| |
| |
| |
Recueil des pièces curieuses et nouvelles
De bedoeling van deze nieuwe rubriek is door middel van korte besprekingen, signalementen en mededelingen aandacht te schenken aan recente publicaties, tentoonstellingen, evenementen e.d. op het gebied van de achttiende-eeuwse geschiedenis, kunst en literatuur. Recensie-exemplaren, aankondigingen en andere informatie kunnen worden gezonden aan P.G. Hoftijzer, p/a Sir Thomas Browne Institute, Postbus 9515, 2300 RA Leiden (tel. 071-272155).
| |
Schilderijen uit de 18e eeuw in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen
Als tweede deel in de reeks van deelcatalogi van de collectie van Oude Meesters in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen, is in 1988 een rijk geïllustreerde catalogus verschenen van de schilderijen uit de achttiende eeuw. De samenstelster van deze catalogus, mevr. Yolande Morel-Deckers, schrijft in haar inleiding dat de Zuid-Nederlandse schilderkunst uit deze periode door de kunsthistorici lange tijd zeer negatief beoordeeld is en dat de collectie dientengevolge een wat verborgen bestaan heeft geleid. De belangstelling voor de schilderkunst uit deze periode is gelukkig de laatste jaren echter weer groeiende, hetgeen onder andere blijkt uit enkele recente aanwinsten van het museum. De catalogus biedt beknopte beschrijvingen van zo'n 80 werken van schilders uit de Vlaamse school, zoals Balthasar Beschey (1708-1776), Marten Jozef Geeraerts (1707-1791), Willem Jacob Herreyns (1743-1827), Andries Cornelis Lens (1739-1822), Peeter Snyers (1681-1752) en Gaspar Peeter Verbruggen jr. (1664-1730). Daarnaast is ook een klein aantal schilderijen van buitenlandse schilders opgenomen. Alle besproken werken zijn afgebeeld, sommige, zoals het schitterende portret door Herreyns van de Antwerpse neo-classicistische schilder A.C. Lens, ook in kleur.
| |
| |
| |
Buitenplaatsen langs de Vliet
In de nazomer van 1988 werd in Museum Swaensteyn en in Museum Hofwijck, beide te Voorburg, een dubbeltentoonstelling gehouden onder te titel ‘Soeticheydt des buyten-levens’. Was de tentoonstelling op Hofwijck voornamelijk gericht op de bewoning van dit buiten door de familie Huygens in de zeventiende eeuw, in Museum Swaensteyn daarentegen werd een beeld geschetst van het leven op de talrijke historische buitenplaatsen langs de Vliet vanaf de zestiende eeuw en vanzelfsprekend werd daarbij ook ruime aandacht besteed aan de situatie tijdens achttiende eeuw. Bij deze laatste tentoonstelling verscheen ook een bundel onder redactie van Toïta Buitenhuis, Soeticheydt des buyten-levens. Historische buitenplaatsen langs de Vliet (University Press Delft, 1988), waarin verschillende aspecten van het leven op de Voorburgse buitenplaatsen worden behandeld.
| |
Armenzorg in Drente
Op de grens van het bestaan. Armen en armenzorg in Drenthe 1700-1800 is de titel van het proefschrift waarop de jonge historicus H. Gras onlangs te Groningen is gepromoveerd. In deze studie, waarvan een handelsuitgave verscheen in de Drentse Historische Reeks (Zuidwolde, Stichting Het Drentse Boek, 1989), worden theorie en praktijk van de armenzorg in het tijdens de achttiende eeuw nog grotendeels ‘woest en ledige’ Drente behandeld. Hoewel het bestaan van de Drentse armen bepaald niet rooskleurig was, stelt de auteur dat armoede met name op de Drentse zandgronden, waar het grootste deel van de bevolking leefde, in deze periode toch een marginaal verschijnsel was. Bovendien verzet hij zich tegen laatdunkende opvattingen van moderne historici over de armenzorg in het verleden. De diaconale armenzorg werd binnen de verschillende Drentse kerkgenootschappen wel degelijk beschouwd als een oprechte daad van christelijke naastenliefde, een morele plicht. Bovendien nam de Landschapsoverheid in Drente een actief aandeel in de bestrijding van armoede, vooral om criminele uitwassen van de armoede tegen te gaan.
| |
Silhouet-Reeks: achttiende-eeuwse tekstedities
Bij uitgeverij Ordeman in Rotterdam verschijnt in het najaar van 1989 een nieuwe serie tekstedities, onder de naam Silhouet-reeks. Deze reeks, een initiatief van enkele neerlandici afkomstig van de Universiteit van Amsterdam, bevat bijzondere maar tot nu toe onbekende Nederlandse teksten uit de achttiende eeuw. Deze serie wil in de eerste plaats een beeld geven van de veelzijdige literaire productie uit die tijd. De geselecteerde teksten zijn toegankelijk voor een breed publiek. Ze worden voorzien van een inleiding en verklarende aantekeningen, waarin de desbetreffende teksten op zo'n manier worden toegelicht dat de uitgaven zowel aantrekkelijk zijn voor de
| |
| |
vakgenoten als voor de ‘gewone liefhebbers’. De vormgeving van de serie is in handen van de Rotterdamse kunstenaar Paul Stoute.
Als eerste deel verschijnt in oktober 1989 een bundel parodische gedichten over de slaap, onder de titel Proeve van slaapgedichten. Deze bundel, geschreven door de Duits-Nederlandse dichter O.C.F. Hoffham (1744-1799), werd voor het eerst gedrukt in 1784. Jacqueline de Man verzorgde inleiding en commentaar bij deze verzameling light verse. Niet lang daarna zal het tweede deel van de serie uitkomen: de filosofische roman Het leven van Philopater (1691) en het Vervolg van het leven van Philopater (1697), beide van de Amsterdamse ‘bijna-predikant’ Johannes Duijkerius. De roman werd verboden en uiteindelijk verbrand (!) in de raadskamer van het stadhuis in Rotterdam (zie Literatuur, 89/1, pp. 22-29). Deze Spinozistische tekst wordt bezorgd door Gérardine Maréchal.
De redactie van de Silhouet-reeks stelt in eerste instantie een tiental tekstedities in het vooruitzicht. Samen met de uitgever streeft zij naar de publicatie van twee delen per jaar. De volgende tekstuitgaven zijn momenteel in voorbereiding:
A. Frese en C. Schaaf/J.C. Weyerman, De Uitvaert van het Vrye Metzelaersgilde (ca. 1735) en andere anti-maçonnieke teksten. De eerstgenoemde tekst is een toneelstuk (klucht) waarin een maçonnieke schertsbegrafenis wordt opgevoerd. Verder staat in deze gebloemleesde editie ook een vertoog van J.C. Weyerman tegen de Vrijmetselarij; dit dateert van 1738. De editeurs zijn Machteld Bouman en Marike Vierstra. |
|
C.L. Willebrand, Geschiedenis en zonderlinge levensgevallen van eenen Hottentot door hem zelven beschreven (1774). In deze zeldzame tekst wordt - hetgeen zeer uitzonderlijk is - de koloniale geschiedenis aan de Kaap op een literaire manier beschreven. De editeurs zijn Peter Buys en Rien Goettsch. |
|
Het wonderlyk leeven en de dappere oorlogsdaaden van de kloekmoedige land- en zeeheldin (1694). Deze, in de achttiende eeuw zeer populaire tekst behoort tot het genre van de travestieroman. De editeurs zijn Ed Olijkan en Dick Wortel. |
|
Een bundel achttiende-eeuwse gelegenheidsgedichten. Adèle Nieuweboer inventariseerde de gelegenheidsgedichten uit de periode 1700-1800 en bereidt op grond hiervan een bloemlezing voor waarin allerlei subgenres vertegenwoordigd zijn: huwelijkscouranten, komische pleidooien, drilgedichten, parodieën etc. |
| |
| |
O.C.F. Hoffham, Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy (1788). Achter deze saaie titel gaat een spotpoëtica schuil, die vervaardigd is met een zeldzame nauwgezetheid. Hoffham, die in het genre van de parodie zeer bedreven was, schreef hiermee een zeer interessante en grappige tekst. De editeur is Jacqueline de Man. |
|
Bloemlezing uit ‘De Vaderlander’ (1776-1779). De Vaderlander is een spectatoriaal geschrift met een grote verscheidenheid aan onderwerpen en presentatievormen. Een van de veel voorkomende onderwerpen is de kwijnende achttiende-eeuwse economie. De editeur is Juri Barth. |
|
B. Daalbert (Petrus de Wacker van Zon), Jan Perfect of de Weg der volmaking (1817). De om zijn komische werken bekende auteur schreef met Jan Perfect een parodie op het in de Verlichting zo dominerende geloof in de (menselijke) vooruitgang. Pieter van Wissing verzorgt deze uitgave. |
De volgorde van de verschillende uitgaven ligt nog niet helemaal vast. De redactie houdt zich aanbevolen voor suggesties. Verdere inlichtingen kunnen worden ingewonnen bij Jacqueline de Man, p/a Bureau Basisvoorziening Tekstedities te 's-Gravenhage (tel. 070-855480).
Names de redactie: Jacqueline de Man.
Cahiers van het Studiecentrum 18e-eeuwse Zuidnederlandse Letterkunde
Het Studiecentrum 18e-eeuwse Zuidnederlandse Letterkunde van de Facultés Univeresitaires Saint-Louis te Brussel heeft in 1987 het initiatief genomen tot de uitgave van een reeks Cahiers waarin aan onderzoekers op het gebied van de achttiende-eeuwse Zuidnederlandse letterkunde de mogelijkheid wordt geboden studies van wat grotere omvang, die gewoonlijk in de bestaande tijdschriften geen plaats kunnen krijgen, te publiceren. Hierbij wordt gedacht aan veelsoortige literaire teksten, zoals toneelstukken, gedichten, volksliederen, pamfletten, almanakken, volksboeken, nieuwsbladen e.d. Het is de bedoeling dat jaarlijks twee afleveringen zullen verschijnen. Inmiddels zijn de volgende drie afleveringen uitgekomen:
1. | J. Huyghebaert, Oud en nieuw toneel in het graafschap Vlaanderen 1750-1815, Brussel, 1987, 145 pp. (met vele afbeeldingen van originele documenten); |
2. | J. Smeyers, Jozef de Wolf en zijn gevecht met ‘Den geest der reden’, Brussel, 1987, 30 pp.; |
3. | Michiel de Swaan, De gecroonde Leersse, ingeleid en uitgegeven door J. Smeyers, Brussel, 1989, 2 dln., A: Inleiding en tekst, 116 pp.; B: Woorden tekstverklaring, 62 pp. |
| |
| |
De Cahiers, waarin in een volgende aflevering van deze rubriek nader aandacht zal worden geschonken, zijn te verkrijgen tegen een prijs van Bf 700 ofwel Hfl. 40,- per twee afleveringen, te storten op postrekeningnummer 431.2017069.21 van J. Smeyers (voor België) en postrekeningnummer 13.06.25.787 van Cahiers XVIII-de Eeuw, Brussel (voor Nederland).
| |
Willem en Mary
De herdenking van de ‘Glorious Revolution’ zowel in Engeland als in Nederland heeft een ware vloed van publicaties, bundels, artikelen, tentoonstellingscatalogi en wat dies meer zij met zich mee gebracht, waarin ook voor de geïnteresseerden op het gebied van de achttiende eeuw veel belangwekkends te vinden is. Het officiële gedenkboek van de herdenking, In het gevolg van Willem III & Mary. Huizen en tuinen uit hun tijd (Amsterdam 1988), samengesteld door S. van Raay en P. Spies, bevat veel nieuwe gegevens over de ‘wooncultuur’ van de stadhouder-koning en zijn Engelse echtgenote, onder andere op basis van onderzoek in Engelse archieven. Dat geldt ook voor de uitgebreide tweetalige catalogus die onder redactie van John Dixon Hunt en Erik de Jong verscheen bij de tentoonstelling in Rijksmuseum Paleis ‘Het Loo’, The Anglo-Dutch garden in the age of William and Mary / De gouden eeuw van de Hollandse tuinkunst (speciaal dubbelnummer van het Engelse Journal of garden history, 8 [1988]). Deze publicatie sluit overigens uitstekend aan op het in 1987 door de Werkgroep 18e Eeuw georganiseerde symposium over achttiende-eeuwse tuinen in de Nederlandse Republiek. In de bundel Willem III de stadhouder-koning en zijn tijd, verschenen onder redactie van A.G.H. Bachrach e.a., kan men bijdragen vinden over de persoon van Willem III, over het politieke en economische leven in zijn tijd, alsmede over de intellectuele en culturele interactie tussen Groot-Brittannië en Nederland rond 1700. In een nawoord schrijven H. Bots en P.J.A.N. Rietbergen enkele behartenswaardige woorden over het nut van dit soort herdenkingen.
Een speciaal nummer van het tijdschrift De Boekenwereld was in 1988 (jrg. 5, nr. 1) gewijd aan Romeyn de Hooghe (1645-1708), een van de belangrijkste kunstenaars-propagandisten in dienst van de Stadhouder-Koning.
| |
Swift in Nederland (1700-1800)
In juni van dit jaar promoveerde F.J.A. Jagtenberg op een proefschrift, getiteld Jonathan Swift in Nederland (1700-1800) (348 pp. met ill.; een handelseditie verscheen bij uitgeverij Sub Rosa in de reeks Deventer Studiën, deel 10, prijs fl. 40,-). Deze studie vormt de neerslag van een veelomvattend onderzoek, dat globaal het volgende beeld oplevert.
Nederland heeft in de Swift-receptie op het Europese continent een belangrijke rol gespeeld, door uitgeversinitiatieven in het begin van de 18e
| |
| |
eeuw (gedocumenteerd in een speciale bibliografie in Jagtenbergs boek), en vanaf 1721 door de invloed van Franse vertalingen van Swifts A tale of a tub (oorspronkelijke uitgave 1704) en andere satires. In Le Conte du tonneau, de eerste - integrale, maar vrije - overzetting van Swifts satirische hoofdwerk, vrijwel zeker van de hand van Justus van Effen, is zijn werk, dat naar vorm en inhoud botste met de regels van het Franse classicisme, door een uitvoerige inleiding en verhelderende aantekeningen toegankelijk gemaakt voor de continentale lezer. Deze vertaling, veelvuldig herdrukt in Nederland en Zwitserland, heeft mede als bron gediend voor G.Ch. Wolfs Duitse vertaling van 1729 en Pieter de Clercqs Nederlandse overzetting, getiteld Vertelsel van de ton (1735). De vertaling van Van Effen werd in 1736 in Frankrijk ook bewerkt tot een verhaal in brieven, waaruit alle anti-katholieke elementen waren verwijderd. Tot dan toe had men in Frankrijk vooral Les Trois justaucorps gelezen, een bewerking van Swifts Tale die vlak voor Le Conte in Den Haag was verschenen en waarin het anti-katholieke deel juist was uitgebreid. Van Gulliver's travels (1726) kwamen begin 1727 in de Republiek een Nederlandse en een Franse vertaling uit, waarvan de laatste ook weer bij andere vertalingen is benut.
Uit een vergelijking van de verschillende Nederlandse en Franse Swiftversies blijkt dat de vertaalopvattingen verdeeld waren volgens een breed scala: van verregaande adaptie naar vorm en inhoud voor een Frans publiek, via integrale, vormgetrouwe vertaling met stilistische concessies aan de bon goût voor een publiek van Franstaligen in Nederland, tot integrale en nauwgezette vertaling voor een Nederlands publiek.
Naast deze welkome bijdrage aan de historische vertaalwetenschap biedt Jagtenbergs boek ook een grondige inventarisatie van de Swift-receptie in de periodieke pers. Helaas is deze inventarisatie niet chronologisch gepresenteerd en is de auteur ook karig met jaartallen in de tekst, zodat de lezer, om inzicht te krijgen in het verloop in de tijd van de Swift-waardering veelvuldig noten en bibliografie moet raadplegen.
Na 1740 werd Swifts werk uit de publieke aandacht verdrongen door dat van Richardson, later, rond 1770, was Rabener het belangrijkste voorbeeld bij satirische experimenten. Vanaf 1780 echter werd Swifts werk opnieuw actueel als bron van inspiratie in de politieke pennestrijd, terwijl anecdotes over zijn leven literair vermaak verschaften. Van de reductie van Gulliver's travels tot lectuur voor kinderen was in ieder geval vóór 1820 in Nederland nog geen sprake; in 1791 kwam nog een nieuwe integrale Nederlandse vertaling van het werk uit. Door deze lang volgehouden serieuze aandacht voor Swifts werk onderscheidt Nederland zich van andere landen. Uniek is ook dat Swifts politieke (anti-Nederlandse) en religieuze ideeën in de Nederlandstalige receptie van zijn werk geen rol hebben gespeeld, terwijl ook aanvallen op zijn persoon hier uitbleven.
Agnes Zwaneveld
|
|