De Achttiende Eeuw. Jaargang 1996
(1996)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 131]
| |
Ellen Krol
| |
[pagina 132]
| |
de connotatie huishoudelijk, ‘economisch’: een huiselijk mens is een nijver, spaarzaam, werkzaam mens. Ik noem dit de huishoudelijke connotatie. De tweede is huiselijk met de connotatie inheems, typisch vaderlands: een huiselijk mens is een typisch inheems, vaderlands menstype, een type, dat men in ons vaderland vaak kan tegenkomen. Tenslotte huiselijk met de connotatie zoetjes thuislevend, bevrediging vindend in een ongedwongen, eenvoudig leven binnenhuis, soms als tegenpool van uithuizig.
Allereerst de connotatie: huishoudelijk. Het eerste citaat over ‘de onafgebrokene gehechtheid aan zijn beroep’ is misschien wel het meest wonderlijke. Deze connotatie ‘nijver, werkzaam’ blijkt volgens de woordenboeken de oudste te zijn: overeenkomstig met Kilianus 1574Ga naar voetnoot6.: ‘Huysselick: parcus, frugi, (ger. hauszlich)’ is ‘huiselijk’ in de zin van ‘huishoudelijk, spaarzaam’ terug te vinden, met misschien de ethische lading ‘degelijk’. De meeste, maar niet alle voorbeelden betreffen de vrouw, omdat huiselijk vaak in verband met huishoudelijke arbeid gezien wordt. ‘Waarom dingen onze huizelijke vrouwtjes altoos af, als zy van groen- en vischwijven koopen?’, heet het in Brieven van Abraham Blankaart.Ga naar voetnoot7. ‘De onredelyke verachting van de huizelykheid onzer deftigste huismoeders,’ wordt in de Hollandsche Spectator gehekeld, en geplaatst tegenover die dames, die wel in de keuken meewerken.Ga naar voetnoot8. Het verband met het huis werd kennelijk zo sterk gevoeld, dat bij de huiselijkheid van de man een uitleg nodig was in de toevoeging: ‘hetzij hij dit in of buiten zijne woning’ uitoefent. Waar het mij om gaat, is dat het woord ‘huiselijk’-in-de-zin-van-huishoudelijk samen met de term ‘economisch’ in de laatste decennia van de achttiende eeuw in een stroomversnelling terecht komt. Huiselijkheid krijgt een rol binnen het pleidooi voor nationaal herstel van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, met als doel de zucht naar weelde in het huiselijk leven uit te bannen, die als een bedreiging voor de nationale welvaart gevoeld werd. Het begrip ‘huiselijk’ ondergaat een bijzondere kleuring tot ‘inlandsch’, ‘inheems’, (terwijl ook ‘economisch’Ga naar voetnoot9. een betekenisverruiming tot ‘van authentiek vaderlands karakter’, ‘nationaal’ blijkt te ondergaan). De verklaring voor die nieuwe connotatie is begrijpelijk, als bedacht wordt dat men huiselijkheid als één van de kenmerken van het nationaal karakter beschouwde. Bij het huiselijk leven denkt men aan de schildering | |
[pagina 133]
| |
van echt Hollandsche zeden; en een huiselijk mens leeft, als een typische vaderlander, teruggetrokken, temidden van het gezin of van gelijkgestemden. In J.H. Swildens' Vaderlandsch A-B boek voor de Nederlandsche jeugd (1781),Ga naar voetnoot10. een boekje, waaruit volgens Van Sas een bijna arcadisch vaderlandbeeld straalt,Ga naar voetnoot11. wordt Vaderland/huiselijk leven/huisgezin de gemeenschappelijke noemer voor vele letters van het alfabet: De E van Eendragt draait om eendracht in het huisgezin en in de staat; onder de letter N valt het ‘Vereenigde Nederland’, dat bij ieder kind de wens moet oproepen ‘er ook eens, gelyk zyn Vader en Moeder, een huisgezin te hebben’. De opwekking van vaderlandsliefde is hier het doel, Swildens zegt het duidelijk: ‘niet slechts de eene of andere Provintie’ moet je liefhebben, maar het verenigd Nederland. Verdieping van vaderlandsliefde tracht hij op te wekken door de vergelijking met het huisgezin. Zo hadden Wolff en Deken de Economische Liedjes uit 1781Ga naar voetnoot12. ook met recht de ‘huiselijke liedjes’ kunnen noemen, want de gehele inhoud van deze bundel is ‘huiselijk’ in de zin van ‘inheems’, ten dienste van de nijverheid, en tevredenheid binnenshuis bevorderend. En als Wolff en Deken grappen, dat de verwerkte ‘stoffen’ van hun Economische Liedjes ‘Inlandsch’ zijn, dan resoneert in het woord ‘Inlandsch’ ook het huiselijke volkskarakter mee.Ga naar voetnoot13. Het zijn liedjes over het huiselijke, nationale leven, en de stof is typisch vaderlands. Omgekeerd zou men de vele huiselijke taferelen, die met het doel vervaardigd zijn om steun te geven aan het vaderland door propaganda van nationale deugden, heel goed kunnen aanduiden als ‘economische literatuur’.Ga naar voetnoot14. Tot zo ver de connotatie huishoudelijk en inheems. | |
[pagina 134]
| |
De bovengenoemde tevredenheidsboodschap voert naar de derde connotatie van ‘huiselijk’. Dan gaat het om ‘huiselijk’ in de zin van ‘zoetjes thuislevend, bevrediging vindend in een ongedwongen, eenvoudig, leven binnenhuis’, (als tegenpool van ‘uithuizigheid’). Deze betekenis gaat vaak samen met de economische, maar komt ook los daarvan voor. De geestelijke activiteit, die bij deze invulling van huiselijkheid van de mens verwacht werd was: tot tevredenheid te geraken. De traditie van deze betekenis lijkt mij zeker zo oud als de economische en wortelt mijns inziens in de ascetische tevredenheidsethiek, die zo duidelijk tot uitdrukking komt in de huldiging van de ‘aurea mediocritas’, een verschijnsel dat niet aan één land gebonden is.Ga naar voetnoot15. Deze vorm van tevredenheid kan slechts resultaat zijn van de permanente inspanning op het gebied van matiging, wijsheid en deugdzaamheid.Ga naar voetnoot16. Om de tevredenheidsboodschap van huiselijkheid te begrijpen zou men deze leer moeten interpreteren binnen de opvattingen over het geluk. De gedachte, dat geluk in eigen gemoedsrust te vinden is, vormt een belangrijk grondbeginsel van de achttiende-eeuwse geluksfilosofie, waarin de stoïsche traditie nog sterk aanwezig is. MauziGa naar voetnoot17. laat in zijn standaardwerk L'idée du bonheur, in het hoofdstuk ‘L'immobilité de la vie heureuse’ zien, dat men in het algemeen van de gedachte uitging, dat geluk bestaat in ‘être libéré de l'inquiétude’ (vrij zijn van onrust). De na te streven ‘tranquillité de l'âme’ (zielerust) zou met name te bereiken zijn door de matiging van wensen. Bij Siegrist is de centrale thematiek van het Duitse verlichtingsleerdichtGa naar voetnoot18. dezelfde: kerngestalte is ‘de wijze’, die de weg naar tevredenheid en dus naar aardse gelukzaligheid heeft gevonden. Weer gaat het om praktische, toepasbare wijsheid, geen geleerdenkraam, weer zijn matiging en deugdzaamheid de voorwaarden.Ga naar voetnoot19. De levenswijze van deze wijze mens voltrekt zich in afzondering, maar niet in eenzaamheid; altijd wordt hij omringd door het huisgezin of een kring gelijkgestemden.Ga naar voetnoot20. | |
[pagina 135]
| |
De economische en de op de tevredenheid gerichte connotatie van het begrip ‘huiselijk’ meen ik te herkennen in het hoofdstuk over ‘Le Bonheur Bourgeois’ van Mauzi. Daar beschrijft hij de ‘père de famille’, die het geluk met name put uit de tevredenheid over eigen ‘matiging’ van wensen, als ook uit zijn goede geweten, dat ontstaan is door eigen werkzame leven. In zijn ‘sublieme resignatie’ vormt hij een voorbeeld voor eigen gezin en geeft zo aan zijn kinderen de huiselijke deugden door die hij in zijn bestaan heeft verworven.Ga naar voetnoot21. Mauzi wijst erop, dat gedurende de achttiende eeuw in Frankrijk de ambitie van dit menstype zich zou verruimen tot dat van de patriot. De vorm van huiselijkheid, die op het verwerven van tevredenheid is gericht komt in de Nederlandse literatuur zowel samen met, als zonder de huishoudelijk/nationale visie voor. Niet economisch gericht is Elisabeth Maria Post bijvoorbeeld in het vijfde boek van Reinhart,Ga naar voetnoot22. getiteld ‘Het Huiselijk Geluk’, waar de tevredenheidsethiek een sentimentele inkleuring krijgt en het huiselijk leven als onderdeel gezien wordt van Gods doelmatige ordening. De drie connotaties van ‘huiselijk’ tezamen zijn bijvoorbeeld terug te vinden in de Economische Liedjes. De tevredenheidsethiek straalt van iedere bladzij af, en vermengt zich volkomen met de huishoudelijke en nationale boodschap: de ‘zingende werkmeid’, ‘vergenoegde tuinman’, en ‘weltevreden vrouwen’ aanvaarden vergenoegd hun plaats in de wereld. Het is denk ik ook niet zo, dat de sterfgevallen zorgen voor ‘een obligate traan’, zoals wel beweerd is.Ga naar voetnoot23. De tevredenheidsboodschap heeft nog resten in zich van de stoa-leer en leert de mens in voor- en tegenspoed de harmonie te bewaren. En dat is de reden dat in alle dichtkunst over het huiselijk leven, ook de latere uit de negentiende eeuw, de traan zo'n nadrukkelijke plaats krijgt. Het liedje ‘De bedroefde man’, waarin een weduwnaar zijn droevig relaas doet, eindigt veelzeggend met de zin ‘Dan raakt mijn ziel in rust’.
Hoe vergaat het de huiselijke boodschap in het revolutionaire klimaat van 1795? Het belang van het huisgezin wordt van revolutionaire zijde ondubbelzinnig onderstreept, met als gevolg dat de huishoudelijke, op nijverheid en vaderlandsliefde gerichte visie zeer actueel blijft. Frijhoff haalt in 1987 al aan hoe volgens Vovelle de geëngageerde revolutionair in Frankrijk het maatschappelijk ideaal van zorgzaam huisvader en deugdzame moeder uitdraagt, en hoe seksuele promiscuïteit een pre-revolutionair stempel krijgt. De revolutionair draagt een ‘nieuw ideaal van humanisme’ uit, te bereiken door deugdzame vervulling van verschillende maatschappelijke functies: huisvader, burger, buurman, functionaris van het revolutionair bestel.Ga naar voetnoot24. | |
[pagina 136]
| |
Een paar voorbeelden van Nederlandse teksten uit 1795 ondersteunen dat beeld. Wat Buijnsters het ‘rode boekje’ van de Bataafse Revolutie noemt, de Republijkijnsche katechismus uit 1795,Ga naar voetnoot25. laat zien, dat er een republikeinse claim gelegd wordt op alle ‘nationale deugden’; voor een groot deel blijken die deugden samen te hangen met het huisgezin. Na ‘vrijheidlievendheid, gehoorzaamheid aan de wetten en liefdadigheid’ komen de overige maatschappelijke deugden aan de beurt en dat blijken de onderlinge deugden van de leden van het huisgezin: wat de man aan de vrouw verschuldigd is en omgekeerd; wat het kind ten opzichte van de ouders en omgekeerd; de broeders en zusters onderling, totdat in dezelfde rij de gevoelens van de burger tegenover zijn bestuurders wordt behandeld: en die gevoelens moeten weer zijn zoals een zoon tegenover zijn vader en moeder, hoogachting dus. Het tijdschrift De Democraten beijvert zich om de Bataafse eigenheid van de revolutie goed te laten uitkomen met een beroep op het volkskarakter. Zij ontwerpen het idee, zoals Van Sas laat zien, ‘om burgerkronen uit te reiken aan de braafste vader, de beste zoon, en de huishoudelijkste moeder’.Ga naar voetnoot26. Naatje Brinkman-van Streek's bewerking van een Franse republikeinse zedeleer in verzen, getiteld De Fransche Catechismus,Ga naar voetnoot27. geeft een argument waaròm de rol van vader, echtgenoot en zoon op één lijn met die van de burger gesteld wordt. Verkeerde interpretatie van het begrip Vrijheid voert tot ‘losbandigheid’, die niet bij het ideaal van de revolutionair past. Het is ook niet een gevoelig ingekleurd huiselijk leven dat Naatje Brinkman de lezer voorhoudt. Onderlinge hoogachting van man en vrouw, of ouders en kinderen blijft het sleutelwoord. Een republikeinsgezind mens is immers geboren voor de dienst voor het vaderland, leert antwoord nummer 1 van de catechismus. De revolutionaire nadruk op burgerdeugden in het huisgezin betekent voor een land als Frankrijk met haar invloedrijke aristocratie een grotere breuk met het verleden dan voor Nederland, waar ook ver vóór de economische visie van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen het belang van de oude deugden is verkondigd.Ga naar voetnoot28. Wat betreft de deugden in het huiselijk leven hoeven de | |
[pagina 137]
| |
revolutionairen in 1795 slechts met de stroom mee te zwemmen. Die stroom ontleent in de jaren 1795-1798 echter wel z'n vaart aan de golven van de economisch-patriottistische sentimenten. De aard van de huiselijke boodschap in deze periode wordt misschien nog het scherpst belicht wanneer ik Wolff en Dekens Economische Liedjes uit 1781 naast de Gedichten en liedjens voor het vaderlandGa naar voetnoot29. uit 1798 leg, de latere bundel, waarin Wolff en Deken hun vreugde over de bevrijding van het vaderland uiten. De economische boodschap is in deze laatste bundel gelijk gebleven, maar de voorbeelden van ‘het verkeerde leven’ zijn veranderd. Wat is er allemaal kenmerkend voor een ware patriot? ‘Hij die zijn huis poogt groot te maken [...]
Zou die in Vrijheids dienst voor 's Lands belangen waken?’Ga naar voetnoot30.
Die dus niet. ‘Hij die, daar Vrijheid wordt belaagd
Zig als een laffe zwijger draagt
Denkt [...] 'k moet zorgen voor mijn huisgezin,
Zal nooit, uit zuivre Vrijheidsmin,
Voor 't zuchtend Vaderland zig in gevaar begeven.’Ga naar voetnoot31.
Dat de grenzen van het huiselijk leven ruim getrokken moeten worden, krijgt in deze liedjes een scherpe belichting: de ‘brave man’, uit het gelijknamige liedje zou zijn dierbare zoon verstoten, zo die zijn bloed niet voor het vaderland wilde vergieten. In dat geval zou vader-zèlf huis en haard verlaten om zijn plaats in te nemen.Ga naar voetnoot32. Uiteindelijk blijkt ‘de ware patriot’, in het gelijknamige vers de volgende houding tegenover het huisgezin aan te nemen: ‘[die] Zijn lieve vrouw, zijn teder kind,
Als 't land om hulp smeekt, kan vergeeten;
Die, hoe Natuur het hart doorwoelt,
Meer Burger zig dan Vader voelt,
Verdient een Vrijheidsvriend, een Patriot te heeten.’
De vraag komt op of dit nu specifiek jacobijnse huiselijkheid is? Inderdaad krijgt de burger in deze voorbeelden onmiskenbaar militante trekken.Ga naar voetnoot33. Verder lijkt het mij specifiek voor de intensiteit van de revolutie geworden, dat | |
[pagina 138]
| |
de keuzes zo scherp geformuleerd worden. Aan de andere kant is er al vaak voor gewaarschuwd, dat bekrompen huiselijkheid niet verder kijkt dan de eigen kring, terwijl veredelde huiselijkheid de staat dient en algemene mensenliefde omvat, en ook wel wereldburgerschap.Ga naar voetnoot34. Maar als ik nu Gedichten en liedjens voor het vaderland onder het aspect van de tevredenheidsethiek bekijk, dan valt het verschil met de Economische Liedjes nog meer op. De tevredenheidsethiek is niet verdwenen, maar raakt op de achtergrond: de bewaking van de politieke vrijheid vergt nu het uiterste van de patriot, waardoor de visie op het huiselijk leven overwegend appelleert aan de huishoudelijke en nationale connotatie. In het waarschijnlijk oudste liedje uit deze latere bundel, ‘Aan de vrijheid’, gedateerd 2 februari 1795, wordt de mens voorgehouden: ‘Al 't genoegen van dit leven
Is, wil Dwang hen onderdrukken
Niets in 't allerminste waard.’
Dus ook de vrouwen, ‘voor de stille huisgenoegens gevormd’, dienen aan Kenau Hasselaars tijd een voorbeeld te nemen, toen vrouwen vochten als leeuwinnen. De boodschap is duidelijk: harmonische tevredenheid draagt het gevaar van immobiliteit in zich, die nu niet opportuun is. Huiselijkheid wordt nu liefst in nationaal/huishoudelijk perspectief geplaatst.Ga naar voetnoot35.
Als de gematigden eenmaal de overhand krijgen in de volgende revolutionaire jaren blijft het hameren op nationale deugden onverminderd doorgaan. Vorming van het nationaal karakter behoort ook tot de taak van de Agent van nationale opvoeding,Ga naar voetnoot36. en het in ere houden van de ‘republikeinse deugden’ is zijn doel.Ga naar voetnoot37. Na de Franse tijd staat ‘het huiselijk heil’ nog een grote toekomst te wachten, in de vorm van huiselijke poëzie. Misschien wordt de stemming van 1814 nog het beste uitgedrukt in Tollens' vers ‘Het vredefeest van 1814, in mijn huis gevierd’, dat alleen al in de titel de negatieve herinnering oproept aan de buitenshuis gevierde danspartijen om de vrijheidsboom, die nu alleen nog een bittere nasmaak geven. Zeker als bedacht wordt dat de | |
[pagina 139]
| |
jonge Tollens zelf op de bevrijdingsfeesten in 1795 op tafels en banken gehesen wordt om zijn vrijheidsliederen te citeren. ‘De aarde rust van 't lijden uit’,Ga naar voetnoot38. dicht Tollens in het genoemde vers. Er staan in die tijd weinig waarden zo hoog genoteerd als herwonnen tevredenheid en herstel van de harmonie. Zo lijkt globaal genomen het appel op huiselijkheid in een golfbeweging te verlopen. Van een aanvankelijke nadruk op de tevredenheidsethiek in de vóór-patriotse jaren naar een accent op nationaal/huishoudelijke inkleuring in de patriotse en Bataafse jaren;Ga naar voetnoot39. vervolgens na 1800 weer een grote nadruk op tevredenheidsethiek. Maar ook de economisch/nationale boodschap zal weer terugkeren en populair worden als nooit tevoren, maar dat duurt nog even: tot in de jaren '20 van de negentiende eeuw moet men uitblazen van het revolutionair geweld. | |
[pagina 140]
| |
Domesticity of all kinds and degreesThe portrayal of domesticity in literature is closely related to the concept of the national character, which was very prominent in eighteenth-century thinking. But what does domesticity actually mean? What is understood by the word? When people are talking about ‘ancient national usage’ there is an underlying idea that this comprehends (1) a domestic (economical) attitude, (2) a patriotic mentality, and/or (3) a predeliction for a ‘quiet, regular way of life’. In this contribution the development and mutual relationship of these three connotations are discussed; withal the links with economic patriotsm are defined, as well as with a branch of the philosophy of happiness, namely the ethics of contentment. |
|