In de tweede sessie, die als titel ‘Herschikking van de verbeelding’ meekreeg, werd aangetoond dat de Revolutie leidde tot allerlei nieuwe rituelen en beelden waarmee mensen proberen betekenis en vorm te geven aan de maatschappelijke veranderingen. Tegelijkertijd werd aan de hand van de geschiedschrijving in de Zuidelijke Nederlanden duidelijk dat de invloed van de politieke gebeurtenissen op de - in dit geval historische - verbeelding niet overschat moet worden: veel geschiedschrijving vond doorgang volgens gevestigde patronen. Ook in het literaire landschap was er sprake van het aanhaken bij politieke gebeurtenissen naast het juist zich daaraan onttrekken. Wel is de onderliggende hypothese dat beide een reactie zijn op het appèl dat een politiek-maatschappelijke ontwikkeling doet op de literatuur.
In de derde sessie, ‘Emancipatie, tolerantie en repressie’, werden kritische kanttekeningen geplaatst bij het gelijkheidsideaal dat onderdeel uitmaakte van het revolutionaire gedachtengoed. Voor het streven naar gelijkberechtiging van niet-gereformeerden in de Noordelijke Nederlanden werd bijvoorbeeld een hoge prijs betaald. Ook voor sodomieten pakte het idee van gelijkheid, dat nadruk legde op individualiteit, aanvankelijk allesbehalve positief uit. Was sodomie voorheen gezien als een uiting van collectieve zondigheid, rond 1795 werd het iets waarvoor het individu zelf verantwoordelijk gehouden kon worden. Dit had belangrijke, voor sodomieten nadelige, gevolgen in de rechtspraak. Ook voor groepen die geassocieerd werden met het ‘verleden’ bracht de Revolutie zeker niet altijd tolerantie. In de Zuidelijke Nederlanden ondervond de adel dit aan den lijve, al is op het symposium gebleken dat oude voorstellingen ook op dit punt een nuancering verdienen.
Onder de noemer ‘Maatschappelijke (her)opvoeding’ werd in de vierde sessie geponeerd dat niet alleen in de voorstellen voor een nieuw, publiek, onderwijsstelsel een poging werd gedaan om vaderlandslievende burgers te vormen die ‘passen’ bij de nieuwe, door de Revolutie veranderde samenleving, maar dat ook de literatuur en de beeldende kunst als instrument konden dienen bij het aanleren van nu belangrijk geachte normen en waarden als ‘huiselijkheid’ en ‘saamhorigheid’.
Tijdens het symposium werd ook een inspanning gedaan om de Revolutie te verbeelden. In de aankleding; in Het Vuur van de Dag, een symposiumkrant waarin een bloemlezing van berichten uit 1795 werd opgenomen, alsmede enige actuele nieuwsgeving rond het symposium; in een opvoering van een gedeelte uit Gerrit Paape's De belegering van 's Hertogenbosch, of Kees is Thuis (1795); en in de tentoonstelling De Revolutie in prent en druk.
Wij denken dat de gekozen invalshoek op het symposium geleid heeft tot meer zicht op de veranderingen in de maatschappij in de Nederlanden rond 1795 en dat hier een vruchtbaar uitgangspunt ligt voor verder onderzoek naar deze periode. In ieder geval is gebleken dat het onvoldoende is de Revolutie te benaderen als een louter politieke kwestie. De kerk, het gezin, de literatuur en de kunsten, de rechtspraak, de steden en andere instituties: alle speelden