veel prenten rampen, veldslagen, ongelukken en aardbevingen weer, en toen het jaar 1789 gekomen was, ontbrak in de Mercurius de Bestorming van de Bastille evenmin.Ga naar voetnoot25. De Nederlandse tegenhanger van de Bastillestorm, de inname van het prinsgezinde Amsterdamse bolwerk Kattenburg door de Patriotten op 30 mei 1787 was overigens ook in prent present geweest.Ga naar voetnoot26. De thema's van deze illustraties konden zo uiteenlopen van de tevens uitvoerig in detail beschreven executie van Damien na zijn aanslag op de Franse | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
koning tot de passage van Venus over de Zon.Ga naar voetnoot27. Of zij konden de door de Leidse bloemist Jacob Schuurmans Stekhoven gekweekte reusachtige Aloë Africana Major betreffen (afb. 3), die in 1757 in diens kwekerij te bewonderen viel, ‘tot wier gemak men in de kas een bekwaam en sterk Stellaagie heeft doen maaken, waar na toe men langs gemakkelyke Trappen opklimt, om dezelve van rondom te naauwkeuriger te konnen bezien’. De eerbiedwaardige plant was dan ook 115 jaar oud en 28 voet hoog. Toen drieëndertig jaar later in de tuin van het landgoed Rosendael bij Arnhem eveneens zo'n enorme aloë opgesteld stond werd het desbetreffende bericht overigens met exact dezelfde afbeelding verluchtigd - er was na zo lange tijd ongetwijfeld niemand, die dat opviel - en alleen het bijwerk wat aangepast: de begeleidende mensen, die het enorme formaat van de plant moesten helpen verduidelijken, waren door in meer eigentijdse kledij gestoken figuren vervangen.Ga naar voetnoot28. Nog enkele andere keren zou overigens een plaat hergebruikt worden. De ‘Kaart van het Vorstendom Oost-Friesland, de Weser ende Angrenzende Landen’, die het derde deel sierde, keerde een halve eeuw later, zij het veel slechter leesbaar tengevolge van een inmiddels versleten plaat, ook in het drieëntachtigste deel terug, wat echter niet gaf, want er stonden toch geen staatsgrenzen op, zodat het feit dat Napoleon in die dagen half Europa onder de voet liep, aan de bruikbaarheid ervan weinig afdeed.Ga naar voetnoot29. Krasser uit documentair oogpunt was dan wel dat de prent van het in Maastricht ontplofte kruitmagazijn uit 1762 twintig jaar later ook ter illustratie van een soortgelijk einde voor een bustorindstoof bij Amstelveen diende. Op de voorgrond ziet men exact dezelfde ontzette muren en opgeblazen ruïnes, en op de achtergrond vliegen dezelfde armen en benen, latten en stenen door de lucht.Ga naar voetnoot30. Speciale aandacht kreeg de hete-luchtballon die op 11 december 1783 door de Haagse natuurkundige Diller, in navolging van de spectaculaire eerste luchtvaart van de Franse gebroeders Montgolfier de vierde juni dat jaar, in de tuin van Paleis Noordeinde in het bijzijn van een nieuwsgierige menigte werd opgelaten. De Mercurius bezat met de publicatie van de afbeelding (‘vervaardigd naar een origineele tekening, die tot heden toe in geene andere handen is’) naar eigen zeggen een primeur (afb. 2). Het fraaie, met heuse Korinthische pilasters en fronton gedecoreerde, van doek gemaakte achtkantige gevaarte (‘'t welk een Tempel die op wolken gedraagen wordt, verbeeldt’) woog ongeveer 400 pond, was 45 voet hoog en bezat een diameter van 34 voet. Na een vijftal kanonschoten ‘werden de touwen los gemaakt en de Bal steeg langzaam | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
omtrent ter hoogte van 200 voeten, neemende haare richting naar het Noord-Westen, als wanneer dezelve geheel over zyde vallende is nedergedaald in het Veenveld achter de Veenlaan, omtrent 7 of 800 treden van de plaats haarer opgang, na omtrent 3 minuten in de lucht geweest te zyn’.Ga naar voetnoot31. Afbeeldingen van het gelaat van buitenlandse vorsten, en anders wel van hun kroningen of standbeelden, vulden vooral aanvankelijk regelmatig het blad. In 1801 viel als enige Nederlander deze eer eveneens aan het uit 1722 daterende monument voor Laurens Coster in Haarlem ten deel, toen dit van de Hortus naar de Grote Markt verplaatst werd.Ga naar voetnoot32. Van de handel en wandel van de Oranjes werden in de beginjaren doop-, trouw- en begraafactiviteiten getrouw door de graveur bijgehouden.Ga naar voetnoot33. In 1803 deed Swalm zowaar een portrettengalerij van Europese vorsten van start gaan, maar verder dan dat van tsaar Alexander I is hij niet gekomen.Ga naar voetnoot34. Maar elke monarch in plaat méér betekende in de Mercurius wel een monumentaal gebouw in plaat minder. In het begin van de jaren tachtig was het al de Vierde Engelse Oorlog die zozeer alle aandacht van de Mercurius opeiste, dat er even geen ruimte was voor hedendaagse architectuur en ook al het andere buitenlandse nieuws tot een minimum werd teruggebracht. Anderzijds fungeerde juist in dergelijke woelige tijden voor de Mercurius het bouwwezen tegelijk ook wel eens als een veilige vluchtheuvel om even op adem te komen. Duidelijke opluchting valt in elk geval in 1779 te bespeuren, als Mourik, na een uitgebreid verslag over de verwikkelingen van de Amerikaanse Vrijheidsoorlog, schrijft: ‘Aan meest alle de bovenstaande tydingen kan men zien, hoe zeer de partyzucht heerscht, en dat daar door zeer weinig staats op onze Nieuws-Schryveren te maaken zy. Dit gebrek zullen wy vergoeden, met onzen Leezers een naauwkeurige Beschryving te geven van het Nieuwe Tolhek, 't welk op den Utrechtschen Weg buiten Amsterdam is opgerecht’. Daarop volgde een zeer omstandig verhaal van anderhalve pagina over de bestrating van allerhande wegen náár en ván Amsterdam, hun lengte en breedte, alsmede het aantal in het wegdek verwerkte stenen, onder mededeling tenslotte van de geheven tolgelden voor een rijtuig met vier resp. twee wielen, voor allerhande sleden, voor rijpaarden, runderen, schapen en varkens, alsmede van de mogelijkheid van een abonnement. En in een volgende aflevering verscheen natuurlijk ook de onvermijdelijke bijbehorende prent.Ga naar voetnoot35. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Al met al bleek er zo, in de halve eeuw dat de Maandelykse Nederlandsche Mercurius verscheen, uiteindelijk ruim zestig keer een plekje voor een architectuurplaat over te schieten. Niet alle daarvan toonden overigens een gloednieuw gebouw. Een enkele keer betrof het een object van ouder datum, dat vanwege een jubileum of om andere redenen alsog werd opgevoerd.
Wat deze afbeeldingen van gebouwen betreft, dient men overigens voorop te stellen, dat het hier een min of meer geleidelijk gegroeide traditie betreft, en niet een van te voren door de uitgever aan zijn afnemers meegedeeld program. Zij lijkt min of meer toevallig te zijn ontstaan, en de statische bouwwerken hebben zich aanvankelijk vrij onopvallend, en zonder veel regelmaat, met de meer dynamische prenten van politieke, militaire en natuurkundige gebeurtenissen vermengd. Zonder enige aanwijzing omtrent nut of reden van de zijde van Mourik duiken zij op een gegeven moment in de Mercurius op, eerst aarzelend en sporadisch, dan meer systematisch en frequent. Het heeft er daarbij alle schijn van dat de Lutherse nieuwsrubriek min of meer voor de geleidelijke introductie en inburgering verantwoordelijk is geweest. Nadat men namelijk in deze kolommen in de voorafgaande jaren al kort van de nieuwe Lutherse Kerken van Nijmegen, Den Haag en Doetinchem gewag had gemaakt,Ga naar voetnoot36. kwam in 1766 de drie jaar eerder voltooide Lutherse Kerk van Curaçao aan de beurt. De Mercurius had er reeds twee keer kort over bericht, toen men besloot, om de lezer ook op een fraaie illustratie te vergasten.Ga naar voetnoot37. Waarom men dat hier, voor de eerste keer, wel deed - en bij de zoëven genoemde drie kerken niet - blijft onduidelijk. Uit pure bewondering voor de architectuur zal het wel niet geweest zijn dat Willemstad de eer van de eerste architectuurafbeelding ten deel viel, want het gold hier slechts een eenvoudige, door omlopend schilddak bekroonde vierkante bakstenen kubus, waarvan de sobere wanden door monotone rijen rondboogvensters werden geleed. De nieuwe Lutherse Kerk in Den Haag (1759-1761), waarvan de lezers een plaatje onthouden werd, was in elk geval veel galanter en interessanter. Was het misschien omdat Curaçao zo ver weg was, dat nauwelijks iemand van de lezers van het Luthers Kerknieuws ooit in de gelegenheid zou zijn, om de kerk in eigen persoon te bekijken? Ook twee van de drie eerstvolgende bouwwerken die werden afgebeeld hoorden in de Lutherse hoek thuis. Ten eerste de met veel moeite tot stand gebrachte nieuwe kerk in Hoorn (1768-1769) waaraan op dat moment dan ook al vele malen eerder aandacht was besteed.Ga naar voetnoot38. En ten tweede het Lutherse | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Diaconiehuis in Amsterdam (1769-1771), waarvan zelfs - bij grote uitzondering - direct na de aanbesteding, over meerdere afleveringen van de Mercurius verspreid, het complete bestek van binnen- en buitenwerk was gepubliceerd.Ga naar voetnoot39. Pas daarna werd augustus 1771 met de prent van de zojuist voltooide Muiderpoort de serie niet-Lutherse gebouwen voorzichtig voortgezet. Het duurde echter nog drie jaar eer het volgende exemplaar in prent verscheen, en er van een zekere regelmaat sprake was. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De architectuur in de Mercurius naar soortStelt men zich de vraag, welke bouwwerken voor opname in aanmerking kwamen, dan wordt al snel duidelijk, dat men zich hoofdzakelijk beperkte tot uitgevoerde grote openbare profane en sacrale architectuur. Allereerst tot uitgevoerde architectuur: men kreeg het bouwwerk alleen te zien in de vorm waarin het gerealiseerd was. Voorontwerpen noch ideaalprojecten kwamen ooit aan bod, ofschoon er wel een enkele maal kleine verschillen tussen het in de Mercurius afgebeelde en het in loco te bezichtigen bouwwerk kon bestaan. Deze beperking tot gebouwde gebouwen vormt vermoedelijk ook de reden, waarom men zich bij de befaamde prijsvraag voor het Groningse Stadhuis van 1775 bepaalde tot de mededeling van de uitschrijving en de publicatie van het juryrapport met de namen van de prijswinnaars.Ga naar voetnoot40. Ofschoon de architect wiens ontwerp bij deze gelegenheid bekroond werd, Husly, als Amsterdammer bij Mourik bekend was, en twee andere belangrijke bouwwerken van zijn hand - het Stadhuis van Weesp (afb. 5) en Felix Meritis (afb. 12) - na voltooiing wel met een prent werden vereerd, kregen de lezers van de Mercurius nooit het Stadhuis van Groningen te zien. En dit, hoewel het buiten twijfel één van de meest baanbrekende bouwwerken van de hele eeuw vormde. In 1775 was het, meteen na de bekroning, voor publicatie van Husly's winnende ontwerp nog te vroeg zolang daarvan nog geen steen boven de grond stond en toen, twintig jaar later, uiteindelijk wel tot uitvoering werd overgegaan, was men het in Amsterdam mogelijk reeds volledig vergeten; er werd althans nergens in de Mercurius | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zelfs maar van het leggen van de eerste steen melding gemaakt. En tegen de tijd dat men ook de laatste steen gelegd had was de Mercurius allang over de kop. Ten tweede beperkte de Mercurius zich dus tot openbare civiele architectuur: waterbouwkundige hoogstandjes - dijken, dokken, sluizen - en vestingwerken kwamen, van stadspoorten afgezien, niet aan bod. Ook de particuliere woon- en landhuisarchitectuur werd nagenoeg overgeslagen. Het enige stedelijk woonhuis dat de eer ten deel viel was het zogenaamde Huis onder 't Zeil, een groots complex van woningen dat in 1775 naar ontwerp van stadsbouwmeester De Witte op de Amsterdamse Dam verrees.Ga naar voetnoot41. Het enige landhuis dat in al die vijftig jaar een prent waardig is gekeurd (afb. 13), is de Villa Welgelegen van de schatrijke bankier Henry Hope in de Haarlemmerhout (1786-1789), maar dit bezat dan ook waarlijk spectaculaire, paleisachtige proporties en allure, om welke reden het tot op de dag van vandaag als één van de absolute hoogtepunten van de Nederlandse architectuur uit de late achttiende eeuw wordt beschouwd - een inzicht en oordeel dat door de Mercurius ook toen reeds werd onderschreven.Ga naar voetnoot42. Over andere thans als belangwekkend beschouwde buitenverblijven, zoals de Villa Eindenhout (1793-1794) even verderop in de Hout, Broekhuizen bij Leersum (1794-1810), en het in 1791 van een pompeuze façade met kolossale orde van Ionische halfzuilen voorziene kasteeltje Ter Horst bij het Gelderse Loenen, vernam de lezer van de Mercurius daarentegen geen woord. De beide eerste landhuizen zouden daarentegen later wel opgenomen worden in het in 1827 verschenen befaamde plaatwerk van Goetghebuer.Ga naar voetnoot43. In het geval van Broekhuizen en Ter Horst zou zich de afwezigheid in de Mercurius ongetwijfeld ook wel mede uit de afgelegen ligging van het bewuste bouwwerk hebben laten verklaren, maar de afstand tussen Welgelegen en Eindenhout is zo gering, dat er aan de selectie - tenminste tevens - andere criteria ten grondslag moeten hebben gelegen, dan het aantal door de tekenaar vanaf het IJ af te leggen roeden of voeten alleen.
De Mercurius concentreerde zich dus hoofdzakelijk op grote openbare gebouwen uit de buurt, en verheelde dit later ook niet: ‘Van tyd tot tyd’, zo heette het in 1791, ‘hebben wy ons bevlytigd om onze Leezers afbeeldingen van openbaare gebouwen in ons Land, maar voor al in de Stad onzer inwooninge (Amsteldam) aanweezig zynde, medetedeelen, by ervaring weetende, dat wy daarmede ongemeen genoegen geeven, zo wel wegens 't vermaak 't welk de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stadgenoot in 't bezit van eene verzameling zulker afbeeldingen stelt, als wegens de kundigheid die hy daarby van die gebouwen bekomt’.Ga naar voetnoot44. Meestal betrof het in de profane sector dan gestichten als weeshuizen of werkhuizen, dan wel gebouwen voor de handel: uit Amsterdam kwamen zo naast de nieuwe Korenbeurs (afb. 20; 1768), de verbouwde Waag (1777) en de Vleeshal (1779), benevens (als oudere zeventiende-eeuwse gebouwen) het Stadsexcijnshuis en het Korenmetershuis aan de beurt.Ga naar voetnoot45. Voorts, in de sector cultuur, de houten Stadsschouwburg op het Leidseplein (1774) die de twee jaren eerder afgebrande aan de Keizersgracht verving, de Franse Schouwburg (1785), de Hoogduitse Schouwburg (1790), de nieuwe sociëteitsgebouwen van Felix Meritis (afb. 12; 1787) en Doctrina et Amicitia (1802), alle te Amsterdam, alsmede de door het Nut in dat laatste jaar als vergaderplaats aangekochte gewezen Doopsgezinde Kerk De Zon (afb. 18) aan het Singel in die stad, en het uitwendig hoofdzakelijk uit het begin van de achttiende eeuw stammende Teylers Fundatiehuis in Haarlem.Ga naar voetnoot46. Het aantal stadhuizen dat in de kolommen van de Mercurius optrad, was in elk geval zeer beperkt. Als landelijke pendanten kunnen de behandeling van de Rechthuizen van de Watergraafsmeer (afb. 7; 1777) en Westzaan (afb. 6; 1783) - beide met plaat van de voorgevel - niet onvermeld blijven.Ga naar voetnoot47. Het enige echte stedelijke stadhuis dat in beeld werd gebracht vormde Husly's creatie voor Weesp (afb. 5; 1772-1776), maar dat kreeg dan ook zeer uitvoerig aandacht, en werd omstandig geprezen.Ga naar voetnoot48. Weesp, Westzaan en de Watergraafsmeer lagen alle drie onder de rook van Amsterdam, en dit zal hun uitverkiezing niet weinig hebben bevorderd. Over het Stadhuis van Goes bijvoorbeeld, van 1771 tot 1775 zeer ingrijpend verbouwd, werd anderzijds met geen woord gerept, en dat van Groningen kwam slechts in de voorbereidende prijsvraagfase aan bod. Van de door De Witte ontworpen nieuwe metalen kachel in de schepenenkamer van het Amsterdamse Stadhuis, op 29 mei 1773 geïnstalleerd, het jaar daarop door de Mercurius geïllustreerd, en bij die gelegenheid geprezen - ‘wederstaat het vuur na behoren, geeft grote warmte en voldoed in allen opzichte’ - zien we uiteraard af.Ga naar voetnoot49. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nu werden er ook inderdaad in de tweede helft van de achttiende eeuw in Nederland weinig nieuwe stadhuizen gebouwd, en hetzelfde gold voor stadspoorten. De belangrijkste twee, de Amsterdamse Muiderpoort (1771) en de Rotterdamse Delftse Poort (1772), kwamen evenwel beiden al in een vroeg stadium aan de beurt; de bijbehorende bouwkundige beschrijvingen waren echter, zoals in die beginjaren gebruikelijk was, nog kort.Ga naar voetnoot50. De derde stadspoort waarvan een prent werd opgenomen was, korte tijd later, de door De Witte verbouwde en voor rijtuigen geschikt gemaakte Raampoort (1776) in Amsterdam.Ga naar voetnoot51. Qua monumentaliteit haalde hij het niet bij de andere twee; wat de lezer te zien kreeg, was feitelijk niet meer dan een rijk gedecoreerd pilasterportaal met twee grote deuren. Architectonisch hoort hij bij de nieuwe Oudemanhuispoort (1784) en bij de nieuwe toegang tot het Rozenhofje (1790) die in latere jaargangen werden afgebeeld.Ga naar voetnoot52.
Een eigen groep vormde vanzelfsprekend de confessionele architectuur. Wat daarbij opvalt, is dat de officieuze staatskerk van de Republiek, de Gereformeerde, slechts karig vertegenwoordigd is. Slechts één nieuw kerkgebouw van deze gezindte, waartoe in die dagen toch ruim de helft van Nederlands' ingezetenen gerekend mocht worden, kwam in de platen van de Mercurius aan bod: de nieuwe dorpskerk die De Witte in 1774-1775 in Ouderkerk aan de Amstel bouwde (afb. 8). Wel werd het bewuste bedehuis na voltooiing in de kolommen naar verhouding vrij uitgebreid beschreven, en was in een eerder stadium het complete bestek gepubliceerd.Ga naar voetnoot53. Andere hervormde kerken kreeg de lezer van Mouriks blad evenwel niet te zien, en hoewel de tweede helft van de achttiende eeuw voor de hervormde sector geen periode van overweldigende bouwproductie vormde - voor niemand trouwens - vallen er toch een paar opvallende omissies te constateren,Ga naar voetnoot54. zoals de door de Rotterdamse architect Giovanni Giudici gebouwde kerk van Zegwaard (1785-1787) en de aan Husly toegeschreven kerk van Harlingen (1771-1775). De verklaring is mogelijk, dat zij te ver buiten het Amsterdamse gezichtsveld lagen, ofschoon voor Harlingen Husly, van wiens handel en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wandel Mourik voor het overige toch redelijk op de hoogte blijkt te zijn geweest, als intermediair voor de berichtgeving had kunnen dienen. Amsterdam zélf had in deze decennia op dit vlak inderdaad niets nieuws te bieden, en ook de andere Hollandse steden konden in de tweede helft van de achttiende eeuw met hun bestaande kerken volstaan. Wat in die jaren aan hervormde kerken in dit gewest werd voortgebracht, was afgezien van Ouderkerk en Zegwaard zodoende inderdaad weinig indrukwekkend, en werd allemaal in de vorm van bescheiden bouwsels voortgebracht op het platteland.Ga naar voetnoot55. Tegen de tijd dat zij weer wat interessanter werden - de periode van de Franse Inlijving, en vooral van het Verenigd Koninkrijk - was het licht van de Mercurius reeds gedoofd.
Reeds tijdens de Republiek kwam ook het officieel slechts oogluikend getolereerde Rooms-Katholieke kerkgenootschap vrij uitvoerig in de Mercurius aan bod. Eerst gold het de twee opvallende gestichten waarmee de katholieke gemeenschap zich op het einde van de achttiende eeuw nadrukkelijk aan het IJ manifesteerde, en die het blad ook moeilijk had kunnen negeren, als het tenminste van de eigentijdse Amsterdamse bouwkunst een evenwichtig overzicht had willen pretenderen te geven. Het Huis van Barmhartigheid aan de Nieuwe Keizersgracht (1774-1776), ook wel als Occo's Hofje bekend, een particuliere stichting gefinancierd uit de erfenis van een rijke roomse dame, was al enige jaren na de voltooiing als eerste aan de beurt.Ga naar voetnoot56. Het kreeg in 1790 aan de Nieuwe Herengracht min of meer een hervormde tegenhanger in de vorm van het voor hervormde ‘noodlydende Ouden en Ouderlooze Kinderen’ gestichte Bestedelingenhuis, dat eveneens in prentvorm de Mercurius zou halen.Ga naar voetnoot57. Het door de katholieke timmerman Johannes Jacobus Luyten (1723-1785) gebouwde Huis van Barmhartigheid vormde aan de Amsterdamse grachten één van de eerste voorbeelden van Hollandse Herleving, met het al genoemde Lutherse Diaconiehuis van enige jaren eerder, en kreeg dan ook terecht in de Mercurius een plaats. De tweede katholieke instelling was zo mogelijk nog voornamer, en het verwierf derhalve zelfs tweemaal in het blad een fraaie prent: het Maagdenhuis aan het Spui (afb. 14). Eenmaal, in augustus 1786, kregen de lezers het tot voor kort bestaande gebouw te zien, een rommelig conglomeraat van weinig opvallende oude woonhuizen met tuit- en klokgevels, die in de loop van anderhalve eeuw tot tehuis voor katholieke weesmeisjes waren samengeklonterd, en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waaraan zodoende op grond van klassieke architectuuridealen weinig verloren was. Het ging dan ook in 1785 tot ieders volle tevredenheid tegen de grond. Op dezelfde plek verrees vervolgens in twee jaar tijds een kolossaal monumentaal pand in streng classicistische trant van de hand van (de hervormde) stadsbouwmeester Abraham van der Hart (1747-1820). De tweede prent (afb. 15), in het volgende geïllustreerde nummer - dat van oktober dat jaar - presenteerde zijn schepping, nog voordat het bouwwerk geheel gereed was gekomen (voor de Mercurius ongebruikelijk), aan de lezers vanwege ‘den trotschen voorgevel’ met gepaste trots.Ga naar voetnoot58. Maar daarna volgden dan toch echt drie heuse nieuwe katholieke kerk- gebouwen. Het waren de enige kerken die, behoudens een grote nieuwe Lutherse en een tweede bescheiden nog te noemen uitzondering, überhaupt sinds de jaren zeventig de prentpagina van de Mercurius hebben gehaald. Het betrof De Liefde (afb. 9; 1786), De Duif (1796) en De Pool in Amsterdam (1805), de eerste een onopvallend laag gebouw in de ban-lieue buiten de Raampoort, de tweede een voornaam nieuw bedehuis met koepeltoren aan de Prinsengracht, de derde een verbouwde en bij deze gelegenheid van waardige voorgevel voorziene huiskerk aan het Kattenburgerplein.Ga naar voetnoot59. De uitgeverswisseling van 1792 lijkt in elk geval op de aan de katholieke bouwproductie geboden ruimte niet van veel invloed te zijn geweest. Andere katholieke kerkbouwprojecten dan deze drie zijn er in die jaren in Amsterdam niet geweest; en elders kwam in de elf jaar na de Bataafse Omwenteling niets belangwekkends tot stand. Kort nadat Lodewijk Napoleon als koning in Holland arriveerde, en daarmee daarvoor ruimte ontstond, ging de Mercurius immers ter ziele. Wel was Swalm blijkens een vooraankondiging voornemens om ook van het door Van der Hart ontworpen katholieke Van Brienenhofje (1804) een afbeelding te leveren,Ga naar voetnoot60. maar hiervan is uiteindelijk kennelijk toch niets gekomen. De kleinere protestantse gezindten kwamen in het hele verhaal daarentegen nauwelijks voor. De beide aan de Gereformeerde Kerk gelieerde kerkgenootschappen mochten niet ontevreden zijn met één prent van een Amsterdams gebouw, respectievelijk van het Walenweeshuis aan de Vijzelgracht met zeer omstandig verhaal ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan ervan in 1771, en van het nieuwe Engelse Weeshuis op de Oudezijds Achterburgwal uit 1782.Ga naar voetnoot61. De Doopsgezinde gemeenschap moest het doen met een gewezen kerk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(afb. 18),Ga naar voetnoot62. de Remonstranten zelfs met niets. Daarentegen werden van het nieuw aangeschafte bedehuis van de Evangelische Broedergemeente aan de Amsterdamse Heerengracht (1798) bij hoge uitzondering weer twee prenten gepubliceerd, één van het exterieur en één van het interieur, maar het feit dat de Bataafse Republiek in zekere zin een architectonische komkommertijd vormde, zal daaraan mede debet zijn geweest. Het belang van het gebouw rechtvaardigde deze extra aandacht geenszins, en de bijgevoegde beschrijving was dan ook rijkelijk kort.Ga naar voetnoot63. Het Joodse bouwkundige nieuws tenslotte bleef beperkt tot een kort en ongeïllustreerd bericht van de inwijding van de nieuwe Synagoge in Leeuwarden in 1805, ofschoon er op dit vlak zeker wel wat meer te melden ware geweest.Ga naar voetnoot64. Alleen voor de Lutheranen lag dat, gezien hun bevoorrechte positie met een eigen kerkrubriek, vanzelfsprekend anders; zij kwamen uitvoerig aan bod. Vijf monumentale gebouwen, drie kerken - in Willemstad (1763), Hoorn (1769) en Beverwijk (afb. 10; 1774) - en twee gestichten - de Lutherse Diaconie aan de Nieuwe Keizersgracht (1771) en het Lutherse Weeshuis aan de Lauriergracht (1784) in Amsterdam - waren in die vijftig jaar in beeld gebracht,Ga naar voetnoot65. wat buitenproportioneel mag heten gezien de bescheiden omvang van deze geloofsrichting op Nederlandse bodem. En daarbij kwam dan nog, als hekkensluiter, in 1793 de enorme kerk die Van der Hart zojuist aan de Kloveniersburgwal voor de orthodoxe scheurmakers onder de Lutheranen, de even eerder afgescheiden Hersteld-Evangelisch-Lutherse Gemeente, had gebouwd (afb. 11). Daarbij werd niet alleen de gebruikelijke prent van de voorgevel - hier zelfs in de vorm van een uitklapbare plaat - gegeven, maar ook op gezette tijden tijdens de bouw de voortgang gerapporteerd, zeer uitvoerig de inwijding verslagen, voorts over de speciaal ter gelegenheid van de inwijding uitgegeven herdenkingsmedaille geschreven, en tenslotte niet minder omstandig verhaald over de onappetijtelijke ruzies waartoe het bouwproject binnen de jonge gemeente eigenlijk al vanaf de aanvang af aanleiding had gegeven.Ga naar voetnoot66. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opvallend is wel de concentratie op de eerste decennia; na 1784 is immers geen enkel bouwwerk van het ‘oude’ Luthersche kerkgenootschap meer in beeld gebracht. Wel werd er, net als voordien, op gezette tijden over de eerste en laatste stenen van nieuwe bedehuizen in het Luthersch Kerknieuws bericht; daarmee was het indertijd in 1758 zelfs allemaal begonnen. Het heeft er daarbij veel van weg dat in dat opzicht voor de hele Republiek een zekere mate van volledigheid werd nagestreefd. Er passeert in de loop der jaren een hele reeks van vermeldingen van vernieuwde of verbouwde Lutherse kerken de revue. Ook deze korte vermeldingen concentreren zich in de eerste helft van de bestaansperiode van de Mercurius, en na 1786 is er, op het Luthersch Kerknieuws afgaand, op dit vlak in Nederland tot de oprichting van het Koninkrijk Holland zelfs helemaal niets meer gebeurd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De architectuur in de Mercurius naar plaatsUit het voorgaande zal duidelijk geworden zijn, dat er sprake was van een wel zeer sterke concentratie, vooral met betrekking tot de illustraties, op Amsterdam, in later jaren bovendien nog méér dan in het begin. Zelfs bij het verslag over de inzamelactie voor het nationale monument voor Van der Capellen in de woelige patriottenj aren had Mourik met het aangeven van waar men in Amsterdam met zijn gulle giften terecht kon volstaan. Toen het blad na 1807 een opvolger vond, was op deze gronden de nieuwe naam Amsterdamsche Mercurius meer dan correct. Dit brengt ons op het geografische aspect. Om met het buitenland te beginnen: de grote Europese architectuur komt niet aan bod. Alleen voor standbeelden blijkt de Mercurius een zwak gehad te hebben, want naast prenten van de monumenten ter ere van Lodewijk XV en Frederik de Grote stuit men in 1805 en 1806 op een reeks in de vorm van een soort feuilleton gebrachte berichten over de plannen voor een Luthermonument in Duitsland ter gelegenheid van de driehonderdjarige herdenking van de Reformatie, die natuurlijk ook naadloos aansloten bij de traditionele aandacht van de Mercurius voor Lutherse wederwaardigheden.Ga naar voetnoot67. Deze belangstelling voor ‘grote mannen’ vormde ongetwijfeld ook de aanleiding voor de opname van de meest exotische plaat van de hele collectie: het na zijn dood in 1782 door zijn zoon opgerichte praalgraf van de ‘beroemde Krygs-held’ Hyder Ali te Seringapatam bij Mysore in de zuidpunt van India. Aangezien hij deze prent toch toevallig in handen gekregen had, wil Swalm zijn lezers het praalgraf niet onthouden. ‘Hyder Ali [...] Herinnert ons deze naam niet een der dapperste en gelukkigste Krijgshelden, wiens lof de Faam geduurende de laatste Eeuw | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitbazuinde? en, wekt de spoedige val zyns Keizerryks, in onze geest de geheugenis niet op, van al het geen dezen Held, zo groot, zo stoutmoedig heeft uitgevoerd, om die tot de hoogste graad van magt te verheffen? [...] Hy had verscheide maalen het bevel over de legers, en men merkt aan, dat de Veldslagen die hem met lauwren bedekten, en hem ten top van grootheid brachten, juist ter zelver tyd geschiedde, dat Frederik den tweeden, Europa vervulde, door de vermaardheid zyner daaden en Vorstelyke deugden.’Ga naar voetnoot68. Die tweede Frederik was al een kleine veertig jaar eerder in de Mercurius aan de beurt geweest. De Europese tegenhanger van Hyder Ali van dát moment was echter vanzelfsprekend Napoleon, en prompt kwam ook deze aan bod. Eén van de langste beschrijvingen en één van de laatste architectonische prenten - voorafgegaan door een kneuterig plaatje van het portaal van het Huydekoopers-comptoir op het Rusland, en gevolgd door de knusse voorgevel van de katholieke statie De Pool - gold namelijk het ‘Monument ter eere van den Keizer der Franschen Napoleon I’ dat in 1804 op de heide bij Zeist verrees, oftewel de Piramide van Austerlitz (afb. 4). In een eerste aflevering werd de aanleiding en bedoeling van het gevaarte behandeld, en een prent beloofd om ‘aan alle onze Landgenooten welken het Stuk zelven, niet kunnen bezigtigen, gelegenheid te geven om het Monument tot een gedagtenis der Helden, welken den Laauwer overwonnen hebben te kunnen bewaaren’. Blijkens het bericht zou aan de voet van het gevaarte in de loop der jaren een forse nederzetting moeten ontstaan, een ‘Gallo-Bataafsche Colonie’, waarvan het voortbestaan gegarandeerd zou moeten worden ‘door het uithuwelijken van jonge lieden der beide natiën, die zich met het bewerken en het aanbouwen van het land zullen bezig houden’. In de volgende jaargang volgt vervolgens de beloofde afbeelding, met een beschrijving en de letterlijke weergave van de opschriften van de vier memorietafels die tegen elk der vier flanken zijn geplaatst.Ga naar voetnoot69.
Dat voert ons terug op Nederlandse bodem - en tevens aan de kennelijke uiterste rand van het blikveld van de Mourik en Swalm ter beschikking staande graveurs. Want ook binnen de grenzen van de Republiek was de aandacht zeer eenzijdig verdeeld. Van nieuwe gebouwen uit Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland en de Generaliteitslanden verscheen er die jaren geen enkele in de Mercurius in prent. Het bleef bij korte berichtjes, als het daar dan al van kwam. Zeeland was slechts vertegenwoordigd door een ereboog in Vlissingen die in 1772 twee eeuwen bevrijding van de Spanjaarden moest vieren;Ga naar voetnoot70. over feestversierselen elders buiten Holland werd niet in beeld, maar hooguit in woord bericht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beter kwam al het gewest Utrecht er vanaf, met de zojuist genoemde Piramide van Austerlitz. Afgezien van een romantische prent met de ruïnes van Kasteel De Haar (afb. 22),Ga naar voetnoot71. die meer in een andere categorie thuishoort, pronkte het Sticht voorts, zij het bijna dertig jaar na dato in 1784, met het statige, nog in late rococovormen uitgevoerde gebouw van de Fundatie van Renswoude in de Domstad (1756-1761 ).Ga naar voetnoot72. Dat het afgebeeld werd, lag vermoedelijk vooral aan het feit dat anderhalve jaargang eerder al het net vernieuwde Burgerweeshuis in Den Haag in de Mercurius een plaats gekregen had,Ga naar voetnoot73. omdat daaraan één van de andere twee Fundaties van Renswoude die Nederland telde verbonden was. De aandacht ging in de tekst bovendien meer uit naar de stichteres en haar erfenis, de regenten, de bewoners en hun opleiding dan naar het gebouw zelf. Uit de zuidelijke helft van het gewest Holland heeft eveneens slechts weinig het blad gehaald. Naast het Haagse Burgerweeshuis, en de Dordtse preekstoel (afb. 1) is alleen de Delftse Poort in Rotterdam door Mourik een prent waardig gekeurd. Wat bijvoorbeeld ontbrak, en dat mag voor een Nederlandsche Mercurius toch wel opvallend heten, was niet alleen het werk van Giudici in Rotterdam en omstreken, maar ook en vooral de hele Haagse hofarchitectuur en alles daaromheen. Een weeshuis en een in de tuinen van Noordeinde opgelaten Haagse luchtballon (afb. 2) - dat is, wat de residentie aangaat, al. Verder worden uit het Haagse alleen jaar in jaar uit getrouw de meibomen van de plaatselijke schutterijen in beeld gebracht. Voor meer lag de hofstad toch kennelijk te zeer van Amsterdam verwijderd. In de praktijk reikte de architectonische horizon van de Nederlandsche Mercurius toch slechts zover als men bij matige weersomstandigheden vanaf de Westertoren kon zien. Ook wat de noordhelft van Holland aanging, keek men namelijk niet erg ver om zich heen. De Lutherse kerken van Beverwijk (afb. 10) en Hoorn uitgezonderd, bevonden de afgebeelde objecten zich op zijn verst in Haarlem, en liever nog dichterbij. Met uitzondering van die twee Lutherse Kerken waren al die gebouwen bovendien het werk van Amsterdamse architecten, of bezaten zij - als bij Paviljoen Welgelegen (afb. 13) - anderszins een zeer duidelijke relatie met de culturele elite van Amsterdam. Wat bij de presentatie van een aantal van deze gebouwen opvalt, is dat zij pas ruimschoots na de voltooiing in de Mercurius werden opgenomen: het Haarlemse Teylershuis en het Westzaanse Rechthuis na tien jaar, het Hervormde Diaconiehuis in de Spaarnestad pas na bijna twintig.Ga naar voetnoot74. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is alsof zelfs zij, hoezeer ook op geringe afstand van Amsterdam gelegen, niet werkelijk prioriteit genoten, alsof er slechts voor hen ruimte was als men even van het Amsterdamse toneel zélf niets te melden had. Vooral voor het hoogst belangwekkende Rechthuis van Westzaan (afb. 6), immers het eerste gerealiseerde voorbeeld van een monumentaal bouwwerk met echte klassieke peristyle in het hele gewest, is deze verontachtzaming - waardoor het niet direct in 1783, maar pas aan de vooravond van de Bataafse Omwenteling aan de lezers van de Mercurius werd gepresenteerd - opmerkelijk.Ga naar voetnoot75. Nog opmerkelijker is, dat de uitgever zijn belofte, gedaan in het stukje over het Diaconiehuis, om tevens van het zojuist gereedgekomen Teylers Hofje - andermaal met opvallende vrijstaande zuilenportiek - eerdaags een prent te leveren, nooit gestand heeft gedaan.Ga naar voetnoot76. Hij is er ook nooit op teruggekomen. Misschien diende het Teylers Fundatiehuis, dat drie jaar later aan bod kwam, daarvoor stilzwijgend min of meer als vervanging. De hoofdmoot heeft zo betrekking op Amsterdam, en de uitgever benadrukte dit in later jaren zelf.Ga naar voetnoot77. Men kan zich daarbij niet aan de indruk onttrekken, dat de uitgever, vanaf het moment dat hij in 1768 met de Korenbeurs (afb. 20) het eerste Amsterdamse gebouw presenteerde, werkelijk alle nieuwe bouwwerken uit de stad in beeld heeft gebracht, die ook maar enigszins het aankijken waard waren. Men mist vanaf dat moment eigenlijk niets van belang. Zo verschenen gedurende drie decennia alle hoogtepunten van de Amsterdamse stadsfabriek in beeld, na de Muiderpoort van Rauws het belangrijkste werk van De Witte,Ga naar voetnoot78. tenslotte het halve oeuvre van Van der Hart.Ga naar voetnoot79. Het is, alsof Mourik al die jaren in directe verbinding met de stadsbouwmeester | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heeft gestaan, zo nauwgezet wordt de productie van die kant via de Mercurius wereldkundig gemaakt. Daarnaast kreeg ook het nodige ‘openbare’ werk van particulieren als Husly de aandacht, waarbij het dan evenwel meestal de kerken en gestichten van de religieuze minderheden betrof.
Soms was goede architectuur schaars, en dan ziet men het niveau direct dalen, dan wel de frequentie afnemen, of de uitgever naar alternatieven zoeken. In het najaar van 1793 kwam er zelfs helemaal geen prent uit, zo ook in de zomer van 1801 en in het voorjaar van 1802 en 1803. Ook ontstond er daardoor alsnog ruimte voor een paar gebouwen van buiten Amsterdam; aan dit gebrek aan lokale concurrentie in de vroege jaren negentig tengevolge van een algehele malaise in de bouw had ongetwijfeld het Rechthuis van Westzaan (afb. 6), alsmede ook het Teylers Fundatiehuis in Haarlem zijn (verlate) opname te danken. De eerste keer dat zich dit kwaliteitsprobleem klaarblijkelijk voordeed, was tijdens de naweeën van de Patriottentijd. Al de Koepel bij het Tolhuis aan het IJ (afb. 19) en de Kweekschool voor de Zeevaart, die in 1785 en 1786 in beeld werden gebracht, waren weinig opwindend, maar het eerste was in ieder geval nog een werk van Van der Hart, en het tweede betrof een instituut, waarvan men de wederopleving van het nationale zeeheldendom hoopte, en als zodanig voor een opbeurende prent zeker zeer geschikt.Ga naar voetnoot80. In architectonisch opzicht ronduit armoedig mochten echter wel de beide wachtgebouwtjes (afb. 17) heten, waarmee de abonnees het in 1788 moesten doen. Over de mogelijke politieke motieven achter deze uitverkiezing is reeds gesproken, maar menig in de voor(ui)tgang van de Nederlandse bouwkunst geïnteresseerd lezer voelde zich lopende deze jaargang ongetwijfeld lichtelijk bekocht. Het niveau in de Restauratieperiode bleef wisselend: naast hoogtepunten als Welgelegen (afb. 13) en Felix Meritis (afb. 12) stonden artistieke noodgrepen als de voorgevel van De Liefde (afb. 9) en het Rooms-Katholieke Oude-Armen Comptoir. Na de Bataafse Omwenteling ging het snel bergafwaarts; er werd dan ook nauwelijks meer iets gebouwd. Eerst, in 1795, verscheen er zelfs helemaal geen architectonische prent. Vlaggen en feestdecoraties vulden voorlopig het blad. Nadien keerden de gebouwen even terug, maar veel bijzonders kreeg men niet te zien. Naast de katholieke kerk De Duif aan de Prinsengracht met zijn stoere, maar al snel bouwvallige koepel, en het simpele Badhuis aan de Plantage Badlaan,Ga naar voetnoot81. waren het hoofdzakelijk oude gebouwen uit de zeventiende eeuw, met het knullige Bierdragershuisje (afb. 16) op het Spui als absoluut architectonisch dieptepunt.Ga naar voetnoot82. Het was een oplossing voor het tekort aan geschikte nieuwe gebouwen, waarnaar men ook in het laatste j aar van de oude Republiek al twee maal gegrepen had, nadat men er niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in geslaagd was om een goede afbeelding met beschrijving van de nieuwe stoommachine in Uithoorn te pakken te krijgen.Ga naar voetnoot83. In 1798 - een jaar met twee staatsgrepen - was het andermaal mis. Geen enkel gebouw heeft de beeldpagina weten te halen. In maart was het het kostuum van de leden van het Intermediair Uitvoerend Bewind, dat men belangrijker achtte, het meinummer ging naar een Frans oorlogsvlot, in juni werd een extra illustratie van de illuminatie van het Stadhuis ingelast, augustus bracht de portretten van generaal Daendels en admiraal De Winter, en nog in oktober moesten de lezers het bij gebrek aan beter doen met een afbeelding van ‘Het nieuw Tooneel Gordijn van de Schouwburg te Amsterdam’.Ga naar voetnoot84. Van dit toneelgordijn heeft de Mercurius zich eigenlijk nooit meer hersteld. In de eerstvolgende maand maart verscheen er helemaal geen kunstprent, maar een kaart van de nieuwe departementale indeling van de Bataafse Republiek. In 1799 en 1800 was er zo telkens maar één bouwwerk aanwezig, te weten het Amsterdamse bedehuis van de Evangelische Broeders, eerst van buiten, dan van binnen. In 1801 geen een, en als kunstwerk alleen het verplaatste Costerstandbeeld in Haarlem. Dat jaar werd bovendien, net als in het voorafgaande, opnieuw een toneelgordijn van de Stadsschouwburg getoond. In 1802 had de Mercurius naast het praalgraf van Hyder Ali niets anders te bieden dan het slaapverwekkende gebouw De Zon in Amsterdam (afb. 18). De artistieke duisternis bleef in de daaropvolgende twee jaar aanhouden: in 1803 kreeg men alleen de saaie sociëteitsgevel van Doctrina et Amicitia, in 1804 de deur van het Huidekoperscomptoir op het Rusland te zien. Slechts in 1805 leek er nog even sprake van een dramatische wederopstanding van de Nederlandse bouwkunst, met de Piramide van Austerlitz (afb. 4), als een soort apotheose van Napoleon. Dan nog slechts De Pool, de ruïnes van kasteel De Haar (afb. 22), en tenslotte als hekkensluiter in 1806 een rij ingezakte geveltjes op het Amsterdamse Leidseplein (afb. 23).Ga naar voetnoot85. Een symbolisch slot, zowel voor het blad als voor het land. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Mercurius op de marktOpvallend is die groeiende aandacht voor oudere architectuur. Aanvankelijk, in de jaren als er nog voldoende bijzonders aan bouwwerken uit het heden te bieden valt, treffen we namelijk aan bouwwerken uit het verleden nog weinig aan. Tweemaal vormt dan een honderdjarig jubileum de aanleiding om een gebouw uit de Gouden Eeuw ten tonele te voeren. Dit gebeurt overigens zonder bouwkundige beschrijving, ofschoon, in het kader van de Hollandse Herleving, het sobere baksteenclassicisme waarin de beide bewuste Amsterdamse gestichten - het Walenweeshuis (1671-1771) en het Oude Vrouwen en Man- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen Diaconiehuis (1683-1783) - opgetrokken zijn zeker ook mede een voorbeeldfunctie gehad kan hebben voor de contemporaine architectuur.Ga naar voetnoot86. Later, in 1791, zou de brand in het uit 1655 daterende 's Lands Zeemagazijn wel aanleiding geven voor zo'n uitvoerige behandeling van uiterlijk en indeling van het getroffen gebouw,Ga naar voetnoot87. die eveneens voor de architecten van de eigen tijd nuttig kan zijn geweest. Het blijven in dat opzicht wel uitzonderingen, want de nadien afgebeelde oude gebouwen zijn meest een stuk ouder, en een herdenking vormt dan niet langer de aanleiding voor de nodige aandacht. Historische belangstelling is dan genoeg. Op de drempel van deze pure historische belangstelling staan reeds de prenten van een paar gebouwen, die rond 1780 een forse verbouwing ondergaan: de Waag, de Vleeshal, de Stads Geschut en Klokgieterij, de Schreierstoren, en de Kweekschool voor de Zeevaart.Ga naar voetnoot88. In de bijgevoegde tekst volstaat men niet meer met een pure beschrijving van de nieuwe staat, maar is om die reden ook de nodige ruimte voor de voorgeschiedenis - van gebouw én instelling - ingeruimd. In het geval van de Schreierstoren wordt zelfs in een dubbelprent ter vergelijking de toestand vóór en ná de verbouwing getoond (afb. 21). Een volgende stap nam de Mercurius in het geval van het Maagdenhuis. Opnieuw krijgt men de oude (afb. 14) en de nieuwe (afb. 15) toestand te zien, maar het verschil is, dat het hier om complete nieuwbouw ging. De vorm van het oude, gesloopte, gebouw is zodoende voor een goede analyse van de architectuur van het nieuwe totaal niet van belang. Er bestond in dat opzicht geen noodzaak de oude en nieuwe toestand te vergelijken, en daarom konden de twee desbetreffende prenten met een tijdsinterval van twee maanden worden uitgebracht. De afbeelding van de situatie vóór 1785 diende niet ter bouwkundig begrip, maar slechts ter bouwkundige verheerlijking van de situatie van ná 1785. Zo werd de vooruitgang in de Nederlandse kunst den volke getoond. Geheel los van enige actualiteit staat pas de volgende groep afbeeldingen van oude gebouwen in de Mercurius, die uit het midden van de jaren negentig. Als reeds betoogd, laat zich hier een zekere samenhang met het gebrek aan interessante nieuwe vermoeden. Achtereenvolgens het Stadsexcijnshuis (1637), het St. Jozefsgildehuis (1664), het Zeerecht (1618), het Korenmetershuis (1620) en het ergens uit het derde kwart van de zeventiende eeuw daterende Bierdragershuisje (afb. 16) trekken nu vergezeld van de nodige historische woorden aan ons oog voorbij.Ga naar voetnoot89. Als voorbeeld voor eigentijds bouwen zullen ze wel niet in eerste instantie bedoeld zijn; met de streng-klassieke idealen die in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het laatst van de achttiende eeuw, mede onder Franse invloed, in de Bataafse Republiek opgang deden, had hun bouwstijl weinig gemeen. Deze reeks afbeeldingen van bestaande oude gebouwen vormde overigens een kortstondige fase in de architectuurbeleving van de Mercurius; in 1794 begonnen, was de golf in 1797 weer voorbij. Daarna stortte de Mercurius zich binnen de muren van de nieuwe Amsterdamse Schouwburg op het toneel en zijn gordijn. De keuze was echter, naar het zich laat aanzien, niet geheel willekeurig. De platen waren min of meer als aanvulling op reeks beschikbare prentenseries als van Fouquet. Dit gold overigens ook een enkele maal voor afbeeldingen van gebouwen uit de eigen tijd. De eerste keer, dat we van een dergelijke beweegreden horen is namelijk in oktober 1788, als de tweede houten hoofdwacht voor de Pruisische bezetter, die bij de Jan Rodenpoortstoren, in beeld wordt gebracht. Mourik stelt deze tevens op te nemen ten behoeve van ‘de verzamelaars van Prentkunst, de geschiedenissen van ons Vaderland betreffende, gelyk deeze beide uitvoerige afbeeldingen ook kunnen dienen in de Atlassen van Amsteldam, zo wel als tot ingevoegde Plaaten in de voorhanden zynde Stadsbeschryvingen’.Ga naar voetnoot90. Dat de voorkeur soms uitging naar gebouwen, waarover elders nog geen adequate informatie beschikbaar was, wordt drie jaar later duidelijk aangegeven, als de kunstplaat van het Rooms-Katholieke Oude-Armen Comptoir ingeleid wordt. De uitgever verklaart, zich van de vreugde die hij hiermee zijn stadsgenoten bereidt bewust te zijn, ‘wegens de kundigheid die hy daarby van die gebouwen bekomt, door naamlyk de beschryving daarvan, welken wy er altoos byvoegen, en die dikwyls zo naauwkeurig te vergeeffsch by anderen zouden gezocht worden [...] maar vooral vergroot het gezegde genoegen, door dat de verzamelaars van Lands en Stedelyke atlassen, door gemelde onze mededeeling in staat gesteld worden, om die hunne verzameling te kunnen aanvullen met zulke prenten welken volstrektlyk daartoe behooren en die buiten ons werk niet altyd voorhanden zyn’.Ga naar voetnoot91. Swalm zette die opzet, de lacunes in andere reeksen te vullen, na 1792 voort, en om de verzamelaars ter wille te zijn werden, zoals hij later uitdrukkelijk zou laten weten, alle platen die in de loop der jaren in de Mercurius verschenen waren zelfs per stuk los aangeboden.Ga naar voetnoot92. Met deze aanvullende platen van nog niet eerder afgebeelde bouwwerken had hij een gat in de markt ontdekt, en wist hij zeker de nodige lezers aan zich te binden; één en ander, zo verklaarde hij kort na de overname van het blad, deed hem ‘met te grooter lust arbeiden, om alle onze Kunstplaaten, zo veel mogelyk aanteleggen ter completteeringe van de Vaderlandsche Historische Prentwerken, en met nadruk van dat vak in dezel- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ven, welken de openbaare gebouwen in de Nederlanden voorstellen’.Ga naar voetnoot93. Op eigen intuïtie alleen bij de selectie wilde hij echter spoedig niet meer bouwen. Om de precieze omvang van het gat in de markt te bepalen, besloot hij twee jaar later bij zijn lezers te rade te gaan met een oproep hem hun wensen te laten weten.Ga naar voetnoot94. Zij immers wistenhet beste, waaraan het henzelf op dit gebied ontbrak. Een nieuw gat in de markt vulde Swalm dan ook gewis, toen hij besloot om - bij gebrek aan interessante hedendaagse voorbeelden - ook van oude Amsterdamse bouwwerken platen te leveren, als die in de bekende prentwerken niet voorhanden waren.Ga naar voetnoot95.
Hadden Mourik en Swalm hiermee nu ook gelijk? Vergelijking van de door hen gemaakte selectie met de ondermeer in de collecties van het Amsterdamse Gemeentearchief en het Rijksarchief in Noord-Holland aanwezige topografische afbeeldingen leert, dat een trouw abonnee van de Mercurius inderdaad met de daarin opgenomen prenten grote gaten in zijn collectie kon vullen. In de jaren zeventig was de keuze van de uitgever weliswaar nog niet opmerkelijk, maar hij was er wel in vele gevallen zeer tijdig bij, zoals in het geval van het veel vereeuwigde Lutherse Diaconiehuis, waar Mourik de eerste was. Van de Muiderpoort daarentegen verscheen in het jaar van de voltooiing een hele batterij van prenten, en in het geval van de nieuwe Stadsschouwburg moet het Leidseplein de eerste jaren niet minder met tekenaars volgezeten hebben. Buiten Amsterdam ondervond Mourik duidelijk minder concurrentie dan daarbinnen; zo bleven zijn prenten van de Lutherse Kerk in Hoorn (1769), de Hervormde Kerk van Ouderkerk aan de Amstel (afb. 8; 1775), het Stadhuis van Weesp (afb. 5; 1776), het Rechthuis van de Watergraafsmeer (afb. 7; 1778) tenminste ettelijke decennia min of meer de enige adequate weergaven die, afgezien van algemenere dorpsgezichten, van het desbetreffende gebouw voorhanden waren. Tevens was Mourik de enige die voor een gravure met frontaal aanzicht - als betrof het een bouwtekening - van de Delftse Poort in Rotterdam zorgde, en ook bij de Lutherse Kerk van Beverwijk (afb. 10) bleef het aantal alternatieve afbeeldingen van het exterieur waarover een geïnteresseerde kon beschikken beperkt tot één.Ga naar voetnoot96. Het is overigens de enige prent uit de Mercurius, waarvoor de studietekening bewaard lijkt te zijn.Ga naar voetnoot97. Tot de Amsterdamse ‘unica’ van de Mercurius uit deze jaren behoort slechts de Raampoort. Dit werd al weldra anders nadat De Witte in 1777 als stadsbouwmeester werd opgevolgd door Van der Hart. De Mercurius besteedde immers uitvoerig | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aandacht aan diens bouwproductie, ook aan zijn minder opzienbarende werk, en was daarmee al spoedig vaak de enige, mede doordat de graveurs die voor de atlas van Fouquet en de stadsgeschiedenis van Wagenaar werkzaam waren geweest, al snel na 1780 hun werkzaamheden staakten. Veel van de nadien verschenen afbeeldingen staan in de topografische traditie geïsoleerd. Alleen de keuze voor het Nieuwe Werkhuis en het nieuwe Maagdenhuis (afb. 15), de beide hoofdwerken van Van der Hart uit dit decennium, was natuurlijk niet geweldig origineel, net als die voor paviljoen Welgelegen (afb. 13) en Felix Meritis (afb. 12). Wel was ook in deze gevallen de Mercurius er zeer tijdig, herhaaldelijk zelfs als allereerste bij. Al met al was de meermalen geformuleerde claim van Mourik en zijn opvolger Swalm dat zij de bestaande verzamelingen op belangrijke punten aanvulden niet onterecht. Ook de kortstondige serie Oude Interessante Gebouwen, die op de drempel van de Nieuwe Bataafse Tijd de kolommen vulde, was zeker juist gekozen; de meeste waren tot nu toe altijd overgeslagen. Na de Bataafse Omwenteling verkeerde de Mercurius met zijn architectuurprenten op eenzame hoogte. Kreeg de gepubliceerde voorgevel van De Duif (1796) na enige jaren nog gezelschap, voor de meeste andere afgebeelde gebouwen gold dat niet, en beschikken we alleen dankzij Swalm over betrouwbare gravures. Slechts de Piramide van Austerlitz (afb. 4), waarmee de Mercurius in 1805 als eerste pronkte, werd met reden ook door een enkele andere topograaf nog de graveerstift waardig gekeurd.Ga naar voetnoot98. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Mercurius als bron van bouwkundige kennisAnalyseert men vervolgens, waaruit de bij de node ontbeerde prent gegeven informatie precies bestaat, dan valt het zakelijke karakter op. Aan een esthetisch oordeel heeft de Mercurius zich hoogst zelden gewaagd; dit laat zich hooguit tussen de regels door uit de gekozen bewoordingen aflezen. Aanvankelijk is de begeleidende tekst overigens sowieso kort. Pas vanaf het midden van de jaren zeventig wordt hij in een enkel geval uitgebreider, als bij het zeer uitvoerig kamer na kamer beschreven Stadhuis van Weesp waarover de commentator dan ook bijzonder enthousiast is.Ga naar voetnoot99. In later jaren neemt de frequentie van de precieze beschrijvingen toe. Vooral in de tijd van Swalm zijn ze vaak ellenlang. Extreme voorbeelden bieden het Rechthuis van Westzaan (afb. 6), het toch weinig bijzondere sociëteitsgebouw van Doctrina et Amicitia, het in de Amsterdamse Plantage ingerichte Panorama en de Piramide van Austerlitz (afb. 4). In het eerste geval | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werden, na de uitwendige gedaante, ook alle vertrekken successievelijk langsgegaan, in het tweede in de weinige vertrekken die er waren uitputtend alle inventarisstukken opgesomd, in het derde het hele tafereel dat het tentoongestelde panorama van Parij s rondom bood bouwwerk voor bouwwerk naverteld, en in het laatste alle teksten van de gedenktafels op de vier piramidezijden letterlijk weergegeven, eerst in het Frans, vervolgens ook nog in Nederlandse vertaling.Ga naar voetnoot100. De meeste pagina's omvat echter nog wel de tekst over de Hersteld-Evangelisch-Lutherse Kerk in Amsterdam (afb. 11), ofschoon het gebouw niet specifiek geroemd wordt. Acht dichtbedrukte bladzijden zijn ermee gevuld, waarbij de lezer geen plint of extra stoeptrede werd onthouden. Alleen de preekstoel nam al bijna anderhalf kantje in beslag.Ga naar voetnoot101. Deze speciale aandacht hing hier echter ongetwijfeld samen met de kerkelijke gezindte, en in zijn soort mag het bedehuis er dan ook zeker zijn. Het formaat alleen al was voor een dissident kerkgenootschap opzienbarend. De drie in vroeger jaren in de Mercurius afgebeelde Lutherse kerken van Willemstad, Hoorn en Beverwijk (afb. 10) konden er bijna samen in. De beschrijving van de gebouwen is zeer zakelijk en systematisch. Aanvankelijk beperkt zij zich tot de (afgebeelde) hoofdfaçade, pas later wordt ook meer of minder uitvoerig op de plattegrond van het gebouw daarachter ingegaan. De Mercurius geeft daarbij in de regel de hoofdmaten van grondplan en gevel; zij zijn echter te summier, om daaruit de precieze proporties van de laatste af te kunnen leiden. Bij het - dan ook zeer bijzondere - Nieuwe Werkhuis van Van der Hart krijgt met name de organisatie van de plattegrond royaal de ruimte.Ga naar voetnoot102. Helaas wordt de ontwerper van een in beeld gebracht bouwwerk niet consequent vermeld. Het is uitsluitend aan Amsterdamse architecten, dat die eer ten deel valt, en dan met name aan de directeur-generaal over de stadswerken en gebouwen. Het korte rijtje van de aldus aan een groter publiek gepresenteerde bouwmeesters blijft zo buiten Cornelis Rauws (in dienst 1768-1772), wiens naam plus functie eenmaal bij de Muiderpoort valt,Ga naar voetnoot103. hoofdzakelijk tot diens opvolgers Jacob Eduard de Witte (1772-1777) en Abraham van der Hart (1777-1820) beperkt. Van de eerste worden vijf, van de tweede zeven bouwwerken uitdrukkelijk als hun artistieke geesteskinderen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
genoemd.Ga naar voetnoot104. Van collega Johan Samuel Creutz (1777-1787) wordt één creatie met de creator genoemd: het Rechthuis van Westzaan (afb. 6). De Mercurius maakte zo al met al forse propaganda voor de Amsterdamse stadsbouwmeesters, wat hun naambekendheid buiten de stadspoorten zeker geen kwaad zal hebben gedaan. De enige particuliere architect, met wiens werk en naam de lezer van de Mercurius in de loop der jaren enigszins vertrouwd raakt, is Husly, naar aanleiding van zijn Weesper Stadhuis (afb. 5) meermalen in de nieuwsberichten genoemd.Ga naar voetnoot105. Daarnaast waren de lezers al met hem als jaarlijks redevoerend directeur van de Amsterdamse Stadstekenacademie bekend.Ga naar voetnoot106. Maar zelfs Husly's Felix Meritis (afb. 12), toch niet het minste onder de moderne architectuur van die dagen, verschijnt in de Mercurius als kunstwerk anoniem.Ga naar voetnoot107. Daarentegen wordt ook van kleiner werk uit de koker van de stadsfabriek de naam van de ontwerpende stadsbouwmeester in de tekst genoemd, zelfs van de eenvoudige kachel in de schepenenkamer van het Stadhuis waarvoor De Witte verantwoordelijk was, en een onaanzienlijk zomerhuisje - de Koepel bij het Tolhuis - van Van der Hart (afb. 19). Juist ook die frequente speciale naamsvermelding lijkt op intensieve contacten tussen Mourik en het stadsfabrieksambt te wijzen; onder Swalm neemt het aantal afgebeelde publieke werken van de stadsbouwmeester al snel tot nul af, wat overigens ook wel met een snelle afname tot nul van publieke werken van de ambterende stadsbouwmeester zélf samenhangt. Andere architecten worden in de annalen van de Mercurius nauwelijks genoemd. Van Welgelegen (afb. 13), hoofdwerk van het vroege Nederlandse | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
neoclassicisme komt de lezer de ontwerper niet te weten. Vanzelfsprekend blijft dan zeker van mindere grootheden de naam ongenoemd, of het nu het Lutherse Diaconiehuis van meestermetselaar Hoeneker, het Huis van Barmhartigheid van meestertimmerman Luyten, of het Haarlemse Diaconiehuis van diens collega Jan Smit betrof.Ga naar voetnoot108. Zij waren alle drie nog meer ambachtsman dan architect, meer bouwkundige dan bouwkunstenaar, en bezaten dientengevolge te weinig status voor een plaatsje onder de zon in de Mercurius. Ook de meeste andere bouwwerken passeren zo als anoniem vakmanswerk de revue.
Veruit de meeste illustraties schijnen van de hand van Caspar David Philips te zijn; vanaf 1774 heeft hij de zijne ook enige jaren lang vrij stelselmatig gesigneerd, maar vanaf 1780 treft men zijn handtekening niet meer aan, ofschoon hij pas in 1789 overleed. Een nieuwe graveur duikt in elk geval pas in 1792 - door Swalm geëngageerd? - met naam en toenaam op in de persoon van de schilder Johan Christoph Schultsz (1749-1812), die blijkens de vrijwel systematische ondertekening van de architectuurprenten nadien tot 1797 voortaan tenminste enige jaren als de vaste illustrator van de Mercurius optreedt. De platen uit het laatste decennium van het bestaan van het blad zijn daarentegen weer alle anoniem. Afgebeeld is telkens het exterieur. Plattegronden ontbreken geheel. Een deel van de gebouwen is in perspectief weergegeven, en daarbij dan meestal tevens in zijn omgeving gesitueerd en met mensen gestoffeerd. Alleen in het geval van bijzonder belangrijke objecten wil dat laatste nog wel eens achterwege blijven, en verschijnt het gebouw geïsoleerd. In zo'n geval wordt het driedimensionale aanzicht meestal verruild voor een tweedimensionale opstandtekening van de hoofdgevel. Dergelijke puur architectonische platen, waarin de Mercurius duidelijk afwijkt van Fouquet en Wagenaar, bezitten in de tweede helft van de jaren zeventig zelfs een volstrekt monopolie, maar hebben ook in de jaren daarna sterk de overhand. Het is vooral in het geval van minder belangwekkende bouwsels, als een badhuis of een bierdragershuisje (afb. 16), dat daarvan afgeweken wordt. Anderzijds worden, niet geheel onlogisch, de meeste aan beide zijden ingebouwde ‘rijtjes’ panden (min of meer) frontaal gepresenteerd, ook als het om objecten van minder belang gaat. Hoe betrouwbaar zijn nu deze illustraties? Het antwoord op deze vraag valt voor de nauwgezetheid van de kunstenaars waarover Mourik en Swalm beschikten over het algemeen vrij positief uit, zeker als men ziet, met wat voor beroerde prenten men elders soms genoegen moest nemen. Speciaal de afbeeldingen van de bij wijze van gevelopstandtekening frontaal weergegeven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebouwen zijn als bron waardevol. Er is vrij veel aandacht voor het detail, veelal meer dan elders, en er wordt niet al te zeer met de werkelijkheid geknoeid. Het enige, waarop nogal eens wat aan te merken valt, zijn de proporties, juist voor het classicisme natuurlijk niet zonder belang. Regelmatig zijn de gebouwen naar verhouding te hoog weergegeven, zoals bij het veel te klein geproportioneerde torentje van het Rechthuis van de Watergraafsmeer (afb. 7) en de Piramide (afb. 4) ter ere van Napoleon, die meer de voorbeeldige puntigheid van die bij Gizeh, dan de daadwerkelijke platheid van die van Austerlitz bezit. Nog meer gold dat voor de plaat van Welgelegen (afb. 13), waarvan, van alle afgebeelde gebouwen, de juiste maatvoering misschien nog wel het meest belangrijk was. Uitgerekend in dit geval waren de proporties in de Mercurius veel te veel in verticale zin vervormd; Goetghebuer komt er, zoals vaker, bij een vergelijking beduidend beter van af.Ga naar voetnoot109. Misschien was daar bij de Mercurius mede het formaat aan debet; om het paleisje in de staande rechthoek te krijgen, was het onvermijdelijk wringen. Hetzelfde gold voor ondermeer het Lutherse Diaconiehuis, het Huis van Barmhartigheid, het Oude Vrouwen en Mannen Diaconiehuis en het Nieuwe Werkhuis, alsmede het Diaconiehuis in Haarlem, waarbij eveneens telkens de verhoudingen ten nadele van de breedte gewijzigd werden, en desondanks boven de daknok een zee van graveerruimte voor een wolkenlucht overbleef. De logische consequentie van één en ander, namelijk om een ‘liggend gebouw’ ook in een liggend kader af te beelden, werd slechts twee maal getrokken, bij de uitvouwbare bladen met het Huis onder 't Zeil en de Hersteld-Evangelisch-Lutherse Kerk (afb. 11). Elders worstelde de tekenaar of graveur met het perspectief en de weergave van het dak. De keuze tussen een ‘echte’ bouwtekening, waarbij alle onderdelen op dezelfde schaal zijn afgebeeld, en een driedimensionaal aanzicht, wordt niet altijd consequent gemaakt. Zo is de Koepel bij het Tolhuis (afb. 19) enerzijds overhoeks weergegeven, maar lopen anderzijds alle horizontale lijnen en lijsten op de prent volkomen horizontaal. Daarentegen lijken de graveur bij ettelijke andere prenten direct de oorspronkelijke bouwtekeningen als voorbeeld ter beschikking te hebben gestaan; zo ondermeer bij Husly's Stadhuis van Weesp (afb. 5), bij De Witte's Kerk in Ouderkerk (afb. 8), stadhuiskachel, Raampoort en Huis onder 't Zeil, en bij de Stads Geschut en Klokgieterij, de Vleeshal en de Hoogduitse Schouwburg van Van der Hart, in welke drie laatste gevallen deze bouwtekeningen thans ook nog in het Amsterdamse Gemeentearchief voorhanden zijn.Ga naar voetnoot110. Het feit dat juist in deze gevallen - en op geen van de andere - op de prent zélf de naam van de desbetreffende bouwmeester, vergezeld van de afkorting ‘inv’ van ‘invenit’, voorkomt, lijkt hierop nog extra te wijzen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De artistieke voorkeuren van de MercuriusEen inhoudelijk oordeel over de bouwstijl van de gepresenteerde gebouwen velt de Mercurius niet. Het kwaliteitskeurmerk blijft in de regel beperkt tot weinigzeggende epitheta als ‘fraai’, ‘trots’, ‘prachtig’, ‘aanzienlijk’ en ‘cierlijk’, en zij lijken nogal eens zonder onderscheid te zijn toegepast. Ook de hybride gestalte van de Lutherse Kerk in Delft, zoals deze na ingrijpen van stadsbouwmeester Terburgh door de combinatie van spitsboogvensters, hoekpilasters en voluten met een gevel in gothico-rococo mengelmoestrant was voorzien, werd in 1766 met de zinsnede ‘een althans uit en inwendig, cierlijk hertimmerd Kerk-Gebouw, pronkende met een fraayen Toren’ geprezen.Ga naar voetnoot111. Toch lijkt de Mercurius in één opzicht onderhuids een eigen stilistische voorkeur aan de dag te leggen, daar waar het vanaf het midden van de jaren zestig gaat om de keuze tussen conservatieve rococo en progressief neoclassicisme: in de boven even aangestipte controverse tussen Nieuwe Zwier en Edele Eenvoud kiest de uitgever voor de Edele Eenvoud. Het woord ‘eenvoudig’ lijkt in het tekstcommentaar een positieve klank te bezitten, en waar gebouwen expliciet geprezen worden, betreft het meest prominente voorbeelden van Hollandse Herleving, van vaderlandslievend baksteenclassicisme waarmee de decadente Franse hofstijl van het midden van de achttiende eeuw de wacht wordt aangezegd. De Muiderpoort, van het specifiek Hollandse poorttype met koepeltoren waarmee nauw aangesloten werd op de bouwkunst van de Gouden Eeuw, ‘wykt in fraaiheid in zyn zoort voor geen ander Gesticht dier Stad’.Ga naar voetnoot112. Uitvoerige lof ontvangt vooral Husly's Stadhuis van Weesp in 1776 (afb. 5), dat ook thans algemeen als één der hoofdwerken van de Hollandse Herleving wordt beschouwd. Het is namelijk met zijn ingangsarcade, door pilasterstellingen en fronton gelede middenrisaliet en cilindervormige stenen cupola op vierkante sokkel overduidelijk geïnspireerd op het Amsterdamse Stadhuis van Jacob van Campen. De Mercurius valt wat de betekenis van het bouwwerk betreft meteen met de eerste zin in huis: ‘Het Nieuwe Stadhuis te Weesp, voor vier Jaaren uit den grond op nieuw gebouwt, oordeelen wy een van die Gebouwen te zyn welken onder de werken deezer Eeuw in ons Vaderland gesticht, de voornaamste rang bekleeden. En in alle zyne deelen zoo wel van buiten als van binnen naar eenen keurigen en goeden smaak, en de juiste voorschriften der Bouwkunde opgetrokken zynde, agten wy het niet ondienstig, het zelve van buiten en van binnen nader te beschouwen.’Ga naar voetnoot113. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Helaas ontbeert de Mercurius de ruimte, om uitgebreid op alle details in te gaan, weshalve ‘wy [die] voor de Liefhebbers ter beschouwinge zullen overlaaten, als wanneer zy overtuigt zullen worden, dat Weesp met recht roemen kan, van een der Cierlykste Raadhuizen onder de Hollandsche Steden te hebben’. Husly verdient door één en ander den lof[...] van een Proefstuk der Hedendaagsche Bouwkunde in dit Weesper Kapitool getoond te hebben’.Ga naar voetnoot114. Een dermate positieve kritiek is nadien nauwelijks nog een architect in de Mercurius ten deel gevallen. In de jaren tachtig worden de afgebeelde gebouwen voor een deel soberder. Het droge baksteenclassicisme van Van der Hart zet de toon, en als het niet van Van der Hart is, dan lijkt het wel van Van der Hart. En de Mercurius is er over het algemeen tevreden mee. De nieuwe Stads Geschut- en Klokgieterij is ‘vast, sterk en, overeenkomstig met den aart van het Gebouw, sierlyk opgetimmerd’; ook de voorgevel van de Vleeshal is nu ‘zeer sierlyk en overeenkomstig met den aart van het gebouw’. Over het Nieuwe Werkhuis ‘kan men met waarheid zeggen, dat de Stads Architect [...] in het ordonneeren van dit gebouw allergelukkigst geslaagd is’.Ga naar voetnoot115. Een frivole uitschieter vormde in 1784 de Utrechtse Fundatie van Renswoude, maar die was op dat moment al een kwart eeuw oud. Even wordt de Edele Eenvoud vergeten, en de Mercurius prijst: ‘'t is een zeer fraai gebouw, zynde gedeeltelyk van gebakkene, en gedeeltelyk van gehouwene Steenen opgetrokken, schynende veelëer een paleis, dan een verblyf van ouderlooze weezen: het middenstuk is naar de Corinthische orde gebouwd, met sierlyke pylasters, het dak ondersteunende’.Ga naar voetnoot116. Een paar jaar later kwam Mourik echter nog zo'n feestelijk gebouw onder ogen, nu van recenter datum, en nu een echt paleis, de pilasters hadden er plaats gemaakt voor heuse zuilen: het ‘trotsch Gebouw’, zoals het in de ondertiteling van de prent heette (afb. 13), ‘van den Wel Edele Heere Henrij Hope in de Haerlemmerhout’. Het was, zo de Mercurius, een ‘ongemeen fraaj en kostbaar gebouw’, en ‘'t overaangename oord door den Heere Hope daartoe uitgekozen, zal den luister van dit vorstlyke Gebouw niet weinig verrukkelyks byzetten, aan welken luister volstrekt geen moeite noch kosten gespaard word’; ‘met één woord’, zo wordt tenslotte de uitvoerige rondgang langs alle pracht en praal afgesloten, ‘dit Lusthuis kan met recht een Paleis genoemd worden, een Gebouw zodanig fraai aangelegd, dat deszelfs weêrgaê in de geheele Republiek niet gevonden wordt’.Ga naar voetnoot117. Het was alleen jammer, dat de edele verhoudingen zo verfomfaaid in de Mercurius terechtkwamen omdat op de prent de proporties van de voorgevel op een wijze waren verkracht, dat deszelfs weerga in de gehele Republiek nauwelijks werd gevonden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het volgende gebouw uit de collectie van de Mercurius dat dergelijke positieve kwalificaties verdiende vormde Felix Meritis (afb. 12), ‘een gesticht het welk tot geen gering sieraad der Stad versterkt, en waarvan reeds in gantsch Europa met lof gesprooken word’.Ga naar voetnoot118. Dat kon zeker niet gezegd worden van de met zo'n overdaad van acht pagina's aan beschrijvende regels bedachte Hersteld-Evangelisch-Lutherse Kerk (afb. 11). De term ‘fraai’ valt slechts een paar maal terloops voor details in het inwendige, en als de uitgever daarmee de kerk als iets bijzonders had willen aanmerken, dan gaat dat in de massa aan feitelijke gegevens volkomen teloor. Alleen het einde is plotseling jubelend. ‘Wy durven ons [...] vleijen’, zo heet het, ‘dat [...] alles eene éénheid zal uitleveren, die de ontwerpers van dit gebouw, 't welk een sieraad te meerder is voor onze aanzienlyke Stad, eer aandoet, en de Kunstenaaren van onzen tyd, als 't ware, aan de onsterflykheid zal ontrukken’.Ga naar voetnoot119. Deze slotzin komt na de nuchtere opsomming van banken en balusters echter redelijk onverwacht, en zij komt dan ook redelijk overdreven voor. Aanmerkelijk meer grond had de Mercurius dan om, bij de laatste prent die voor de Bataafse Omwenteling verscheen, Creutz' Rechthuis van Westzaan (afb. 6) te prijzen. De voornaamste bijzonderheid - de ‘Peristyl van 4 Colommen’ - wordt evenwel slechts op neutrale toon genoemd, en alleen vanwege de cupola kreeg Creutz' creatie - ‘uitmuntende boven andere gebouwen door eene fraaije achtkanten Koepeltooren’ - nog een bescheiden pluim.Ga naar voetnoot120. Daarna was het mét de oude Republiek ook met de classicistische eregalerij van baanbrekende bouwwerken welhaast gedaan. Met reden werd geen enkel gebouw dat in de volgende jaren via de Mercurius het licht van de openbaarheid zag nog om artistieke redenen de hemel in geprezen. Alleen bij de Piramide van Austerlitz (afb. 4) barstten de loftrompetten in 1804 temidden van het algemene Bonapartistische geschetter nog eenmaal los. ‘Onder alle gedenktekenen die ter eere van den Franschen Keizer Napoleon I, en den Zegepraal der Legers, zyn opgericht, kan men zeeker, als een der eenvoudigste, doch teffens luisterrykste en aan het oogmerk der daarstelling voldoenend, stellen, het Monument, het welk in deze Republiek, en wel in het Camp by Zeist word opgericht’. Daarop volgde in maar half geslaagd-ronkende bewoordingen - ‘ten einde men 'er in een groot aantal Eeuwen wedervinde een tafreel der grootheid van den Franschen naam’Ga naar voetnoot121. - een korte uitleg over de conceptie en iconografie van de piramide, en de voornaamste bedoeling. Het was vooral voor alle eeuwigheid bedoeld. Maar voor het overige werd het gevaarte toch vooral geprezen vanwege het mooie uitzicht dat men op een kleine veertig meter hoogte vanaf de op de kunstmatig opgeworpen zandheuvel geplaatste obelisk genoot. Vanuit de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daarin aan elke zijde aangebrachte vensters kon men ‘met behulp van een verrekijker, verbazend ver zien’, naar de Mercurius beweerde zelfs tot in Overijssel en Brabant, ‘en de Frontieren van Frankrijk’ (die zich toen wat dichterbij bevonden dan nu). En nuttig was dat zeker ook: ‘hiervan heeft men nog onlangs gebruik gemaakt, om eenige verdachte schepen, welke zich in zee bevonden, waartenemen’.Ga naar voetnoot122.
Uit de prenten van de Mercurius uit de laatste decennia van de achttiende eeuw komt zo, al met al, al wordt het zelden met zoveel woorden gesteld, een duidelijke promotierol van het blad naar voren ten aanzien van de nieuwe ‘nationale’ neoclassicistische stroming in de Nederlandse architectuur. Deze was mede een gevolg van de concentratie op Amsterdam - of was zij er juist ten dele de oorzaak van? Opvallend is in elk geval, dat er in de eerste tien jaar van het bestaan van de Mercurius van architectuurprenten geen sprake is, en dan plotseling in de tweede helft van de jaren zestig iets van start gaat dat al spoedig resulteert in een min of meer samenhangende serie. Het is alsof Mourik voordien, in de tijd van de Nieuwe Zwier, de bouwkunst voor zijn lezers van geen belang achtte, en pas met de Edele Eenvoud van de Hollandse Herleving zijn interesse werd gewekt. Vanaf de Amsterdamse Korenbeurs (afb. 20), waarmee deze stroming in 1766 ter plaatse inzette, lijkt hij naar compleetheid te streven. Toch worden de elementen, die de geprezen bouwwerken tot zulke opvallende vertegenwoordigers van de nieuwe meerklassieke richting maken, vaak niet specifiek, en later anders niet meer dan terloops, vermeld. Uitdrukkelijk op hun belang gewezen wordt de lezer niet. Bij de Korenbeurs bleef het spectaculaire fronton, dat als meest opvallende noviteit in architectuurhistorische zin de opname van de prent aan het hoofd van de nieuwe reeks zou kunnen legitimeren, onvermeld; hetzelfde gold voor de Lutherse Diaconie. In de veel uitvoeriger beschrijving van De Wittes Stadsschouwburg komt het fronton daarentegen wel voor, evenals in de veel kortere van zijn Huis onder 't Zeil, maar op het bijzondere ervan maakt de tekst daarbij niet attent. Ook de kolossale halfzuilen en pilasters van de Muiderpoort worden kennelijk niet een vermelding waard geacht, in tegenstelling tot de superpositie van de Ionische boven de Dorische orde bij de Delftse Poort,Ga naar voetnoot123. en de hele gevelopbouw bij het Stadhuis van Weesp (afb. 5). Dat de doorlopende serie begint met de Korenbeurs (afb. 20) is wel geen toeval, gezien het vernieuwende karakter van dit gebouw, waarbij zo evident op de bouwkunst van de zeventiende eeuw werd teruggegrepen. Dat De Witte en Van der Hart zo uitgebreid aan bod komen is dat evenmin. De eerste speelde bij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de introductie van dit nieuwe zuivere classicisme in Amsterdam een zeer belangrijke rol, de tweede zette diens bouwtrant daarop in iets minder uitgesproken versie decennia lang voort. Met hen propageerde de Mercurius binnen de architectuur, na de gedegenereerde fase van barok en rococo waarin de regels van de ware schoonheid uit het oog verloren waren, met en naast de terugkeer naar de bouwstijl van de Gouden Eeuw indirect ook de terugkeer naar de pure Griekse en Romeinse bron. Dat Den Haag in de Mercurius vrijwel afwezig was, was daarmee wel eveneens geen toeval. Niet alleen lag het wat verder weg, ook was de bouwkunst hier een stuk minder streng-klassiek van aard. In stadhouderlijke kring werd veel langer vastgehouden aan traditionele verlate rococovormen, dan in het van patriots-nationaal elan bruisende Haarlem en Amsterdam. Voor dergelijke bouwsels had de Mercurius duidelijk geen belangstelling. Het zijn vooral gebouwen in statig baksteenclassicisme die de aandacht krijgen, strenge architectuur met pilasters en frontons in plaats van lisenen en krullerige kuiven. Geen enkel nieuw tempelfront lijkt Mourik in zijn naaste omgeving te hebben willen missen, en zelfs het bericht over de keurig klassiek opgesierde luchtballon van Diller werd zodoende met een fraaie prent verluchtigd (afb. 2). Soms maakt de passie voor de erfenis der hooggeprezen Hellenen in die jaren een wel erg opgeblazen indruk. Weinig belangstelling was er in die jaren uiteraard ook voor de gotiek. Alleen in zijn nadagen lijkt de Mercurius voor de Middeleeuwen meer open te staan. In 1806 bespeurt men in de kolommen voorzichtig iets van de geest van de Romantiek, als in dat jaar een schilderachtige afbeelding van de ruïne van De Haar wordt opgenomen (afb. 22). Het betrof een door de Maatschappij Felix Meritis bekroonde tekening van de Amsterdammer Gerrit Jan Michaélis, ingezonden op ‘derzelver uitnodiging ter vervaardiging van een Landschap, waarin hoofdzakelijk verbeeld wordt de ruïne van een aanzienlijk gebouw, of kasteel, (zoo als hetzelve in den jare 1804 of 1805, naar het leven getekend, in ons vaderland zich vertoonde,), ter keuze van den Tekenaar; in buiachtig herfstweêr, waarbij de lucht onstuimig en regenachtig is, met een' regenboog’.Ga naar voetnoot124. Gezien het door Felix geformuleerde sfeervolle eisenpakket hoort de prent duidelijk in een geheel andere categorie thuis dan alle architectonische platen voordien. In bui en regenboog had Michaélis bij die gelegenheid overigens een geduchte concurrent in de vorm van de Nijmeegse kunstenaar Hendrik Hoogers gehad, wiens tekening van de Barbarossakapel en het Belvedere op het Valkhof volgens de jury voor die van De Haar nauwelijks zou hebben ondergaan, weshalve de Mercurius ook deze hoopte te kunnen publicerenGa naar voetnoot125. - waarvan het echter nooit gekomen is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat tenslotte soms wel tussen de regels doorsluimert, is een nationaal sentiment. Het spreekt al uit de keuze voor gebouwen die zo duidelijk geïnspireerd zijn op zeventiende-eeuwse voorbeelden, en het spreekt ook uit de afbeelding van dergelijke zeventiende-eeuwse voorbeelden zelf. Het terugverlangen naar de glorietijd van de Republiek lijkt ook bij het uitvoerig stilstaan bij het herstel van de Delftse graftombe van Willem de Zwijger in 1761 manifest.Ga naar voetnoot126. Het is in dit verband, alsof de Mercurius met de aanbieding van afbeeldingen van gebouwen in ‘nationaal’ classicistische bouwtrant vanaf het midden van de jaren zestig duidelijk wil maken, dat het geenszins zo droevig met de Nederlandse bouwkunst is gesteld als in die dagen misschien door menigeen in navolging van de Amsterdamse burgemeester Rendorp werd beweerd en gedacht. Iets van een gewond patriottisme sprak overigens al uit de vele aandacht die direct in het begin aan de nieuwe preekstoel van Dordrecht (afb. 1) werd besteed - overigens nog volop Nieuwe Zwier -, en die als een blijk van Nederlands artistiek kunnen werd gevierd: als het ‘pryswaardige Werk, 't welk klaarlyk doed zien, dat ter vervaardiging van zo roemryk een Kunststuk, niet nodig zy Italië of andere Kunstvoedende Oorden te doorkruissen, ter bekominge van hier toe geoeffende Kunstenaaren, daar ons Vaderland nog zulke groote Geesten is voortbrengende, dewelken, indien ze anders maar wel worden beloond en aangekweekt, zig in staat bevinden om deszelfs Lofwaardigheid uit te breeden’.Ga naar voetnoot127. Nationale sentimenten lijken vooral in de jaren tachtig de onderwerpskeuze soms bepaald te hebben. De oproep om mee te betalen aan het monument voor Van der Capellen, die in 1785 verscheen, past gezien de daarbij uitgesproken hoop op een nieuwe glorieuze toekomst geheel hierin: het initiatief verdient alle ondersteuning ‘ten einde aan volgende Geslachten te doen blyken, hoe zeer het verlies van zulke een edelmoedigen Landgenoot door hunne Voorvaderen werd betreurd, en hoe zeer zy, door aan hen een Gedenkteken, van zyn aanzyn na te laaten, vuurig wenschen, dat elk hunner Nakomelingen het spoor betreden zal, waar in die doorluchtige afgestorvenen hen is voorgegaan’.Ga naar voetnoot128. Het nationale sentiment lijkt het hier bij Mourik even van het prinsgezinde te hebben gewonnen. Ook de prent van de Kweekschool voor de Zeevaart het jaar daarop gaf alle gelegenheid op de oorzaken van de bloei van de Nederlandse natie in de voorgaande eeuw terug te blikken, en op een nieuwe bloei in de eigen eeuw te hopen. ‘Het is eene uitgemaakte waarheid dat de Zeevaart de zenuw van den bloei der Nederlanden is’, zo begint de begeleidende tekst, en vervolgens wordt van de zeehelden van weleer een link met de zeehelden van de eigen tijd gelegd - want ‘de Nederlanders hebben er verscheidene gehad, en bezitten nog | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werkelyk zulke helden, waarvan de beruchte slag op den Doggersbank ten bewyze verstrekt’. Om ook in de toekomst van zulk heldendom verzekerd te zijn, mag men echter niet op zijn lauweren rusten, en bij het voorkomen van dat laatste vormt de recent opgerichte kweekschool volgens de Mercurius een zeer nuttig instrument.Ga naar voetnoot129. Het is deze betekenis van de kweekschool als voorbeeldige institutie, niet als in artistieke zin voorbeeldig stuk architectuur, die vooral de reden voor het opnemen van de afbeelding vormde. Na de Bataafse Omwenteling is van deze nationale trots bij de Mercurius weldra weinig meer over. Het verlies daarvan komt wel nergens sprekender tot uitdrukking dan in de vele aandacht aan de Piramide van Austerlitz (afb. 4) wordt besteed - het licht megalomane eerbetoon aan de grote Franse bondgenoot en dwingeland. ‘Er zal’, zo laat kennelijk zonder enige vaderlandslievende aarzeling de uitgever op de beschrijving volgen, ‘[aan het inwendige van de piramide] bygevoegd worden een geschrift, aanwyzende, dat dezelve gesticht zy, ter eere van den Keizer, kort na zyne komst tot den Troon. [...] Hier by zal gevoegd worden, eene beschryving der Staats- en Krygsgesteldheid van Frankrijk, en de naamen der voornaamste overwinningen, welken onzen Legers hebben beroemd gemaakt; ten einde men 'er in een groot aantal Eeuwen wedervinde een tafreel der grootheid van den Franschen naam, in het tydperk waarin wy leven’.Ga naar voetnoot130. Van Frankrijks grootheid. Cursivering van mij. Gelukkig, dat de ‘Nationaale vlag’ die blijkens de tekst in top woei, afgaande op de afbeelding nog tenminste de Nederlandse was.Ga naar voetnoot131. Maar dat een dergelijk monument voor de Franse geweldenaar op Nederlandse bodem desondanks een goed Nederlander volgens de zelfgestelde normen toch zeer pijn moest doen - de uitgever van de Mercurius heeft het blijkbaar niet eens meer beseft. Maar wat had hij aan ‘nationale’ bouwsels in deze droeve jaren, alvorens koning Lodewijk Napoleon voor een kortstondig nieuw elan zou zorgen, anders te bieden? De andere architectuurplaten die nog sinds de eeuwwisseling in het blad opgenomen zijn geven het antwoord: twee slaapverwekkende sociëteitshuizen (afb. 18), een kantoorpoortje en een katholieke huiskerk, een panorama met uitzicht op Parijs, een romantische kasteelruïne in de Stichtse weilanden bij storm en ontij (afb. 22), en vijf weggezakte huisjes op het Leidseplein (afb. 23). Er zijn er om minder reden voor de verleidelijke belofte die Napoleon inhield bezweken.Ga naar voetnoot132. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
The Maandelykse Nederlandsche Mercurius, 1756-1807, and the importance of its engravings for the spread of knowledge of Dutch architectureUntil the 1840s Dutch architects did not have a technical periodical of their own. In the second half of the 18th century their main source of knowledge of the architectural developments in their own country consisted of engravings of the most prominent modern buildings in cultural journals and more general magazines. One of these magazines was the Maandelykse Nederlandsche Mercurius, which appeared almost every month in Amsterdam from 1756 until 1807. It was edited by the famous bookseller Bernardus Mourik (1709-1791) and continued by his colleague Jan Augustijn Swalm (1762-1807). After his death, no successor could be found. From an early stage, several issues a year the magazine would contain engravings, so-called ‘Kunstplaaten’. A whole range of subjects could be used for such a print: earthquakes and executions, calamities and solemnities, unveilings of royal statues and exploding powder-magazines, and especially all kinds of festivities connected with the baptisms, weddings and funerals inside the Orange-dynasty would stir up the interest of the illustrators. But from 1766 on as (a more restrained and intellectual) neo-classicism began to replace the exuberant rococo as the dominant style in art, building activities were pictured increasingly often. Although it was never announced as such, these engravings in the end made up a gallery of modern Dutch edifices, because within a decade it became customary for the Mercurius to present its readers with prints of three or four of these each year. When the Mercurius had ceased to appear, faithful subscribers possessed some sixty pictures of the facades of interesting buildings, most of them in the new style. Their characteristic soberness was repeatedly praised in the sometimes lengthy descriptions which accompanied the prints. The first buildings to be pictured were a few Lutheran churches, because from the start the Mercurius contained a special column with news from inside this religious community. These news columns included reports about the many newly built Lutheran churches, and to illustrate these was a logical next step. From here, this gesture to the reader quickly spread as engravings of for the most part public buildings such as town-halls and town-gates, churches and theatres, club-houses and charitable institutions filled the pages. Most striking, perhaps, is the fact that ample room was allotted to new edifices in the Roman Catholic sphere. Until 1795, the Roman Catholic Church was not officially recognised. Many in the dominant Calvinist Church, to which Mourik belonged, considered it an illegal conspiracy of superstitious papists and, as such, a threat to Dutch identity and independence. That was why for nearly two centuries after the Reformation, Roman Catholics were forced to | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
celebrate mass in attics and other hiding-places. During the latter years of the -ancien régime, however, they were allowed to (re)construct their own orphanages and churches in a more representative style within the more open-minded city of Amsterdam, which of course could not be ignored by the Mercurius. Simpler topics such as hydraulic engineering, or private housing were not thought fit for a place in the gallery of Dutch architectural highlights. The only townhouse pictured during the life time of the magazine was a big Amsterdam housing complex at the central Dam square, the only countryhouse was the famous Paviljoen Welgelegen of the wealthy English banker Henry Hope at Haarlem, built between 1786 and 1789. This last choice was inevitable in a selection of the best and most modern buildings of the Netherlands. Not only did the Mercurius concentrate on public buildings, it also focused on Amsterdam and its immediate neighbourhood. The bulk of the illustrated edifices was to be found in Amsterdam itself, where the modern classicist style flowered most: no important specimen is lacking and nearly the whole oeuvre of Jacob Eduard de Witte and Abraham van der Hart, who were the official town architects during the period, is pictured. The rest of the engravings showed buildings from the nearby city of Haarlem and some smaller towns around Amsterdam. Very few buildings in the rest of the Netherlands were pictured, and the engraving of the megalomaniac Pyramid of Austerlitz in the province of Utrecht, which was chosen for one of the last volumes of the Mercurius in 1805, was an exception. The fact that illustrations of buildings in The Hague, the residence of the stadtholder, are almost complete absent, is remarkable. It may be that the conservative character of The Hague architecture made it less suitable for illustrations, at least in the eyes of the Amsterdam editors. Not all illustrations showed new buildings. When no interesting modern material was at hand, older buildings in Amsterdam could also be chosen. In the 1790s a few seventeenth-century buildings were pictured, which according to the new editor, Swalm, was intended to make up for the biggest gaps in the existing printbooks of Amsterdam. After the Batavian Revolution of 1795, however, the lack of interesting contemporary architecture was no longer compensated this way, as Swalm looked to other themes for his illustrations, like the new national flag, the official robes of the members of the government, and a stage-curtain inside the theatre of Amsterdam. The gallery of national architectural pride ended ten years later with an engraving of a range of collapsing old-fashioned gables at the Leidseplein: a symbolic choice reflecting on both the Mercurius and the Dutch nation in 1806. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijst van prenten in de Maandelykse Nederlandsche MercuriusAchtereenvolgens gegeven: deelnummer; jaar; maand; pagina; ondertitel van de prent (indien tussen [ ] geplaatst eigen omschrijving vanwege ontbreken van ondertitel)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Dordrecht, preekstoel in de Grote Kerk, dl. 1 (1756).
2. Den Haag, luchtballon boven de tuin van Noordeinde, dl. 55 (1783).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Leiden, reuzen-aloë in de kwekerij van Schuurmans Stekhoven, dl. 3 (1757).
4. Austerlitz, Pyramide ter ere van Napoleon, dl. 85 (1805).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Weesp, Stadhuis, dl. 41 (1776).
6. Westzaan, Rechthuis, dl. 74 (1794).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. Watergraafsmeer, Rechthuis, dl. 45 (1778).
8. Ouderkerk aan de Amstel, Hervormde Kerk, dl. 39 (1775).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9. Amsterdam, R.K. kerk ‘De Liefde’, dl. 67 (1789).
10. Beverwijk, Lutherse Kerk, dl. 39 (1775).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11. Amsterdam, Hersteld-Evangelisch-Lutherse Kerk, dl. 73 (1793).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12. Amsterdam, Felix Meritis, dl. 68 (1790).
13. Haarlem, Paviljoen Welgelegen, dl. 66 (1789).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14. Amsterdam, oude Maagdenhuis, dl. 61 (1786).
15. Amsterdam, nieuwe Maagdenhuis, dl. 61 (1786).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16. Amsterdam, Bierdragershuisje, dl. 77 (1797).
17. Amsterdam, Hoofdwacht op de Botermarkt, dl. 64 (1788).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18. Amsterdam, gebouw De Zon, dl. 82 (1802).
19. Amsterdam, koepel bij het Tolhuis, dl. 59 (1785).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
20. Amsterdam, Korenbeurs, dl. 25 (1768).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
21. Amsterdam, Schreierstoren voor en na de verbouwing, dl. 52 (1782).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
22. Kasteel De Haar, dl. 86 (1806).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23. Amsterdam, huisjes aan het Leidseplein, dl. 86 (1806).
|
|