De Achttiende Eeuw. Jaargang 1999
(1999)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |||||
Annemieke Meijer
| |||||
[pagina 4]
| |||||
vrouwenbladen (mits met mate macho) zo nobel en ‘goed’ gevonden wordt, is zeer vergelijkbaar met zijn laat-achttiende-eeuwse sentimentele voorvader. En iedereen die weleens een gegeneerde traan weggeslikt heeft bij het zien van de hereniging van een moeder en haar bij-de-geboorte-ter-adoptie-weggegeven kind in een programma als ‘Spoorloos’ of een van de andere realityen emotie-televisieprogramma's, heeft ervaren wat de achttiende-eeuwer de ‘pleasure of woe’ noemde. De moeilijkheid, natuurlijk, is dat noch de Bekende Nederlandse, noch de New Man zich ‘sentimenteel’ noemen. Zouden tweehonderd jaar geleden zij die net zo hun emoties vrijelijk toonden en daarmee van een zekere gevoeligheid, en dus goedheid, blijk gaven, zich trots als aanhangers van ‘het sentimentele’ hebben beschouwd, tegenwoordig is het onmogelijk het woord te gebruiken op een positieve of zelfs maar neutrale manier. ‘Sentimental’, schreef I.A. Richards in 1929, ‘has become one of the most effective among the politer forms of abuse’.Ga naar voetnoot2. sentimenteel genoemd worden is niet best, terwijl ‘onsentimenteel’, of ‘wars van elke sentimentaliteit’ uit de mond van een literatuur- of filmcriticus een hoge vorm van lof is. ‘sentimenteel’ klinkt in moderne oren naar zwelgen in emotie, naar goedkoop gevoel, naar, zoals het Groot Woordenboek der Nederlandse taal het uitdrukt, ‘overdreven gevoeligheid, de neiging zich geheel door tedere of weemoedige gevoelens te laten meeslepen’ (s.v. ‘Sentimenteel’). Deze omslag in de betekenis van ‘sentimenteel’ - van voornamelijk positieve, naar geheel negatieve connotaties - vond plaats al vrij vroeg na het ontstaan van de term. Ze is direct verbonden met de heftige reacties die sentimentele literatuur in de laatste decennia van de achttiende eeuw ook in Nederland opriep. Daarover later- nu eerst de terminologie, want aan de hand van de ontwikkeling van de betekenis van het woord ‘sentimenteel’, laat zich niet alleen de inhoud van het begrip sentimentele literatuur, maar ook het denken over dat fenomeen illustreren. Omdat het woord in het Engels het eerst verscheen begin ik daar; de relatie met het Nederlandse ‘sentimenteel’ volgt hierna. | |||||
‘Sentimental’ in de Engelstalige literatuurVoor de allereerste verschijningsvormen van ‘sentimenteel’ en zijn afleidingen moeten we terug naar ongeveer 1750. Samuel Richardson, de auteur van Pamela (1740), was bezig aan zijn volgende roman, het lijvige Clarissa. Tijdens de verschijning van de zeven delen waaruit dat werk bestond, in 1747 en 1748, raakte Richardson verwikkeld in correspondenties met veelal adellijke dames, die met commentaar en verzoeken kwamen naar aanleiding van de door hen gelezen gedeelten. Sommigen schreven hem tot zijn grote ongenoegen dat ze Lovelace, de schurk van het verhaal, eigenlijk wel charmant vonden. De meeste brieven ontving Richardson echter naarmate het einde van de roman | |||||
[pagina 5]
| |||||
naderde en het steeds duidelijker werd dat de deugdzame Clarissa niet aan het altaar, maar in haar graf zou eindigen (‘I beg of you, Mr Richardson, let Clarissa live’). Een van deze dames, Lady Bradshaigh, zette de correspondentie ook na het verscheiden van Clarissa voort en pende in 1749 de volgende, voor de moderne onderzoeker van het sentimentele onweerstaanbare, passage: ‘Pray, Sir, give me leave to ask you (I forgot it before) what, in your opinion, is the meaning of the word sentimental, so much in vogue among the polite, both in town and country? In letters and common conversation, I have asked several who make use of it, and have generally received for an answer, it is - it is - sentimental. [...] I am frequently astonished to hear such a one is a sentimental man; we were a sentimental party; I have been taking a sentimental walk. And that I might be reckoned a little in the fashion [...] about six weeks ago, I declared I had just received a sentimental letter. Having often laughed at the word, and found fault with the application of it, and this being the first time I ventured to make use of it, I was loudly congratulated upon the occasion, but I should be glad to know your interpretation of it.’Ga naar voetnoot3. Lady Bradshaigh hoort herhaaldelijk dat nieuwe woord om zich heen, heeft al vaak gevraagd wat het nu precies betekent maar heeft daar geen antwoord op gekregen, heeft het vage gevoel dat haar vrienden het woord op een verkeerde manier gebruiken maar wil er toch bij horen. Daarom heeft ze besloten om het zelf ook eens te proberen door aan te kondigen ‘ik kreeg vandaag toch zo'n sentimentele brief’, waarna ze luid is geprezen - maar ondertussen weet ze nog steeds niet echt wat het betekent. Helaas is Richardsons antwoord niet bewaard gebleven. Maar hij was de eerste die het woord gebruikte, en het is goed mogelijk een idee te krijgen van wat het woord in zijn tijd betekende en van hoe het aan het veranderen was (want Lady Bradshaighs verwarring is begrijpelijk) door naar zijn werk te kijken. Ten eerste is daar het nawoord bij Clarissa, dat Richardson schreef in 1751. Hij had met deze roman een paar expliciete morele doelen gehad, en over het algemeen kwam zijn boodschap wel over: de hoofdpersoon, een en al gevoeligheid, deugdzaamheid en vroomheid werd door de meeste lezers (en lezeressen) als een nastrevenswaardig voorbeeld gezien. Maar Lovelace was zoals gezegd ten minste een ambigue figuur: terwijl vrouwen, hem tegen alle bedoelingen, in aantrekkelijk bleken te vinden, lieten veel lezers Richardson daarnaast bezorgd weten dat deze schurk zo levensecht was neergezet dat mannen wel eens een voorbeeld aan hem zouden kunnen nemen. Men had wat dat betreft in het bijzonder problemen met zijn goddeloosheid, en in het nawoord bij de derde, herziene druk uit 1751 verdedigde Richardson zich als volgt: ‘It is hoped, good use, has been made throughout the work, by drawing | |||||
[pagina 6]
| |||||
Lovelace an infidel, only in practice [...] his last scenes [...] could not have been made, had he been painted as a sentimental unbeliever.’Ga naar voetnoot4. Dit is voor zover men heeft kunnen nagaan de allereerste keer dat het woord sentimenteel in druk verschijnt in welke taal dan ook, en om het hier te interpreteren moeten we elke moderne connotatie buiten beschouwing laten. In de praktijk, in zijn gedrag, zegt Richardson namelijk, leek Lovelace wel goddeloos, maar zijn ‘last scenes’ - waarin hij door wroeging verscheurd wordt - waren niet geloofwaardig geweest als hij voordien ook in zijn gedachten, in zijn argumenten, als ongelovige was afgeschilderd. Praktijk en theorie, ‘in practice’ en ‘sentimental’, worden hier tegenover elkaar gezet, waarbij sentimenteel dus iets betekent als ‘te maken hebbend met mening of gedachte, met een rationeel oordeel’.Ga naar voetnoot5. De Friese predikant Johannes Stinstra, die tussen 1752 en 1755 een Nederlandse vertaling van Clarissa publiceerde, drukte de tegen- stelling uit als ‘in de Betrachtinge’ en ‘in hunne Gevoelens’ - niet ‘sentimenteel’, want dat woord zou in het Nederlands nog decennia lang onbekend blijven: ‘[...] dat 'er door het gansche werk heen, veel, en zo als men hoopt, nuttig gebruik gemaakt is van Lovelace dus af te maalen als een ongeloovigen in de Betrachtinge alleen [...] en in zijne laatste rol: hetwelk 'er niet kon gemaakt zijn, waare een van hun beiden, of zij beide afgeschilderd als Ongeloovigen in hunne Gevoelens.’Ga naar voetnoot6. Een tweede voorbeeld komt uit Sir Charles Grandison, de roman die Richardson publiceerde in 1753. Twee jongedames geven in een brief aan een vriendin een beschrijving van de bruiloft van Sir Charles en Harriet Byron. Charlotte begint, en schrijft ernstig over de domheid van liefde op het eerste gezicht - dit bruidspaar heeft een veel grotere kans om gelukkig te worden, want de bruidegom is een oudere wijze man en de bruid is wel verliefd, maar niet teveel. Dan onderbreekt ze zichzelf plotseling, omdat ze bang is dat dat soort beschouwingen niet is wat haar vriendin wil horen. Ze schrijft: ‘But here comes Lucy -, My dear girl, take the pen. - I am too sentimental. The French only are proud of sentiments this day: the English cannot bear them: Story, story, story, is what they hunt after, whether sense or nonsense, probable or improbable.’Ga naar voetnoot7. ‘I am too sentimental’, dat is duidelijk, betekent ook hier weer iets totaal anders dan wat wij er nu onder zouden verstaan. Het heeft hier te maken met gedachten | |||||
[pagina 7]
| |||||
over morele kwesties, met afwegingen van goed en kwaad, en het lijkt enigszins negatieve connotaties te hebben. Een modern equivalent zou ‘moralistisch’ of ‘prekerig’ zijn; Stinstra vertaalde het als ‘spreukagtig’.Ga naar voetnoot8. Dit alles geeft nog bepaald geen duidelijk antwoord op de vraag van Lady Bradshaigh. Deze citaten die toch allemaal uit de jaren vijftig stammen, suggereren dat het adjectief ‘sentimental’ gebruikt werd in de context van een ‘theoretisch oordeel’, of een ‘morele gedachte’, en dat het misschien zelfs geassocieerd werd met ‘prekerigheid’. Echter, de betekenis was aan het veranderen, en Lady Bradshaighs verwarring is begrijpelijk. De kans lijkt klein dat het woord in bovengenoemde betekenissen zo populair zou zijn geworden in de modieuze kringen waarin zij zich bewoog. Maar vanaf ca. 1760 begint ‘sentimenteel’ zich geleidelijk maar onmiskenbaar naar het semantische veld van de emotie te bewegen, en daarmee komen we in de buurt van wat Lady Bradshaighs vrienden waarschijnlijk bedoelden als ze het hadden over een sentimentele brief of wandeling. ‘Sentimental’ behoudt in deze ontwikkeling zijn morele lading maar krijgt ook emotionele associaties: de emotie wordt beschouwd als werktuig om tot morele oordelen te komen. Laurence Sterne, de schrijver die het woord in die meer emotionele betekenis introduceerde en door wie het pas echt een modewoord werd, presenteerde in zijn roman A Sentimental Journey van 1768 een opsomming van verschillende soorten reizigers: er zijn ledige, nieuwsgierige, leugenachtige, hoogmoedige, ijdele, en zwaarmoedige reizigers, maar ook sentimentele. De laatste categorie mensen is uitermate gevoelig en reist om indrukken op te doen, die vervolgens de aanleiding vormen voor allerlei verfijnde beschouwingen over ethische zaken. Hierin komen het morele en het emotionele dus samen, en wordt ‘sentimenteel’ bovendien gebruikt met duidelijke positieve connotaties. De Sterneaanse betekenis kan waarschijnlijk het beste omschreven worden als ‘te maken hebbend met verfijnd gevoel, met een verheven mentale houding’. Nu is Sterne natuurlijk een schrijver die de literatuurhistorici zeer goed weet te verdelen: in hoeverre is hij serieus, en hoeverre ‘tongue in cheek’? Ook zijn idiosyncratische gebruik van ‘sentimental’ is niet altijd ondubbelzinnig. Maar zeker is dat we met Sterne zijn aangekomen bij de belangrijkste achttiende-eeuwse betekenis van ‘sentimenteel’. | |||||
[pagina 8]
| |||||
‘Sentimentele’ literatuur in het NederlandsDit is ook de betekenis waarin het in de jaren zeventig van de achttiende eeuw voor het eerst in het Nederlands verscheen. In 1776 schreef Bernardus Brunius in zijn vertaling van Sterne's eerste roman Tristram Shandy over ‘de kuisschte, en sentimenteelste plaatsen uit de beste Fransche Romans’ en over ‘eene traan van sentimenteele zedigheid’: de eerste voorbeelden van ‘sentimenteel’ in het Nederlands. Twee jaar later verschenen zowel sentimenteele Reis in Nederlandse vertalingGa naar voetnoot9. als ook sentimenteele Wandelingen van J.C. Blum, een boekje met morele overdenkingen door een gevoelige wandelaar, des te opmerkelijker omdat de oorspronkelijke Duitse titel simpelweg Spaziergänge was. Agnes Zwaneveld heeft gesuggereerd dat het adjectief‘sentimenteele’ op instigatie van de uitgever werd toegevoegd, die daarmee hoopte de verkoopcijfers gunstig te beïnvloeden.Ga naar voetnoot10. Het geeft wel aan dat ‘sentimenteel’ rond 1780 niet alleen in gebruik begon te raken, maar dat er zelfs al van enige populariteit sprake geweest moet zijn. Het begrip werd in Nederland echter in één klap algemeen bekend met de publicatie van Rhijnvis Feiths Julia in 1783, en zijn Ferdinand en Constantia twee jaar daarna. Vanaf dat moment begonnen in de culturele tijdschriften de verwijzingen naar ‘het sentimenteele’ steeds frequenter te worden, hoewel ik niet de indruk heb dat het hier ooit zo populair was en zo algemeen gebruikt werd als Lady Bradshaighs opmerkingen voor Engeland suggereren. Vaak werd het ‘het zogenaamde sentimenteele’ genoemd, en in 1786 nog noemde W.E. de Perponcher het ‘een kunstwoord’:Ga naar voetnoot11. een vakterm, die gereserveerd was voor verwijzingen naar het type letterkunde in kwestie en afleidingen daarvan. Een sentimentele roman, vrouw, of man, sentimentele gedachten, gesprekken, en wandelingen - dat zijn waarschijnlijk de meest voorkomende combinaties, en steeds ging het daarbij om een hoger soort van gevoeligheid, om antennes die zo precies afgestemd zijn dat ze alle nuances in emotie oppikken, en vooral, om een susceptibiliteit voor elke gradatie in moreel gevoel. Het voert op deze plaats te ver om in te gaan op de mogelijke filosofische theorieën en religieuze doctrines die ten grondslag zouden kunnen liggen aan het Sentimentalisme.Ga naar voetnoot12. Eén belangrijke achtergrond zijn de ideeën van de derde | |||||
[pagina 9]
| |||||
Earl of Shaftesbury, die zo ze al niet als enig verklaringsmodel kunnen dienen, dan toch veel kunnen verduidelijken over de essentie van het sentimentele. Volgens Shaftesbury hoeft een mens om deugdzaam te handelen niet méér te doen dan zijn natuurlijke gevoel te volgen. Zijn ‘moral sense’, zijn aangeboren gevoel voor goed en kwaad, zal maken dat hij net zo vlekkeloos een ethisch oordeel kan vellen als mooi en lelijk onderscheiden.Ga naar voetnoot13. Sentimentele auteurs nu proberen steeds om, door een beroep te doen op de emoties van de lezer, diens ‘moral sense’ nog verder aan te scherpen en daardoor zijn zedelijk leven en morele principes te verbeteren. In de woorden van Rhijnvis Feith: ‘Maar nu onderstel ik dat [een] jongeling bij tijds met de beste sentimenteele schriften is bekend geworden, dat de edele karakters, daarin vertoond, zijne ziel hebben ingenomen, dat hij belust is geworden om een' Grandison [...] na te volgen [...] Wat zal hier het gevolg van zijn? [...] Zijne ziel zal [...] van dag tot dag gevoeliger en hierdoor menschlievender en weldadiger worden.’Ga naar voetnoot14. De achttiende-eeuwse sentimentele roman wordt zoals bekend niet gekenmerkt door vrolijkheid. Tevreden mensen met plezierige ervaringen en opgewekte gedachten zal de lezer er over het algemeen tevergeefs zoeken, maar aan de andere kant gaat het ook niet om grote, tragische gebeurtenissen. Sentimentalisten zijn vooral geïnteresseerd in een huiselijk soort verdriet - de Slechte tijden eerder dan de Goede. Zoals elk team van soapschrijvers weet, is de gedetailleerde beschrijving van de gevoelens van iemand die plotseling in treurige omstandigheden komt te verkeren bij uitstek geschikt om de kijker te raken, en hun achttiende-eeuwse voorgangers kozen juist dat gegeven dan ook om hun lezers moreel te verbeteren. Het gaat meestal om deugdzame en zeer gevoelige mensen die zonder dat ze daar zelf iets aan kunnen doen met ellende geconfronteerd worden. De essentie is om aan te tonen hoe de hoofdpersonen zich onder deze wendingen van het lot houden, wat ze precies voelen, en, vooral in het Nederlandse Sentimentalisme, hoe ze uiteindelijk berusten in Gods wil. ‘Virtue in distress’ noemde Lady Bradshaigh dat in één van haar brieven | |||||
[pagina 10]
| |||||
aan Richardson, daarmee het centrale thema van de sentimentele roman verwoordend. Het is duidelijk dat de morele doelstellingen van de Sentimentalist gevolgen moesten hebben voor karakterisering en plot. Concrete gebeurtenissen, die immers niet meer zijn dan de aanleiding om in het gevoelsleven van de hoofdpersoon te duiken, krijgen zelf weinig aandacht, maar juist vanwege het expliciete morele doel was het natuurlijk wel zaak om dat gevoelsleven zo turbulent mogelijk te maken. Daarom worden de plots van sentimentele romans gekenmerkt door de wildste wendingen en de meest plotselinge omkeringen. Als lippendienst aan het criterium van ‘waarschijnlijkheid’, waarvan sentimentele auteurs, zo krijgt men de indruk, niet bepaald wakker lagen, werden de romans veelvuldig gepresenteerd als een op zolder gevonden manuscript, half-vergaan en dus incompleet: na de mededeling ‘At this point a considerable part is missing’, of een paar zetregels met sterretjes, kon weer vol goede moed een nieuwe dramatische verhaallijn aangevangen worden. Richardson gebruikte de epistolaire vorm voor dat doel en noemde het ‘writing to the moment’: in een intensieve correspondentie met één of meer confidanten liet hij zijn personages hun gevoelsleven blootleggen bijna al op het moment dat hun de dingen overkwamen. Sentimentele auteurs hadden geen behoefte aan originele nieuwe thema's of verhaallijnen; ze stelden hun romans samen uit door en door bekende onderdelen die vaak ook op een vaste manier beschreven werden. Sterfscènes waren populair, maar evenzo herenigingen van moeders met verlorengewaande kinderen of van doodgewaande geliefden. Geoefende lezers van sentimentele teksten wisten op die manier al wanneer en op welke manier er een beroep op hun emoties werd gedaan, vooral ook omdat er veelal standaard-technieken gebruikt werden om de gepaste gevoelens in de lezer op te roepen. De meest opvallende technieken waren typografisch van aard en bedoeld om emoties, zo heftig dat ze eigenlijk onbeschrijfelijk zijn, toch uit te drukken: een overdaad aan gedachtestreepjes en uitroeptekens was het gevolg. Richardson, die van beroep drukker was, gebruikte als eerste ook kleine handjes om essentiële passages aan te geven, en drukte op een bepaald moment de tekst schots en scheef af om de emotionele wirwar uit te drukken waarin Clarissa verkeert. Natuurlijk was het juist de overdreven sentimentele typografie die rücksichtslos geparodieerd werd, maar al die streepjes en uitroeptekens zijn meer dan alleen een anomalie in de literatuurgeschiedenis. Nog niet eerder werd er zo expliciet een bijna fysieke reactie van de lezer verwacht - wie zo'n tekst hardop leest raakt bijna buiten adem, voelt de lichamelijke emotie samengaan met een geestelijke en staat daardoor extra open voor morele lessen. Dat hoopten de Sentimentalisten tenminste. Een nobel doel: de lezer gevoeliger te maken en hem daardoor moreel te verbeteren. Wie echter denkt dat achttiende-eeuwse critici tegen dit soort romans weinig bezwaren kunnen hebben gehad, vergist zich, want het senti- | |||||
[pagina 11]
| |||||
mentele werd één van de literaire kwesties van de jaren tachtig en negentig. Maar het begon allemaal heel welwillend, in 1783. In dat jaar werd de eerste oorspronkelijk Nederlandse sentimentele roman gepubliceerd, Julia. Feith had in een voorwoord zijn twijfels geuit over de waardering die zijn droevige verhaal over twee deugdzame geliefden ten deel zou vallen (‘Ach! ik gevoel al te wel, mijne Julia is niet voor de achttiende eeuw geschikt’), maar dat viel in eerste instantie erg mee. De recensenten, die vanaf ongeveer 1770 steeds vaker en met enige bevreemding melding gemaakt hadden van Engelse ‘Graveyard poetry’, die ze ‘gans onregelmatig’ noemden en ‘windrig’ en ‘bloemrijk’, en die binnen een duidelijke tendens om neo-classicistische argumenten te laten varen voor een meer lezersgerichte benadering steeds meer aandacht besteedden aan de gevoelsmatige kant van literatuur en het vermogen om de lezer te raken, hadden het volgende commentaar: ‘De kiesche en zuivere minnenhandel van Julia en Eduard, door den Heer en Mr. Rhynvis Feith alhier beschreven, behelst eene by uitstek treffende geschiedenis, in welker voorstelling de Schrijver eene groote verscheidenheid van zeer aandoenlyke tafereelen gemaald heeft, die ons de reine Liefde, vergezeld van oprechte Godsvrugt, op veelerleie wyzen, in verschillende uitwerkingen, zo levendig onder 't oog brengen, dat een aandoenlyk hart 'er ten gevoeligste door getroffen moet worden. De geheele inrigting van dit Geschrift, de manier van uitvoering, en de styl daarin gebruikt, maaken het tot een Meesterstuk in zyne soort.’Ga naar voetnoot15. Er waren meer gunstige reacties van de kant van de critici, en bovendien werd Julia een publiekssucces: de tweede druk kwam datzelfde jaar uit, nog drie edities volgden tijdens het leven van de auteur, en er verschenen vertalingen in het Frans, Duits en Russisch.Ga naar voetnoot16. Julia was zoals gezegd de eerste sentimentele Nederlandse roman, en ook een van de weinige. Want behalve Feiths Julia en zijn Ferdinand en Constantia uit 1785, verschenen er in feite slechts een handvol: Elisabeth Maria Post schreef Het land (1788), en Reinhart, of Natuur en Godsdienst (1791-1792), terwijl Jacob Eduard de Witte van Haemstede, die langdurig in de gevangenis verbleef, ‘op zekeren Avond [...] den inval [kreeg], om te beproeven, in de manier der julia van den Heer feith iet te ontwerpen; het zogenaamde sentimenteele, dat in dat boekje evenals in de Ferdinant en Constantia doorstraalde, hadt mij getroffen en mijn geest opgewonden [...] Nog het hoofd vol van de lezing dier boeken hebbende, nam ik de pen ter hand, en schreef een werkje in de manier van julia, dat ik tot titel gaf Cephalide.’Ga naar voetnoot17. | |||||
[pagina 12]
| |||||
Na deze volgens de recensenten om onbeschaamd luchtige beweegredenen tot stand gekomen roman volgden van zijn hand nog vele langere en kortere stukken sentimenteel proza, zoals ook de andere twee auteurs bundels sentimenteel getinte stukjes fictie, drama en poëzie schreven en er van meer onbekende auteurs ook wel eens een bundeltje verscheen - maar het is belangrijk om te onthouden dat het aantal oorspronkelijk Nederlandse romans zeer beperkt is. De kritiek van de laatste decennia van de achttiende eeuw, die bijna uitsluitend betrekking had op sentimentele fictie, is dan ook niet alleen gericht op het oorspronkelijk Nederlandse werk, maar vooral ook op de vele vertalingen uit het Duits en het Engels die in deze tijd verschenen. Het Nederlandse Sentimentalisme op zich stelde weinig voor - kwantitatief in elk geval. | |||||
De discussie tussen Feith en De PerponcherEen jaar na de publicatie van Julia raakte Feith naar aanleiding van zijn twee romans verwikkeld in een discussie met de Utrechtse schrijver, staatsman en pedagoog Willem Emmery de Perponcher Sedlnitzky. Deze uit honderden pagina's bestaande en over verschillende Nederlandse bibliotheken verspreid liggende polemiek begon toen Perponcher in 1786 in het achtste deel van zijn Mengelwerk de aanval op Feith opende met een lang essay getiteld ‘Gedagten over het sentimenteele van deezen tyd’.Ga naar voetnoot18. De essays vormen samen met zeer ruime voorsprong het meest substantiële commentaar op het Nederlandse sentimentele dat de achttiende eeuw heeft voortgebracht. En ook het meest genuanceerde en doorwrochte commentaar, want waar de onderzoeker van de contemporaine reactie zijn toevlucht voornamelijk moet nemen tot recensies en (melige) parodieën, gaan Feith en Perponcher tot op de bodem. Met adembenemende breedsprakigheid en zonder één zijpad te schuwen, maar ook met passie voor het onderwerp en grote scherpzinnigheid, gaan zij in op de essentie van het fenomeen, op het ontstaan en de bezwaren, de gunstige effecten en de buitenlandse voorlopers, en veel meer. Beiden onderschrijven wat voor hen kennelijk zo vanzelfsprekend was dat het niet hoefde te worden uitgesproken: dat literatuur een lezer emotioneel behoort te raken, en dat sentimentele literatuur geschikt is om de morele principes van de lezer te beïnvloeden door te appelleren aan zijn gevoeligheid (‘gewaarwordelijkheid’ zoals zij het noemen). Ze zijn het echter fundamenteel oneens over de manieren waarop sentimentele | |||||
[pagina 13]
| |||||
schrijvers dit doel proberen te bereiken. Terwijl voor Feith de gevoeligheid van de lezer nooit genoeg verfijnd kan worden en de sentimentele auteur daartoe geen middel onbenut mag laten, is Perponchers angst dat al te veel hypergevoelige verhalen er toe zullen leiden dat de lezer zich, zwelgend in emotie, in zichzelf en uit ‘den gezelligen omgang’ zal terugtrekken. Uiteindelijk, en dit is waar Perponchers voornaamste bezwaar op neerkomt, zou sentimentele literatuur leiden tot een verslechtering van de morele kwaliteit van de sociale orde. Feith is veel minder geïnteresseerd in die sociale orde, en des te meer in het individu: het enige wat hij over de maatschappij als geheel zegt is dat gevoelige, sentimentele mensen betere huwelijken zullen sluiten, wat te zijner tijd op de samenleving een weldadig effect zal hebben. Het is duidelijk dat de voornaamste zorg van de beide heren ethisch is en niet primair literair. Hoewel ze herhaaldelijk ‘de sentimentele stijl’ bespreken, legt geen van beiden uit wat hij daarmee bedoelt, en hoewel Perponcher een lange opsomming geeft van ‘waarlijk sentimentele’ passages in A Sentimental Journey doet hij geen poging uit te leggen wat de kenmerken daarvan zijn en waarom deze passages hem zo raken.Ga naar voetnoot19. Ze hebben het niet over de opmerkelijke typografie, niet over het nieuwe idioom, niet over de opmerkelijke karaktertekening, de verhaallijnen of welk stilistisch of intrinsiek literair gegeven dan ook. Het gaat ze om de morele toestand van de maatschappij en om de vraag of sentimentele literatuur de lezer een beter of juist een slechter mens maakt. ‘Goed’ wordt hierbij gedefinieerd als ‘in staat om mee te voelen met anderen’, en deze empathie wordt vervolgens in twee richtingen uitgelegd: in de eerste plaats ‘verticaal’, als een verhoogde religieuze gevoeligheid (een sentimenteel karakter kan alleen acceptabel zijn wanneer het steeds gericht is op het doen van de plicht tegenover God), in de tweede plaats ‘horizontaal’, als een sterker sociaal bewustzijn dat leidt tot daadwerkelijk praktisch handelen. Over de vraag of sentimentele literatuur tot dit soort empathie leidt of juist niet, zijn Perponcher en Feith het aan het einde van hun discussie nog net zo oneens als toen ze begonnen. In de patstelling waarin hun discussie eindigt, ging het om het onderscheid tussen ‘waar’ versus ‘vals’ Sentimentalisme, dat ook door andere critici van het Sentimentalisme werd gehanteerd. ‘Vals’ sentimenteel waren die teksten die te zeer een imitatie leken van al dan niet buitenlandse voorbeelden, en waarvan de auteur werd verdacht van dubieuze motieven als geldzucht of ijdelheid. Bij een ‘ware’ sentimentalist aan de andere kant was het duidelijk dat de enige beweegreden die voor de Nederlandse critici acceptabel was, namelijk de wens om zijn lezers te stichten en niets anders, de auteur tot schrijven had gebracht. Een ‘waar’ sentimenteel auteur gaf blijk van nobele bedoelingen, van vroomheid zelfs, en voor zijn werk kon zelfs toen het sentimentalisme allang in diskrediet was geraakt nog wel een uitzondering gemaakt worden. Zoals de Vaderlandsche Letteroefeningen in 1795 nog zeiden: | |||||
[pagina 14]
| |||||
‘die Gevoeligheid, die thans zo sterk in de Mode is, en die men, om dezelve van het waar gevoel, en van de edele, echte, tederheid, die eene Deugd, een gave van God is, te onderscheiden, sentimenteel noemt [...]’ | |||||
Andere Nederlandse reactiesZoals ik al zei, is de polemiek tussen Feith en Perponcher, ook al liep die uiteindelijk vast op de open deur ‘dat de eigen aandoening zeer wel geoutreerd aan den minder gevoeligen voor kan komen, die natuurlijk voor den minder gevoeligen is’,Ga naar voetnoot20. in het Nederlandse contemporaine debat over sentimentele literatuur ongeëvenaard. Nergens anders wordt zo diep op de problematiek ingegaan, en de Nederlandse reactie moet verder gedestilleerd worden uit recensies in culturele tijdschriften, voorwoorden van romans, verhandelingen in spectators, stukjes in almanakken, parodieën, en dergelijke. Voor al deze bronnen geldt, dat na de initiële welwillende respons op Feiths eerste roman, de kritische geluiden snel begonnen aan te zwellen. In de voorwoorden van vanaf circa 1785 verschijnende romans klinkt een duidelijk defensieve noot. Zo schreef Ds. Ahasverus van den Berg, die zelf enkele bundeltjes godsdienstige poëzie op zijn naam had staan, bij Het land van E.M. Post ‘[...] dat men uit deze brieven, zowel [tot] godsdienstige stichting, als tot een aangenaame uitspanning lezen kan [...] Zij behooren eigentlijk onder dat soort van schriften, dat men sentimenteel noemt. Doch het aandoenlijke, het gevoelige van dezelve is niet in -uitroeptekens, -gedachtestrepen, -tedere, helderklinkende woorden gelegen. [...] Mijn Vriendin spreekt in de gewoone beschaafde taal van het gemeene leven. Ik heb woorden in haar handschrift doorgestreken gevonden, die haar maar een weinig omgewoon en gezocht schenen. Zij behaagt en roert, niet door ijdele klanken, maar door natuurlijke en eenvoudige beschrijvingen van treffende zaken en waarheden.’Ga naar voetnoot21. En Jacob Eduard de Witte in het voorwoord van Zephire van 1789, lijkt Feiths verdedigingen van het sentimentele goed gelezen te hebben wanneer hij schrijft: ‘Neen, de sentimenteele schryver is zo verwerpelyk niet; eene edele, grootmoedige ziel, moet zyne pen leiden - maar het is zyn ongeluk, als dweepende menschen, die altyd de Natuur van eene donkere zyde beschouwen, zyne schriften in handen krygen - en uit éénen gevoelvollen trek, dien de schryver er in voordbrengt, stof zoeken, om hunne zwarte melancholie te voeden. Voor zulken is het sentimenteele gevaarlyk, dat beken ik; doch is dit de schuld van den Autheur?’Ga naar voetnoot22. | |||||
[pagina 15]
| |||||
Het lijkt of de stemming onomkeerbaar was omgeslagen, deels onder invloed van de vele vertalingen van buitenlandse sentimentele romans die al verschenen waren. De Nederlandse sentimentele schrijver zag zich geplaatst voor de vrijwel onmogelijke taak de critici te overtuigen van het feit dat zijn specifieke roman, hoewel ‘sentimenteel’, toch anders was dan andere, en wel degelijk ‘deugdbevorderend’ (een vaak terugkomend adjectief). | |||||
KritiekVan verschillende kanten werd het Sentimentalisme vanaf het einde van de jaren tachtig onder vuur genomen. Romans werden sowieso nog met de nodige argwaan bekeken (‘In het lezen van romans behoort bovenal eene zeer omzichtige keuze plaats te hebben’)Ga naar voetnoot23. en in de context daarvan was een eerste belangrijk bezwaar dat sentimentele romans modieus en lucratief mochten zijn, maar als zodanig niets voorstelden. ‘Slaafsche navolging’ van buitenlandse voorbeelden is een steeds terugkerende beschuldiging en sentimentele schrijvers werden gezien als niet meer dan ongeïnspireerde invullers van sjablonen. De sentimentele typografie werd - zoals te verwachten viel - een prettig doelwit van spot en een bron van steeds herhaalde parodie. Zo publiceerde de spectator De Menschenvriend in 1791 een gedicht dat werd gepresenteerd als in een boom gekerfd door een sentimentele minnaar:
‘Ik las het’, (zegt vervolgens een sentimentele wandelaar), ‘en werd geheel gevoel, geheel wegsmeltende tederheid.’ En dat die ‘wegsmeltende tederheid’ van mannen wel eens watjes kon maken en van vrouwen sensuele wezens met een afkeer van het huishouden, was een veelgeuite angst.Ga naar voetnoot24. De controverse over het modieuze karakter van het Sentimentalisme is slechts de eerste laag van de Nederlandse kritiek. Een belangrijk ander thema in de discussie is godsdienstig van aard. Aan de ene kant waren er de orthodoxe critici, vertegenwoordigd in het tijdschrift Nederlandsche Bibliotheek, die protesteerden tegen de pogingen van sentimentele auteurs om hun lezers te verbeteren zonder daarbij expliciet te verwijzen naar de christelijke dogma's. Blum, die we al eerder tegenkwamen met zijn bundel sentimentele Wandelingen, werd bijvoorbeeld het volgende verweten: ‘Hij zoekt het hart te verbeteren en te reinigen zonder het geloof [...] Geen enkel woord is 'er, dat ons wijst op 's menschen natuurlijke verdorvenheid.’Ga naar voetnoot25. | |||||
[pagina 16]
| |||||
Hallers Die Alpen, dat door Perponcher in zijn debat met Feith was aangehaald als een voorbeeld van een goed sentimenteel werkGa naar voetnoot26. en door hem ook in vertaling was uitgebracht, werd door hetzelfde tijdschrift zuinig besproken: ‘Wij raaden de leezing van hetzelve aan zulken, die zich daar door ligtlijk zouden laten vervoeren, aan, en wenschen, dat men de Christelijke Redevoeringen daar meede niet bederve: gelijk al het drooge en koude niet geschikt zijn ter roeringe van het hart, alzoo geloven wij ook, dat zulke tafereelen, die het alleen toeleggen op het roeren der hartstogten, op den duur geene genoegzaame redelijke Christenen maaken zullen.’Ga naar voetnoot27. De vanzelfsprekendheid waarmee Feith en Perponcher ervan uitgingen dat de functie van literatuur was om morele principes te beïnvloeden door een appèl te doen op de emotie gold duidelijk niet voor iedereen. Aan de andere kant waren er critici die bezwaar maakten tegen de somberheid die overal uit de sentimentele werken spreekt: hoe konden de lezers zo blijven geloven in een God die het beste met de mensen voorheeft? ‘'t Sentimenteele, het dweepend sentimenteele, is de toon, waarop bijkans alle de Duitsche Romans gestemd zijn, en, om door dien toon te zekerer jeugdige harten te roeren, schildert men de waereld zo zwart en akelig, dat elk bezadigd mensch, naa de leezing dier Romans, moet getuigen; dat de Schrijvers van zulke sombere stukken, vooral daar zy den Godsdienst altoos ten sterksten in het spel brengen, der goede voorzienigheid te kort doen, die ons, in het algemeen, meer langs roozen paden, na den tempel des eeuwigen geluks opleidt, dan ons barrevoets op scherppuntige doornen doet voortwandelen. Was de Waereld, waren de Deugd, en oprechte Liefde meestal zo ongelukkig, als de gemelde schrijvers hier afschilderen, 't zou de grootste kragt van Geest vereischen om God als een goedertieren en weldaadig Wezen te beschouwen: en welk denkbeeld is nuttiger en troostryker?’Ga naar voetnoot28. Algemeen werd de zorg geuit dat de sentimentele mens zijn plicht jegens God zou vergeten - en daarmee zijn plicht jegens zijn naasten. ‘Het is beneden de waardigheid van het zedelijk wezen op de afvallende bladen van eene verwelkte bloem tranen te storten, en met geprangde zugten het lot van den stervenden worm te betreuren’, schreef De Leerzame Praat-al in 1790, terwijl J.E. de Witte in het voorwoord van zijn Zephire de lezer het volgende op het hart drukte: ‘[...] de mensch, geschikt tot de zamenleeving, kan, en moet een goed Christen blyven, om alles wat in hem is, tot nut van die zamenleving aantewenden, en dit zou niet wel mogelyk zyn, als hy dagelyks zyne uren op een kerkhof ging wegkwynen [...] wy mogen door overgedreevene sentimenteele schriften die wy leezen, noch door daadlyke gewaarwordingen die | |||||
[pagina 17]
| |||||
wy, op een kerkhof zynde, ondervinden, ons leven niet verpesten, en ons des tot het uitoefenen der pligten van een mensch onbekwaam maken - in één woord dan: leest vrymoedig een Roman - een traantje of drie die een gevoelvolle trek u afdwingt is niets; zy zullen u niet schaaden -houdt slechts altyd in het oog dat gy een christen zyt.’ Het is niet onbegrijpelijk dat er kritiek op het maatschappelijke gehalte van de Nederlandse sentimentele roman was ontstaan. Eduard, Julia, Ferdinand en Constantia zijn deugdzaam in die zin dat ze geen vlieg kwaad doen, maar ze doenbepaald ook geen goed: ze zijn passief, verdiept in hun eigen gevoelens, en niet geïnteresseerd in wat dan ook daarbuiten. Meer dan dat, in het werk van Feith en Post is elke verwijzing naar een vorm van sociale realiteit opvallend afwezig. Het is een kenmerk van de Nederlandse variant van het Sentimentalisme dat er zelden of nooit aandacht besteed wordt aan de ‘horizontale’ verhouding van mensen onderling, maar altijd de nadruk legt op het individuele gevoelsleven van de karakters en op hun verhouding tegenover God. Vooral in vergelijking met de Engelse en Duitse voorgangers en voorbeelden van de Nederlandse Sentimentalisten wordt dit verschil duidelijk. Baculard d'Arnaud, de Franse schrijver die door Feith bewonderd en soms bijna letterlijk nagevolgd werd, presenteerde zijn liefdesverhalen expliciet in de context van de actuele politieke situatie. David Denby schreef daarover in een recent boek over Franse sentimentele literatuur: ‘Sentimental love, the spontaneous experience of the heart, dictated by nature, is pitted against the social prejudice which sets obstacles of birth and fortune in its way [...] Sentimental love, in these narratives, is firmly embedded in discourse about society, and functions as a bearer of democratic values.’Ga naar voetnoot29. Zo'n uitspraak is ondenkbaar als het gaat om Nederlands Sentimentalisme. Feith nam Baculards thema's over, zijn scènes en zelfs vrij letterlijke passages, maar liet elke referentie aan externe sociale politieke context achterwege. Hij ging daarin zelfs zover dat wij letterlijk niets weten over de achtergronden en omstandigheden van de protagonisten in zijn romans. Het verhaal van Julia draait om de weigering van haar vader toestemming tegeven voor een huwelijk met Eduard,Ga naar voetnoot30. maar we weten niet waarom: is hij te arm? van een ander geloof? is er sprake van een klasseverschil? Niets wordt hierover uitgelegd of zelfs maar in het voorbijgaan genoemd, en hetzelfde geldt voor de andere Nederlandse sentimentele romans, in tegenstelling tot de Duitse en Engelse, die | |||||
[pagina 18]
| |||||
onmiskenbaar gelezen moeten worden in het licht van verschuivende sociale verhoudingen en buitenlandse revoluties.Ga naar voetnoot31. Wat het werk van Feith, Post en anderen eveneens onderscheidt van hun buitenlandse collega's is het expliciet-stichtelijke karakter ervan. Een van de belangrijkste punten die Feith wil overbrengen is dat aardse liefde pas in de hemel vervolmaakt kan worden, dat het hele leven op aarde een voorbereiding is op het hiernamaals (het idee dat geliefden elkaar in de hemel zullen terugzien is dan ook een centraal gegeven). En wanneer in Het Land van E.M. Post de heldin geconfronteerd wordt met de plotselinge dood van de baby van een van de boeren op haar land, zet haar dat niet aan het denken over zuigelingenzorg of inentingen maar over de noodzaak tot berusting in Gods wil en de vergankelijkheid van het leven. Sociale en politieke kwesties komen niet voor, godsdienstige lessen des te meer, want in tegenstelling tot de Duitse en Engelse Sentimentalisten is een morele les zonder God in Nederland absoluut ondenkbaar. Een gevolg van deze drang tot stichten is dat de Nederlandse sentimentele personages een zekere oppervlakkigheid vertonen: zij zijn exempla, eerder dan psychologisch realistische karakters. Vergeleken met bijvoorbeeld Werther lijken Eduard en Ferdinand in het luchtledige te leven; naast Clarissa zijn Emilia en Julia niet meer dan schimmen. | |||||
Het verdwijnen van het Nederlandse SentimentalismeDe controverse over sentimentele literatuur in Nederland bereikte haar hoogtepunt tussen ongeveer 1790 en 1795. Daarna verdwenen geleidelijk zowel het Sentimentalisme als de verontwaardiging erover. Toen rond de eeuwwisseling Hendrik Tollens een bundel poëzie publiceerde met de titel Proeve van sentimentele geschriften meldden de critici dat met lichte verbazing; men was immers aangeland in ‘de avondstond van den sentimenteelen smaak’.Ga naar voetnoot32. In andere bronnen vinden we nu zelfs opmerkingen over het ouderwetse van mensen die het sentimentalisme nog aanhingen: zoals het in de jaren '80 ‘in’ was en de critici zuur opmerkten dat ze waarschijnlijk te oud waren om dat soort literatuur te waarderen, zo werd het nu in spectatoriale geschriften, áls er al aandacht aan besteed werd, aan de kant geschoven als iets waar je je als moderne lezer niet meer mee inliet. Het Sentimentalisme was passé en het woord ‘sentimenteel’ had aan het begin van de negentiende eeuw definitief de betekenis en de connotaties gekregen die het nog steeds heeft: connotaties van valse, onechte of overdreven emotie, van een zwelgen in gevoel, van goedkoop effectbejag ook. Niet alleen verdween het sentimentele rond 1800 als aparte literatuurstroming, het liet in de Nederlandse letterkunde ook nauwelijks sporen na. Dit | |||||
[pagina 19]
| |||||
nachtkaarsjesachtige einde is opmerkelijk, vooral als we kijken naar de ontwikkelingen in Engeland. In dat land was de sentimentele literatuur van eminent belang omdat het, met name via de Gothic variant ervan, de ‘Romantic movement’ als het ware voorbereidde. Stond in het Engelse Sentimentalisme in eerste instantie de morele les net zo centraal, in de Gothic novel werden de tactieken van het Sentimentalisme aangewend maar zonder dezelfde expliciete morele doelen: met een voortdurend beroep op de emoties van de lezer werden gruwelverhalen verteld. De bekende gedachtestreepjes en uitroeptekens, evenals veel van de vaste plot-patronen en standaard personages hadden nu niet als voornaamste doel om de lezer te verbeteren, maar hem eens goed te doen griezelen. Het Nederlandse Sentimentalisme, met zijn uitgesproken stichtelijk karakter, zou echter nooit tot een - per definitie a-morele - Romantiek leiden. Het was korte tijd acceptabel om zijn morele en stichtelijke bedoelingen, werd daarna fel aangevallen op zijn emotionalisme, en verdween vervolgens. In de Nederlandse kritiek waren moraal en religie de essentie. De steeds weer aangehaalde kwestie van ‘waar’ versus ‘vals’ Sentimentalisme vat samen waar het in feite over ging: ‘oprecht in zijn stichtelijke bedoelingen’ tegenover ‘slechts een mode volgend’. Stilistisch commentaar komt slechts voor in de context van de vraag of een tekst ‘overdreven’ genoemd kon worden, dat wil zeggen ‘vals sentimenteel’. Een ware exegese werd op sentimentele fictie losgelaten, voornamelijk gericht op de manier waarop de relatie tussen de Sentimentalist en God was afgeschilderd, en pas daarna op de verhouding tussen de Sentimentalist en zijn medemensen. Dat laatste was echter nooit het belangrijkste criterium: zelfs Perponcher, die meer dan welke andere criticus van het sentimentele dan ook het ‘de maatschappij’ bij zijn oordeel betrok, voerde de vraag of personages nuttig waren voor hun omgeving, niet als reden aan om een roman als ‘waar’ dan wel ‘vals’ aan te merken. Noch de critici noch de auteurs zelf lijken het Sentimentalisme met een bepaalde sociale groepering te hebben geassocieerd, en in tegenstelling tot Engeland en Duitsland lijkt het Sentimentalisme in Nederland geen rol gespeeld te hebben in wat voor sociale of politieke ontwikkeling dan ook. Nederlandse Sentimentalisten zetten zich niet af tegen een establishment. Het waren gerespecteerde schrijvers en genootschapsleden, die er in het piepkleine literaire wereldje wel voor uitkeken om onnodig meningsverschillen te benadrukken. Het Nederlandse Sentimentalisme én de reactie erop worden gekenmerkt door de stilzwijgende overeenstemming dat literatuur en politiek twee gescheiden circuits waren. Een ‘politico-sentimental journal’ zoals in Engeland in de jaren negentig verscheen zou in Nederland ondenkbaar zijn geweest. De benaming ‘theologisch-sentimenteel’ echter die de Vaderlandsche Letteroefeningen het genre in 1794 gaven is zeer toepasselijk. Zowel in de Nederlandse sentimentele literatuur als in de reacties die het opriep, is het geestesleven van de individuele mens op aarde en zijn voortbestaan in het hiernamaals het voornaamste punt van zorg. | |||||
[pagina 20]
| |||||
The Dutch discussion on Sentimentalism, 1750-1800When the first sentimental titles were published in the 1780s the Dutch critics praised them as ‘virtue-promoting’. Soon, however, came irritation about the relative abundance of such works, and doubt about the true intentions of many of their authors. Sentimentalism was investigated in painstaking detail by Rhijnvis Feith and W.E. de Perponcher between 1784 and 1786. Their contemporaries' comments, however, remain on a superficial level, with similar points being repeated over and over again, and, in particular, very few attempts being made to place the phenomenon in a social or politico-cultural context (which German and English critics did do). Dutch sentimental writings, too, without exception ignore party-politics: if some vague reference is made at all, it is always conciliatory in tone, if there is any social comment, it is of a pious and conservative kind. All the more attention, however, was given to morals and religion, which also formed the touchstone of the critics' judgements. It appears that literature on the one hand and politics on the other were regarded as clearly separate entities, and the Dutch debate over Sentimentalism is determined by tacit consensus about the fact that in literary discourse socio-political themes should not explicitly be touched upon. In the Dutch literary scene, in short, a ‘politico-sentimental journal’ such as appeared in England in the 1790s would be an impossibility. The characterization of ‘theological-sentimental’ however which Vaderlandsche letteroefeningen gave the genre in 1794 remains a very apt one: both in the novels and in the critical reactions they evoked, the individual's salvation in this life and hereafter was the main concern. |
|